De vrouwen van Pasen

(Lucas 24 : 1 – 12)

De laatsten, die bij Jezus weggingen en de eersten, die weer kwamen: vrouwen. Vrouwen uit Galilea. Vanaf het begin hebben zij Jezus gevolgd. Tot het einde zijn zij gebleven. Zij hebben gezien, waar Jezus haastig begraven werd. Zij hebben vlak voor de rustdag nog kruiden en specerijen klaargemaakt. De laatsten. Zij zijn de eersten die op zondagmorgen met hun specerijen op weg gaan naar het graf. Vrouwen: de laatsten, die weggingen en de eersten, die kwamen.

Ik kan zo slecht praten over mijn geloof, zei ze tegen mij. Moet dat dan?, vroeg ik. Wij zijn verder gaan praten. We kwamen op de vrouwen, die Jezus hebben gevolgd. Zij dienden Hem, die geen huis en bezittingen had, met hun gaven. Zij trokken met Hem mee. Heel ongebruikelijk in die tijd. Ze mensen zullen er vreemd van opgekeken hebben. Maria van Magdala, Johanna, Suzanna, en anderen. Het staat al in hoofdstuk 8 van het Lucasevangelie. En je hoort die vrouwen nooit praten, het hele evangelie door. Ze zeggen geen woord. Praten over je geloof: hoezo? Moet dat? Kan dat?

Want mannen praten over hun geloof. Zo hoort dat in die tijd. We horen bij Lucas heel wat mannen praten. Over belangrijke kwesties. Wie de eerste zal zijn. En we horen Petrus praten. Hij zweert Jezus eeuwige trouw (eeuwig duurt niet langer dan het kraaien van een haan). Je hoort Judas praten, dat ze Jezus van hem cadeau kunnen krijgen (nou ja, vooruit, dertig zilverstukken). We horen ook de tegenstanders praten, de Hoge Raad, Pilatus, Herodes.

Praten als vrouw over je geloof? Heb je dat geleerd? Ben je daartoe uitgenodigd? Have you been empowered? – heet dat in de wereldwijde oecumene. Zo was het vroeger toch niet, en nu soms nog niet. De dogmatiek, de leerstellingen, de kerkorde: ze zijn voornamelijk door mannen gemaakt. Mannen namen, nemen(?) de belangrijke beslissingen. Vrouwen kregen, krijgen(?) weinig kansen. We zijn er nog niet met de emancipatie, hoor ik, lees ik.

Ik kan zo slecht praten over mijn geloof, zei ze tegen mij. Omdat het haar niet geleerd is? Omdat mannen sowieso niet luisteren? Zelfs de elf discipelen in dit verhaal luisteren niet. ‘Pasen?’, zeggen ze, ‘onzin, vrouwenpraat, dus nonsens’.

Als je nu eens niet op de sprekers let, de mensen van de woorden, de goed gebekte mannen in het evangelie… De echtheid van geloof is niet hetzelfde als de hoeveelheid woorden, die je er over morst. De grootste sprekers zijn niet de beste gelovigen, en de beste redeneertalenten hebben er vaak met minst van begrepen. Als je nu eens niet op de sprekerds (en de prekerds) let, maar op de vrouwen: ze zijn Jezus gevolgd, helemaal uit Galilea naar Jeruzalem. De laatsten, die weggaan bij het graf van de Heer. De eersten, die vroeg in de morgen komen. Als je daarop let, dan zijn de meest constante en volhardende volgelingen van Jezus vrouwen geweest: Maria van Magdala, Johanna, Suzanna, een andere Maria…

Niet praten, maar doen. Eindelijk hoor je even niets meer van de twaalven, ik bedoel de elven (en dat is voorde variatie wel eens lekker rustig). Die zitten blijkbaar bij elkaar te sippen: de mooie droom van Jezus is uit. Of ze zitten weer te redeneren (want sommige mannen leren het nooit); plannen maken voor de bouw van een Heilige Grafkerk of een ander monument… Je hoort wel van vrouwen. Zij zijn de eersten die in het Paasevangelie worden vermeld. Zij discussiëren niet over Jezus, maar dienen Hem. Ook nu nog, nu alles uit is. Met onvoorstelbare trouw gaan zij met tranen in de ogen de begrafenis afmaken. Hun Jezus verdient beter dan een noodbegrafenis, in hoog tempo, want voor zonsondergang moest alles klaar zijn: de sabbat, nietwaar?

De mannen zijn nergens meer. De vrouwen komen. Helemaal ongevaarlijk is dat niet. Om uit je schuilhoek te komen. Jezelf te laten zien als volgeling van Jezus. Toch nog, na zijn smadelijke dood aan het kruis. Vrouwen horen geen initiatieven te nemen; ze horen te volgen. Zo is dat in die tijd van toen. Alleen in die tijd van toen..? Je hoofddoek afdoen is hier en daar levensgevaarlijk…

De vrouwen zijn er het dichtst bij. Maar ook zij zijn nog zo ver weg. Want ook zij, die het geheim van leven geven kennen, staan nog helemaal aan de kant van de dood, van het graf. Verder kijken zij ook niet. Ze kunnen niet. Als het aan hen lag, hadden ze alleen de begrafenis maar afgemaakt. Neem het de vrouwen maar niet kwalijk. Want we kunnen het geen van allen: verder kijken dan het graf. Daar houden al onze mogelijkheden, al onze liefde, trouw en zorg op. Daar kom je ook niet overheen. Niemand mag onderschatten, hoe wreed de dood eigenlijk is. Alles houdt op. Geen verwachting meer. Wij zijn dan aan het eind van ons Latijn. Wij staan met de vrouwen aan deze kant van de dood. En dat is echt het laatste woord dat wij er als gewone mensen van de koude grond over kunnen zeggen. Het laatste dat wij kunnen doen is: naar een graf toegaan. Wij hebben nog nooit iemand terug zien komen. Wij kunnen niet verder kijken dan het graf. Daar houden onze mogelijkheden op.

Maar als dat àndere verhaal er niet meer is, als dat lied niet meer gezongen wordt: dan is er voor vrouwen, mannen en kinderen alleen maar een ander liedje. Een treurig liedje. Dood is dood. En dit leven is leven. Meer is er niet. Dit lieve leven met pijn, hoop, teleurstellingen, vreugde: dat is alles. We hebben geen andere aarde dan deze. Geen andere geschiedenis dan deze. Dat is, als je het nieuws goed op je in laat werken, treurig. Vrolijk word je er niet van. Dan blijven we alleen met de mannenwereld, de mannentaal.

Dat àndere verhaal gaat over een ander leven: dat van Jezus. Een Godsgeschenk, deze Jezus. Daar hebben we geen tweede van. Beschikbaar voor andere mensen tot de dood. Hij neemt de pijn van ons over. En de zonde, waar het voor ons onherroepelijk stuk is gegaan en wij niets meer goed kunnen maken. Deze Jezus, die vrouwen kent en mannen een toontje lager laat zingen. Als zelfs deze Jezus doodloopt op de dood… Als er bij Hem geen uitzondering op de regel mogelijk is, zelfs bij Hem… Als Pasen alleen maar vrome fantasie is, die je als modern en kritisch denkend mens niet hoeft te geloven: dan wordt het helemaal in-triest en diep treurig. Als wij ook, zelfs, van Hem niets meer over hebben dan een graf en een lieve naam: dan houd ik er vandaag nog mee op. Want waarmee moet ik mezelf en anderen dan nog troosten? Ik, die wel heb leren praten en redeneren over mijn geloof, misschien meer dan goed voor me (en voor anderen..) is: wat kan ik dan nog zeggen?

Vindt u het vreemd, dat ik me dan toch met alles wat ik heb aan dat verhaal en dat lied en het feit van Pasen vastklamp? De regel is: we kijken niet verder dan het graf. Maar als God voor Jezus de regel openbreekt, een uitzondering maakt: dan is het niet tevergeefs meer om die woorden en daden van Jezus te leren. Om achter Hem aan te leven, Hem tegemoet. Dan is er nog een ander leven dan dit, een andere toekomst dan die wij kunnen maken.

Maar hoe kom je zover? De vrouwen zijn niet zo ver gekomen. Zij kwamen verder dan de mannen, maar zij staan ook aan de grens. Er moet meer gebeuren. De hemel moet er aan te pas komen. Twee mannen in een blinkend gewaad. Toch weer mannen? Ja, Mozes en Elia komen weer even langs (dat wordt nog een verhaal apart, over Mozes en Elia). De vrouwen worden op een ander spoor gezet. Over het graf heen kijken, een kort bezoek in de hemel? Daar is geen sprake van in dit verhaal. Nee, ze moeten terugkijken. De woorden van Jezus, die Hij in Galilea nog gesproken heeft over overgeleverd worden, gekruisigd en opgewekt als de weg, die God met Hem gaat. De weg die Hij moet gaan. Die woorden moeten ze gedenken, staat er letterlijk.

De vrouwen gedachten deze woorden. Ze laten die woorden weer binnenkomen. Ze laten hun leven en koers erdoor bepalen. Alsof het niet woorden uit Galilea zijn, maar uit Jeruzalem, bij het lege graf. Gedenken is niet maar: je herinneren. Zo is het bij ons in de Bijbel wel vertaald, maar het is veel te vlak. Gedenken is: Iemand met je mee laten gaan, je leven lang.

Twee dingen gebeuren er. De hemel komt er aan te pas, met een boodschap. De Levende is niet bij de doden, het graf is leeg, Hij is opgewekt. Het tweede: de vrouwen gedenken zijn woorden. En dan is die vreemde hemelse boodschap niet zo vreemd meer. Als je werkelijk naar Jezus’ woorden en daden luistert, kom je niemand minder tegen dan God Zelf. Hij was een van ons, maar ook boordevol van God. Maar God loopt toch niet dood? Wij kennen God toch als de God van leven, die steeds weer een nieuw begin maakt?

Gedenkt zijn woorden. De vrouwen doen het. En die vreemde boodschap wordt iets van henzelf. Nu pas gaat het geheim, dat er eigenlijk altijd al bij God was, werkelijk open. Gedenken: je eigen maken. En ze keren terug van het graf. Je zoekt de Levende toch niet bij de doden? Een graf kan bij God toch nooit het laatste woord zijn? Want dan is God dood, en wordt de dood tot god.

De vrouwen worden getuigen van Pasen. Nu pas worden hun namen genoemd. Drie namen en nog anderen. Op het getuigenis van twee of drie staat de zaak vast. Ze keren terug van het graf. Want wat zou je bij dat graf nog zoeken? Dat graf van Jezus is voorbij, telt niet meer. Ze gaan het zeggen, boodschappen, verkondigen aan de elven en de anderen. Verkondigen als Godsgezanten, ze nemen de taak van Mozes en Elia over. Ze hebben een levende Heer.

Nu zullen de mannen zeggen: wat een blijdschap. Jullie, vrouwen zijn engelen (mannen snappen wel vaker het fijne puntje niet). Dat we nu niet eerder naar jullie geluisterd hebben! Wat hadden we veel kunnen leren. Zullen we Pasen gaan vieren? Niks ervan: ‘onzin’, zeggen de mannen. Het past niet bij onze analyse van de situatie. Bovendien zijn wij veel te druk met het verdelen van de geestelijke erfenis van de dode Jezus. Zo houden wij Hem in leven. Wij gaan een traditie maken, en een kerk, met celibaat en zonder vrouw in het ambt. Want wij moeten Jezus zo goed mogelijk in leven houden. ‘Nee’, zeggen de vrouwen. ‘Hij houdt ons in leven’. Maar ze geloven het niet. En Petrus gaat gauw nog even controleren of het graf werkelijk leeg is…

En zo is het gekomen dat de officiële Paasboodschap werd: De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en aan Simon verschenen (vers 34). Alsof het pas echt begint als Simon Petrus er aan te pas komt. Maar de Paasboodschap had moeten zijn: ‘de Heer is waarlijk opgestaan, want het is ons door de vrouwen gezegd’. Ze hebben niet vaak iets gezegd, de vrouwen in het Lucasevangelie. Maar nu ze eindelijk iets gezegd hebben, had er geluisterd moeten worden.

Ik kan zo slecht praten over mijn geloof, zei ze tegen mij. En ik zei: moet dat dan?. Toch hebben we samen even gepraat. Over het Paasverhaal. Dat kun je van die vrouwen leren: doen is belangrijker dan praten. En daarom is het beter, eerst te luisteren. Luisteren, opstaan en zingen (praten kan altijd nog wel een keer…).

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: