Onderzoekers van de Koude Oorlog werden moe van het eindeloze gehakketak tussen de aanhangers van de klassieke visie en het revisionistische verhaal. Zij zochten een nieuwe benadering. De geschiedenis heeft immers niet alleen maar een persoonlijke dimensie met helden en schurken, die men kan aanwijzen. Er zijn ook omstandigheden die de beslissingen van mensen bepalen. De geschiedenis heeft ook een structurele, procesmatige en zelfs onvermijdelijke kant. De wapenstilstandslijnen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa lagen bijvoorbeeld nu eenmaal waar zij lagen. President Roosevelt was voor die tijd al overleden en werd opgevolgd door vicepresident Truman, die totaal niet ingewerkt was. Churchill won de oorlog, maar verloor de vrede en – thuis – de verkiezingen. Het resultaat was dat op de conferentie van Potsdam (17 juli tot 2 augustus 1945) Stalin de enige ervaren oudgediende was met twee nieuwelingen tegenover zich. Van dergelijke omstandigheden kan men niemand de schuld geven.
Er kwam een nieuw verhaal op, een nieuwe poging om de feiten te selecteren en in een samenhang te plaatsen en te leren van de eenzijdigheden van de vorige verhalen: het post-revisionisme. Zoals het rechtse en het linkse verhaal is ook het post-revisionisme een kind van zijn tijd: het heeft een geseculariseerde benadering van de werkelijkheid en wil niet moraliseren. In Nederland moest de zwart-wit benadering van de Tweede Wereldoorlog met helden en schurken plaats maken voor een nieuwe nuchterheid van een grijs verleden. Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking had niet meer gedaan dan proberen te overleven, zo goed en zo kwaad als dat ging. Het post-revisionisme had er evenmin behoefte aan om de schuldvraag voor het ontstaan van de Koude Oorlog bij west of oost te zoeken. De procesmatige kant van de Koude Oorlog moest boven water worden gehaald. Beide kampen zaten gevangen in een zichzelf versnellend proces van acties, reacties, en misverstanden. Stappen die de ene partij defensief bedoelde (de bufferzone van bevriende staten, die de Sovjet-Unie wenste) werden door de andere partij offensief opgevat: de bufferzone zou als uitvalsbasis voor nieuwe veroveringen of claims kunnen fungeren.
De Grote Alliantie van de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, en de VS (Frankrijk speelde tot groot verdriet van de Gaulle een ondergeschikte rol) tegen Nazi-Duitsland was aan het einde van de oorlog een verzuurd verstandshuwelijk geworden waarin het wantrouwen overheerste. Dat vroeg bijna om ongelukken in de naoorlogse situatie. Niemand zag meer kans om tot een helikoptervisie te komen zonder te worden neergeschoten. Churchill liep zelfs met plannen rond om een Brits-Duitse oorlog tegen de Sovjet-Unie te beginnen; het dossier kreeg – terecht – de naam Operation Unthinkable. Het post-revisionistische verhaal lijkt de hele Koude Oorlog terug te brengen tot één uitvergroting van dit onbegrip en wantrouwen. Eigenlijk komt de Koude Oorlog neer op een uit de hand gelopen tragisch en onvermijdelijk misverstand, waar niemand verantwoordelijk voor te stellen is: bijna een Griekse tragedie. Het was daarom achteraf beter geweest om de status quo te accepteren, minimale afspraken te maken en verder afstand te houden van elkaar.
Een variant op dit verhaal is de benadering van het realisme. Dit beschrijft de Koude Oorlog naar de regels van het veiligheidsdilemma. Het internationale systeem kent geen regelmechanisme en bestaat uit een anarchie van ieder voor zich. Het voornaamste doel van iedere staat is zijn eigen veiligheid. Alle andere belangen zijn daaraan ondergeschikt. De maatregelen die de ene staat neemt om zijn veiligheid te vergroten roept in andere staten onveiligheid op, die weer door andere maatregelen moet worden gecompenseerd – waarna een eindeloze herhaling van zetten en tegenzetten volgt.
Het wordt tijd voor een balans. Zie de volgende aflevering.