Een crisis met veel aspecten: Suez (1956)

De hoofdrolspelers

De Suez-crisis was een onderdeel van de worsteling om de macht van de twee blokken van Oost en West. Het charme-offensief van de Sovjet-Unie die uit haar isolement kwam en handelsmissies naar de zich ontwikkelende landen begon te organiseren, werd in de hoofdsteden van het Westen met argusogen gevolgd. De Suez-crisis was echter ook veel meer dan dat. Zij was ook een onderdeel van het dekolonisatieproces. Egypte kwam onder leiding van haar jonge en energieke president Nasser in opstand tegen de laatste sporen van het Britse imperium. Ook moedigde hij het verzet van de Algerijnen tegen hun Franse beschermheren en meesters aan. Voor het zelfbewustzijn van de niet gebonden landen was Nassers nationalisatie van het Suezkanaal van groot belang.

De Suezcrisis was daarnaast ook onderdeel van het conflict tussen de Arabische wereld en Israël. De Egyptische blokkade van de Golf van Aqaba en van het Suezkanaal voor de Israëlische scheepvaart vormde voor Israël een casus belli, een aanleiding tot oorlog. Bij de Suez-crisis speelde ook het conflict om het primaat binnen de Arabische wereld een rol. Was Nasser de rijzende ster, of de premier van Irak, Nuri al-Said, met wie de Britten zich verbonden hadden? Meer op de achtergrond waren er ook nog de oliebelangen en een verschil in visie op de ontwikkeling van de “derde wereld”: diende deze leverancier van goedkope grondstoffen te blijven, of zou zij een industrialiseringsproces kunnen doormaken en daarmee concurrent worden van de gevestigde industrieën in het Noorden en Westen?

Deze kluwen van belangen en conflicten was gesitueerd rond het 163 kilometer lange Suezkanaal, dat in 1869 geopend was. Het werd beheerd door de door Europeanen gedomineerde Suez Canal Company (SCC), een in Egypte gevestigde onderneming. De grootste aandeelhouder was de Britse regering. De meerderheid van de particuliere aandeelhouders had de Franse nationaliteit. De SCC had jaren lang weinig geïnvesteerd in het onderhoud en de modernisering van de vaarweg. Het kanaal bracht aan tolgelden tientallen miljoenen per jaar op. De meerderheid van het kader van de onderneming kwam uit Europa. Slechts 17% van de loodsen had de Egyptische nationaliteit. Het kanaal lag in Egypte. Voor de beveiliging van het kanaal en de zone er omheen droegen traditioneel de Britten zorg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de jaren daarna vormde de Kanaalzone de grootste militaire basis ter wereld. Er waren 80.000 Britse militairen gelegerd.

De hoofdrolspelers in het acute conflict waren deze keer regionale machten. De twee grootmachten speelden slechts bij het beëindigen van de crisis een grotere rol. Zij waren overal buiten gehouden. De crisis was een Britse, Franse en Israëlische coproductie.

Egypte was sinds 1922 in naam onafhankelijk, maar achter – en soms voor! – de schermen oefenden de Britten grote invloed uit. Koning Faroek kreeg kort en goed te horen welke pro-Britse premier hij moest aanstellen. Dat veranderde toen Nasser op 23 juli 1952 via een coup aan de macht kwam. In Egypte vonden grote sociale veranderingen plaats. Er ontstond een nieuwe middenklasse: de effendis. Zij waren goed opgeleid, woonden voornamelijk in de grote steden en hadden daarom veel invloed. Economisch waren zij echter kansloos omdat alle beschikbare kaderfuncties door de bestuurdersklasse van de grootgrondbezitters, de pashas, de Britten en de andere Europeanen werden bezet. De pashas zagen geen heil in een progressief belastingstelsel. Daarom kampte Egypte met een chronisch tekort aan eigen kapitaal en daarom ook aan buitenlandse investeerders. De effendis haatten de Britten en hadden veel vertrouwen in het Sovjet-model van centrale industriële planning. Zij pleitten voor een sterke staat en een groot leger. Daarmee was immers werkgelegenheid gegarandeerd. De Britten zagen het ontstaan van deze nieuwe middenklasse over het hoofd. Het erkennen van de effendis zou immers een vermindering van Britse invloed betekenen, en industrialisatie van Egypte vormde een bedreiging van de eigen industrie in het moederland.

In juli 1954 kwam er een overeenkomst tussen Egypte en het United Kingdom tot stand. De Britten zouden hun militairen per juni 1956 uit de Kanaalzone terugtrekken. Britse technici mochten nog zeven jaren in de Kanaalzone blijven. Als er een oorlog rond Egypte zou uitbreken en de veiligheid van het kanaal in geding kwam, hadden de Britten het recht om opnieuw militairen naar de Kanaalzone te sturen. Met deze overeenkomst was de weg vrij voor Britse en Amerikaanse wapenleveranties aan het Egyptische leger. De interne oppositie tegen Nasser groeide echter en dwong hem om zich breder te oriënteren. Hij werd een meester in het tegen elkaar uit spelen van Oost en West. Hij bezocht de Bandungconferentie en wekte daar een positieve indruk. In september 1955 sloot hij via Tsjechoslowakije een overeenkomst met de Sovjet-Unie over wapenleveranties. Hij kreeg de beschikking over moderne tanks, artillerie en vliegtuigen. Daarmee was de loyaliteit van het leger verzekerd.

Voor de financiering van de grote Aswan-stuwdam klopte Nasser bij het Westen aan. Deze stuwdam was niet alleen van belang voor de bevloeiing van de Egyptische katoenverbouw maar ook voor het opwekken van energie voor de industrialisatie van Egypte. Het Amerikaanse Congres reageerde echter achterdochtig. De vertegenwoordigers van zuidelijke staten zagen niet in waarom zij de concurrentie met hun eigen verbouw van katoen en hun eigen industrieën moesten financieren. Nasser stelde zich immers niet als een loyale bondgenoot op, deed zaken met de Sovjets, vormde een bedreiging voor Israël en was overgegaan tot de erkenning van de Chinese Volksrepubliek. Het Congres liet zich niet door Dulles en Eisenhower overtuigen. Op 19 juli 1956 schrapten zij daarom in overleg met het UK de plannen voor de financiering van de stuwdam. Op 24 juli nationaliseerde Nasser de SCC. Deze nationalisering was legaal, mits aan twee voorwaarden werd voldaan: de aandeelhouders van de SCC moesten schadeloos gesteld worden, en Egypte diende het recht op vrije doorvaart door het kanaal te garanderen. Ten aanzien van Israël werd aan deze tweede voorwaarde niet voldaan.

Voor Frankrijk stond al vast dat Nasser van het toneel diende te verdwijnen. Frankrijk had grote koloniale belangen in Afrika. Door de tariefmuren kon Frankrijk de eigen industrie en de welvaartsstaat overeind houden. Algerije was Frankrijks kroonjuweel: het gold als onvervreemdbaar onderdeel van Frankrijk en had zelfs eigen afgevaardigden in het Franse parlement. Men verwachtte olie te zullen vinden in Algerije, en het uitgestrekte land was nodig als Frankrijk kernproeven zou gaan doen. De Algerijnse bevrijdingsbeweging Front de libération nationale (FLN) piekerde er echter niet over om zich bij deze stand van zaken neer te leggen. Daarom werd in Algerije de staat van beleg afgekondigd. Het Franse leger wilde zich revancheren voor de nederlaag in Dien Bien Phu en trad met harde hand op. Het aantal Franse militairen in de kolonie steeg tot 400.000. Veel leden van het FLN-kader hadden een goed heenkomen in Egypte gezocht. Nasser steunde het FLN met propaganda via radio Caïro en met wapenleveranties. Hij wilde daarmee een vooraanstaande positie in de Arabische wereld bereiken. Op 22 oktober 1956 had Frankrijk een vliegtuig waarin FLN-leiders van Marokko op weg waren naar Tunesië tot landing in Algiers gedwongen. De FLN leiders werden gevangen gezet. In Caïro braken rellen uit.

De Fransen hadden ook moeite met de leidende rol die de VS in het Westen had. De NATO fungeerde als veiligheidspact, maar niet als politieke unie met eigen inspraak voor de Europese landen. Door de Amerikaanse plannen voor uitbreiding van de nucleaire verdediging zouden de Europese lidstaten van de NATO verantwoordelijk zijn voor de conventionele verdediging van Europa. Hun strijdkrachten waren dan niet meer beschikbaar voor koloniale taken. Zou Europa niet een derde machtsblok tussen Oost en West kunnen worden, in een gemenebest met de koloniën? De Franse premier Mollet legde zelfs een plan voor een staten-unie met het UK op tafel, of anders een Franse toetreding tot het Britse gemenebest. De Britten hielden de boot af: eerst moest de bestaande crisis rond het Suezkanaal worden opgelost.

Voordat de Britten als bondgenoten tegen Nasser in beeld kwamen, was er al intensief overleg bezig tussen Frankrijk en Israël. Het overleg ging over wapenleveranties, nucleaire samenwerking en coördinatie van het werk van de inlichtingendiensten. Israël kreeg een eigen kernreactor in Dimona in de Negev en moderne wapens. De Franse industrie zat om orders verlegen en leverde graag. Israël bevond zich strategisch in een nadelige positie: het werd aan alle kanten omringd door vijanden. Jordanië was een bondgenoot van de Britten. Enerzijds zouden de Britten een matigende invloed op Jordanië kunnen uitoefenen, maar hoeveel goodwill kon Israël na de strijd met de Britten voor onafhankelijkheid nog van hen verwachten? Het Foreign Office dacht pro-Arabisch. De VS, het UK en Frankrijk hadden als grote wapenleveranciers in 1950 een Tripartite Declaration opgesteld waarmee zij een wapenwedloop in het Midden-Oosten wilden voorkomen. Wat aan de ene partij geleverd werd, moest ook aan de andere partij geleverd worden. In de praktijk was Israël in het nadeel omdat de vitale belangen van Frankrijk en het UK ergens anders in de regio lagen.

Door de wapenleveranties van de Sovjets aan Nasser (de Sovjet-Unie was uiteraard niet aan de Tripartite Declaration gebonden) raakte de situatie voor Israël nog verder in onbalans. Nadat de Britse strijdkrachten zich uit de Kanaalzone terug hadden getrokken, werd Israël in Nassers propaganda de grootste vijand. Ook daarmee wilde hij zijn vooraanstaande positie in de Arabische wereld versterken. Nasser moedigde terroristische aanvallen vanuit de Sinaï en de Gazastrook op Israël aan. Uiteraard bleven Israëlische vergeldingsmaatregelen niet uit. Op 28 februari 1956 vielen Israëlische commando’s een Egyptische legerbasis bij Gaza aan. Tientallen Egyptische militairen lieten het leven. Daarna blokkeerde Nasser de Golf van Aqaba voor de Israëlische scheepvaart. De haven van Eilat werd onbereikbaar.

De belangen van Frankrijk en Israël begonnen samen te vallen. Nasser moest worden verslagen, liefst voordat er nog meer wapenleveranties van de Sovjets kwamen en voordat de Egyptische strijdkrachten zich de nieuwe technieken eigen gemaakt hadden. Voor de Fransen gold dat één in Egypte vechtende Franse divisie effectiever was dan vier divisies in Algerije. Frankrijk negeerde de Tripartite Declaration en begon op grote schaal wapens aan Israël te leveren. Kort na de nationalisatie van het Suezkanaal werden de eerste plannen gemaakt voor een Frans-Israëlische aanval op Egypte. Pas in oktober werden de Britten van deze geheime alliantie op de hoogte gesteld. Frankrijk was de enige bondgenoot waar Israël op kon rekenen. Van de VS kon toen alleen maar welwillende neutraliteit worden verwacht vanwege de Amerikaanse oliebelangen in Saoedi-Arabië.

De Sovjet-Unie wilde na de dood van Stalin een speler worden op het internationale economische veld. De tijd van het stalinistische isolement dat niet-communisten behandelde als anti-communisten was voorbij. Chroesjtsjov was van mening dat de Sovjet-Unie potentiële bondgenoten nodeloos van zich vervreemd had. De Sovjet-Unie begon een handelsoffensief. Sommige Aziatische landen gebruikten de nieuwe contacten met de Sovjet-Unie om de VS onder druk te zetten om meer hulp te verstrekken. In 1953 stuurde Nasser al een handelsmissie naar het Oostblok. Het bezoek duurde twee maanden, maar leidde toen nog niet tot concrete resultaten.

In november 1955 bracht Chroesjtsjov een bezoek aan India, Birma en Afghanistan. Het bezoek duurde een maand. Het argument om hulp te verstrekken was dat men de Amerikanen voor moest wezen, die de Sovjet-Unie van alle kanten met hun bases omringden. De Russische handel met de zich ontwikkelende landen verdubbelde tussen 1954 en 1956. In de VS begon onrust te ontstaan over de successen van Chroesjtsjov en de wapenleveranties aan Nasser. In werkelijkheid bleef de Sovjet-Unie op het gebied van de buitenlandse handel een dwerg, vergeleken bij de Amerikaanse reus. De vrees voor het binnendringen van de Sovjet-Unie in de olierijke regio van het Midden-Oosten was overdreven. De Sovjet-Unie ging dan wel de bouw van de Aswan-stuwdam financieren, maar het Arabische nationalisme was meer dan opgewassen tegen de sirenenzang van het communisme.

De meest merkwaardige rol in deze kluwen van belangen en conflicten speelden de Britten. Daarover de volgende keer.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: