De eerste is de op één na laatste

(Genesis 25 : 19 – 34)

Toch jammer in onze vertaling (NBV 21): dit is de geschiedenis van Abrahams zoon Isaak. Het woord geschiedenis zet je op een bepaald spoor: feitjes van lang geleden, jaartallen die je uit je hoofd moest kennen. Heeft dat allemaal wel iets voor vandaag te betekenen? En als de kerk nu ook nog eens een keer over geschiedenis begint…

De verteller zelf zet ons op een heel ander spoor. Dit zijn de verwekkingen van Isaak. Het gaat niet over verleden tijd, maar over toekomst. Het gaat over straks en over de kinderen. Isaaks rol raakt uitgespeeld. Het gaat over zijn kinderen: Esau en Jakob. De verteller bedoelt: hoe gaat het na Isaak verder? Wat wordt het volgende tafereel in het eindeloze verhaal van God met de mensen dat tot op de dag van vandaag doorloopt? Wat heeft Isaak bijgedragen, verwekt? Wel, hij heeft Esau en Jakob verwekt. Hoe gaat het met hen verder?

Het gaat dus niet om geschiedenis: er was eens. Het gaat om wat er is. Waar kom ik vandaan en waar ga ik naar toe? Wat kan ik van God verwachten – en van mezelf? De verteller brengt zijn verhaal om ons wat wegwijs te maken in de wirwar, die leven heet. Leven met God is soms helemaal een wirwar. Lees de verhalen maar.

We hebben Abraham een tijd lang op de voet gevolgd. Zijn verhaal zegt: leven is niet blijven waar je bent maar onderweg zijn met God. Onderweg zijn: er is een weg. En waar een weg is, zijn ook zijwegen. Brede en smalle. Kijk maar naar Lot, Abrahams neef. Een zijweg die in Sodom en in het rotsgebergte eindigt. Een steenwoestijn, die niet zal bloeien als een roos. Zijwegen, brede en smalle. Kijk maar naar Ismaël. Dat is al wat ingewikkelder. Deze zijweg slaan Abraham en Sara zélf in, via de Egyptische draagmoeder Hagar. En Ismaël is ‘m niet. Hij is een zijweg, en wordt de woestijn in gestuurd. Daar wordt hij een groot volk.

Maar Ismaël is ‘m niet. De verteller zet nog één keer de puntjes op de i. Dit zijn de verwekkingen van Abrahams zoon Isaak en zijn nakomelingen. Isaak, de zoon die Abraham verwekt had… De zoon, de weg, is Isaak. Het kind van de lach van Sara en van Abraham. Hij is het, die komen zou, en we hebben geen ander te verwachten. Het gaat om zijn verwekkingen. Maar voor verwekken heb je er twéé nodig. Dus noemt het verhaal Rebekka. Zij gaat dezelfde weg die Abraham lang geleden is gegaan: helemaal uit Haran naar Kanaän. Uit het land, haar familie, haar naaste omgeving naar het land waar God naar toe roept. Ook zij weet iets van onderweg zijn en pelgrimage met God.

Twee mensen hebben elkaar gevonden. Het lieve leven kan beginnen. De toekomst lacht hen toe. De verwekkingen kunnen beginnen. Komt nu, want alle dingen zijn gereed. Komt nu, gezegend nageslacht, en beërft het aardrijk… Maar voor Rebekka en Isaak valt er weinig te lachten en niks te verwekken. Want het oude liedje begint weer van voren af aan: geen kinderen. Bijna twintig jaar lang een spaak in het wiel van de beloofde toekomst en de zegen. Zeg maar dag met je handje tegen het grote volk, dat komen zou, en het land, dat je zou erven. Het feest gaat niet door. Abraham heeft er al zoveel verdriet van gehad: vruchteloos leven en kinderloos heengaan. Is heel het avontuur met God voor niets geweest? Twintig jaar wachten…

God doet het expres. Want het hoort bij het abc van het volk van God. Toekomst máák je niet. Toekomst wordt gebóren. Niet de potente man, de vruchtbare vrouw en de doctorandus in de deskundologie maken de dienst uit. Zo’n toekomst wordt ‘m niet. Dan krijg je een land waar instituten, organisatie, management van de eigen buik eerst, spierballen en slimheid gaan regeren. Dat is niet het land van de vrede dat God bedoelt. Het gaat om iets anders. Geroepen zijn, gekozen worden, dienen. En zo de Eerstgeborene worden van God Zelf. Maar dat heb jij niet in de hand en niet in huis. Je kunt het niet zelf maken. Het wordt je gegeven. Het wordt je in de schoot geworpen. In dit abc van Israël gaat het niet om biologie maar om theologie.

Het verhaal vertelt niet: Isaak verwekt. Terwijl het nota bene om zijn verwekkingen gaat! Het verhaal vertelt dat Isaak bidt. Met lege handen voor de hoge God. En dan doet God voor Rebekka de toekomst open. Zij wordt zwanger. Misschien lacht Isaak nu, dik tevreden. Hij is binnen en heeft al wat zijn hartje begeert. Mijn liefje, wat wil je nog meer? En we horen niet zo heel veel meer over Isaak in dit verhaal…

Rebekka lacht niet. Integendeel. Zij is zwanger van een tweeling. En een geduvel in haar buik… Het is alsof de kindjes elkaar vóór de geboorte al op de hielen zitten. Rabbijnen vertellen daar een verhaal over. Komt de hoogzwangere Rebekka langs een synagoge, dan vecht Jakob om naar buiten te komen. Komt zij echter langs een bordeel, dan zet Esau alles op alles om naar buiten te komen. Rebekka heeft het niet meer. Ook zij bidt: wat moet dat nu met mij? Zij bidt. Isaak niet. Terwijl het toch ook om zijn verwekkingen gaat…

Nu wordt het een grotere wirwar dan het tot nu toe geweest is. Want dat Lot ‘m niet was, maar een zijweg, is wel duidelijk. Dat Ismaël ‘m niet was, maar een zijweg, ligt al heel wat moeilijker en pijnlijker. Want Ismaël is de zoon van Abraham, zijn eigen vlees en bloed. God stuurt Hagar en Ismaël weg om plaats te maken voor Isaak. Maar nu wordt het pas goed ingewikkeld. Want Rebekka (niet Isaak!) krijgt een uitspraak van God. Het gaat om twee zonen, een tweeling – en ze zullen tot twee volkeren worden die gescheiden optrekken en elk hun eigen weg gaan. De een zal sterker zijn dan de andere, en dat is logisch. Maar de oudste zal de jongste dienen: dat is niet logisch, maar theologisch en tegen de macht der gewoonte, de gewone gang van zaken.

Twee zonen van één moeder en vader. Twee godsgeschenken. Maar de oudste zal de jongste dienen. En God stuurt niet een van beiden weg om de hoofdrijbaan en de zijweg aan te geven. God lost het niet op en grijpt niet in. Het leven zelf zal aan Esau en aan Jakob moeten leren wat eerstgeboorterecht betekent en hoe je daarmee om gaat. Het leven zelf zal aan hen moeten leren: eerstgeboorterecht ben je gauwe kwijt dan rijk. Esau kan het verpatsen voor een bord soep. Maar Jakob kan het niet kopen, het met list in handen krijgen.

Het leven zal het aan hen moeten leren. God kauwt het niet voor en regelt het niet. Want dan zou Hij de mensen doodknuffelen. Het is een leerschool, een levens-school, voor Esau en Jakob en voor hun moeder en vader. Vele hoofdstukken lang moeten ze er achter komen wat zij uit zichzelf niet weten. De eerste zijn is niet een kwestie van geboorte en de oudste rechten hebben. Er zou wel eens een nieuwe geboorte, een wedergeboorte van Godswege, aan te pas kunnen moeten komen.

De eerste zijn is geen kwestie van herkomst, waarbij de anderen bij voorbaat op afstand gezet zijn en het nakijken hebben. De eerste zijn is een kwestie van toekomst: tot zegen zijn voor alle geslachten van de aardbodem. De eerste zijn. Bij God houdt dat in: omkijken naar de laatsten, de hoeren, de tollenaars, de minste broeders en zusters van de Here Jezus. Zal er zegen zijn? Zal er heil of onheil uit de verwekkingen van Isaak te voorschijn komen? Heil en onheil liggen hier vlak naast elkaar. Van de eerste hangt af of er gedankt kan worden, of bitter gehuild. En je hebt er zowat een heel leven lang voor nodig om achter die stijl van God te komen, achter die manier van werken en leven. We zijn wel vóór de waarheid maar er nog niet àchter.

Bij de geboorte komt de eerste tevoorschijn: Esau. Harig en rossig. Eén brok natuur en vitaliteit. Deze natuurmens gaat het vrije veld in, de vrije jacht, de vrije markt. En Isaak kreeg hem lief. Want als je ziet waar Esau mee thuiskomt en als je proeft hoe heerlijk de bokken smaken die Esau schiet… Er is natuurlijk die Godsspraak dat de oudste de jongste zal dienen. Maar Isaak is een fijnproever en de liefde gaat bij hem door de maag. Isaak is een blinde genieter. Dat staat er straks ook, dat hij niet kan zien, hij is blind… Rebekka heeft Jakob lief, staat er. Jakob, de hielenlichter, de pootjehaker, al vanaf zijn geboorte. Een gladde jongen. Moeilijk om van te houden. Rustig bij de tenten. Voor hem niet het vrije veld maar het beloofde land. Rebekka’s lieveling. Zij herkent haar eigen reis in Jakobs levensweg.

De eerste en zijn broer. De ruige en de gladde. En alles hangt er van af hoe ze met elkaar om zullen gaan. Met de belofte, de zegen, de nieuwe toekomst. De eerste en zijn broer. Bijna denk je aan Kaïn en zijn broer Abel. Zal dit ook verkeerd aflopen? Wie van de twee zal het kunnen navertellen, en welk verhaal wordt dat? Op een kwade dag: Esau ruikt soep. Het ziet er goed uit en hij gaat bijna dood van de honger. Jakob ruikt zijn kans. Jij krijgt soep maar verkoop mij eerst je eerstgeboorterecht. Wat moet ik met dat eerstgeboorterecht?, vraagt Esau. Ik ga toch dood van de honger. Een andere honger dan opa Abraham had. Voor zo lang als het leven duurt. Niks verwekkingen en toekomst. Alleen maar overleven op de korte termijn. Laten wij soep eten en slorpen, want morgen sterven wij. Zolang de lepel in de brijpot staat dan treuren wij nog niet.

Hij at, dronk, stond op en ging heen. Niet fraai. Maar Jakob ook niet. De sluwe tegenover de ruwe. Wie niet sterk is, moet slim zijn en de zwakheden van anderen gebruiken. Is hij nu voortaan de eerste? Nee. Want hij gedraagt zich niet als broer, tot zegen voor de laatste. Esau is ‘m niet, maar Jakob ook niet. Het duurt nog een tijd voordat de eerste werkelijk boven komt in het verhaal. Twee verloren zonen heeft God.

Heel wat bladzijden verderop in de Bijbel staat het verhaal van Jezus. Hij ging de weg van de laatsten, de minsten en de zwakken. Nooit heeft Hij zijn roeping veracht (zoals Esau) of mensen gemanipuleerd (zoals Jakob). En Hij heet in het boek Openbaring: de eerstgeborene uit de doden. Ook na Pasen probeert Hij niet bij God binnen te komen zonder dat Hij ons meeneemt. Want de Eerste ben je alleen als je de laatste meeneemt. En er is heil verwekt. Hij werd zelf de laatste. Wees dus niet bang als je geroepen wordt om tot zegen te zijn en diep moet gaan. Je bent nooit meer dan een goede tweede. Je bent nooit minder dan de op één na laatste.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Plaats een reactie