Bijvangst (2): De oorlog tegen alcohol

Onlangs gelezen: Lisa McGirr, (geschiedkundige aan Harvard University): The War on Alcohol, Prohibition and the Rise of the American State, New York/London 2015, Kindle ed.). Ik kwam het boek tegen als “bijvangst” in mijn onderzoek naar de Koude Oorlog. In 1971 verklaarde Nixon immers dat het drugsgebruik een nationale noodsituatie vormde; drugs waren publieke vijand nummer één. In 1986 verklaarde Reagan de oorlog aan de horror van drugs, een kanker die Amerika vermoordde en terroriseerde met een langzame maar zekere chemische verwoesting. Dat kwam niet helemaal uit de lucht vallen.

Er was immers al eerder een nationale oorlog gevoerd, namelijk tegen alcohol. Tussen 1920 en 1933 gold het 18e amendement op de grondwet met de daarbij horende uitvoeringswetgeving, de Volstead Act. Amerika was qua alcohol drooggelegd: de Prohibition. Ik had eerst de neiging om mijn schouders daarover op te halen: een amendement op de grondwet dat het maar 13 jaar volhoudt, is geen schoolvoorbeeld van duurzame wetgeving. Elk land heeft recht op eigen afwijkingen, en dit was de specialité de la maison van de (moralistische) VS. Maar McGirr is er in geslaagd een boeiende, grondige (en soms net iets te uitvoerige) studie over het onderwerp te schrijven. Voorbij aan de lacherigheid: het ging volgens haar om een respectabel sociaal experiment.

Silas Slade: dat was de naam van een saloon-houder in een roman uit de tijd van de drooglegging. Proef die naam op uw tong en trek de enig juiste conclusie: daar kon nooit veel van deugen. De natie dreigde een gemeenschap van dronkenlappen te worden en voornamelijk protestantse gelovigen uit de middenklasse (Rooms-Katholieken deden niet mee, die hadden miswijn!) deden niet alleen maar een morele oproep tot matiging, maar wilden ook met staatsmacht de natie droogleggen. De saloon was voor hen de wortel van alle kwaad en poel van verderf. Protestantse vrouwen speelden bij dit initiatief een grote rol: zij wilden de door alcoholmisbruik in de arbeiderswijken getroffen echtgenotes en kinderen te hulp komen. Daarmee legitimeerden zij hun eigen deugdzaamheid als hoedsters van de natie. Groot-industriëlen kwamen de vrouwen te hulp; zij hadden de behoefte aan een gezonde arbeidersklasse. Een merkwaardige kortzichtigheid: de sociale oorzaken van alcoholmisbruik als achterstelling en armoede hoefden dankzij dit monsterverbond niet aan de orde te komen. “It was the quintessential reform of a white Protestant evangelical and largely Anglo-Saxon middle class who found their traditional mores and powers under assault in the rapidly paced world of unbridled American capitalism” (Loc. 354).

Een groot aantal Amerikanen viel al voor de drooglegging onder door de afzonderlijke staten vastgestelde anti-alcoholwetgeving. Maar de vele immigranten aan het begin van de 19e eeuw brachten hun eigen cultuur, waarvan alcohol een integraal onderdeel was, mee naar het nieuwe land. Italianen zonder wijn, Grieken zonder bruiloften en ouzo, en Polen zonder wodka – ondenkbaar. Het waren deze slecht gehuisveste immigranten die de saloons massaal bevolkten en deze ook gebruikten als politieke en sociale platforms. De drooglegging en de handhaving ervan richtte zich voornamelijk tegen deze arme onderklasse van immigranten. Wat als sociale maatregel bedoeld was, pakte op deze manier asociaal uit.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gaf aan de anti-alcoholbeweging, de “drogen”, een enorme impuls. Graan kon beter gemalen en gebakken worden tot voedsel dan tot drank verstookt. De efficiency vroeg om een tegengaan van verspilling. De brouwerijen waren vaak in handen van Duitse immigranten. De strijd tegen het bier vormde in de oorlog een onderdeel van de vereiste vaderlandsliefde. Wetgeving per afzonderlijke staat was niet afdoende, want als genabuurde staten “nat” waren was het een kwestie om even naar de buurstaat rijden om alcohol in te slaan. De “drogen” vonden dat de hervorming op federaal niveau moest worden aangepakt. De tijd was er gunstig voor: na een rustperiode van vijftig jaar waren amendementen op de constitutie weer bespreekbaar. Het was tot het van kracht worden van de Volstead-Act nog toegestaan om een privé-voorraad aan te leggen. Ook dit werkte een sociale tweedeling in de hand: de betere standen konden zich een goed gevulde wijnkelder en thuisbar veroorloven. De gewone mensen werden de illegaliteit ingejaagd.

De arme immigranten hielden zich – tegen de bedoeling van de drooglegging in – niet koest en begonnen zich, al moest het nu zonder saloon, politiek te organiseren. “The fight against Prohibition was on the surface an effort to protect leisure habits, but in a world where class cleavages closely aligned with cultural, religious, and racial divisions, it resonated with the deepest fractures of the economic and social postwar order” (Loc. 864). In huizen en in wijken ontstonden clandestiene stokerijen en brouwerijen. Deze werden per territorium beschermd door de georganiseerde misdaad met de hulp van corrupte politie-eenheden. Het gebruik van alcohol werd gehalveerd, maar er werd veel geld mee verdiend. Bier werd vijf tot tien keer zo duur en hetzelfde gold voor sterke drank, die gemakkelijker te vervoeren was.

Met de illegaliteit groeiden ook de menskracht en de bevoegdheden van het handhavingsapparaat, waarbij de Ku Klux Klan zich op sommige plaatsen als vrijwilligers-politie aansloot. Overtreding van de drooglegging was nu een federaal misdrijf én een misdrijf op het gebied van de afzonderlijke staten. Het Hooggerechtshof verklaarde met een ingewikkelde formule dat het principe dat een burger niet twee keer voor hetzelfde misdrijf vervolgd kon worden hier niet gold. De opgelegde boetes en gevangenisstraffen waren draconisch. In Texas stond op het bezit van alcohol een gevangenisstraf van een tot vijf jaar. “Despite its manifest gaps and imperfections, many Americans, and especially poor men and women, found themselves ensnared in one or more of Prohibition’s webs, arrested, charged, fined, or incarcerated by local, state, or federal agents whose methods frequently violated constitutional protections” (Loc. 1292). Vele kleine vangsten leverden de jagers veel meer extra premie op dan een paar arbeidsintensieve grote. Op het platteland van het Zuiden en het Westen vielen minstens duizend dodelijke slachtoffers. Vooral Afro-Amerikanen en immigranten van Mexicaanse komaf waren bedreigd. Het aantal gevangenissen en gevangenen explodeerde. De beter gesitueerden wisten voor hun alcohol bescherming van de georganiseerde misdaad in te kopen. In de steden ging de jonge elite in de “roaring twenties” met haar aparte clubs en muziek zo ongeveer vrijuit.

Tegenover de “fatsoensrakkers” kwamen de bier-bolsjewieken” te staan. De laatsten bleken uitstekend in staat om zich politiek te organiseren en als potentiële kiezers de Democratische Partij voor hun zaak te winnen. Dit werd breed zichtbaar bij de presidentsverkiezingen van 1928. De oude etnische scheidslijnen tussen de immigrantengroepen maakten plaats voor nieuwe bondgenootschappen. Ook steeds meer gevestigde Amerikanen kregen moeite met een met handboeien door een elitaire minderheid afgedwongen nieuwe moraliteit: de droge tirannie. De Democraten verloren op het nippertje en de Republikein Herbert Hoover werd president. Maar hij kreeg te maken met de crash op Wall Street en de economische crisis daarna.

Hoover gaf opdracht om de Prohibition te evalueren. Hij dacht daarbij aan een betere handhaving en bestrijding van de georganiseerde misdaad. Maar de rapporten van de onderzoekscommissie bliezen mythen op: de georganiseerde misdaad bleek niet in handen van buitenlanders te zijn. Het probleem van alcoholgebruik bleek niet op te wegen tegen de loodzware en kostbare oplossing van de handhaving van de wet, die elk jaar duurder werd. De oplossing zelf werd een probleem, het middel bleek erger dan de kwaal. Niet alleen de arbeiders, maar ook de protestantse middenklassers zagen geen heil meer in het “leger van Volstead”. Hoover negeerde de uitkomsten van het door hem zelf gevraagde onderzoek. “He cemented the public’s perception of him as dogged, stubborn and tone-deaf” (Loc. 3982). Een einde aan de drooglegging zou immers nieuwe banen opleveren in de brouwerijen en stokerijen, en lagere uitgaven.

De presidentsverkiezingen van 1932 werden door de kwestie van het herroepen van het amendement op de grondwet overheerst. Roosevelt was eerst nog terughoudend, maar kon er op de Democratische Conventie niet meer onderuit om zich duidelijk uit te spreken. Het herroepen van het amendement zou nu deel gaan uitmaken van een New Deal voor het Amerikaanse volk. Hoover verloor de verkiezingen. Roosevelt maakte zijn belofte waar. De eerste week van zijn regering leverde niet alleen de redding van de banken op en het herstel van het vertrouwen in de economie, maar ook een aankondiging van nieuwe wetgeving. Het 18e amendement werd uiteindelijk door het 21e amendement ingetrokken. Het heeft alleen geschiedenis gemaakt door de weg te banen voor meer bevoegdheden van en ingrijpen door de federale overheid op sociaaleconomisch gebied. De New Deal was door de drooglegging voorbereid. Er bleven slechts regionaal “droge eilanden” over (Mississippi tot 1966).

“World War I, the ensuing war on alcohol, and finally the economic crisis fostered broader acceptance for the long reach of federal power” (Loc. 4164). Zal de oorlog tegen drugs net zo zinloos blijken te zijn als de drooglegging? Het boek bevat voldoende materiaal om achterdochtig te worden tegen “social engineering” die met de spierballen van de overheid wordt afgedwongen. Wees gewaarschuwd als idealisten de beschikking krijgen over handboeien…

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: