Jona, de havik die geen duif wilde zijn: Jona 2

Het stond in het Nederlands Dagblad van 24 april in een artikel over jongeren en klimaatleiderschap. De jaaropleiding is vernoemd naar de profeet Jona, omdat hij een lastige opdracht kreeg van God. Jona vluchtte van zijn verantwoordelijkheid en had last van zijn eigen veroordelende gedachten. Hij wilde dat de wereld (Ninevé) zou veranderen, maar hij moest zelf ook veranderd worden. Ik reageerde kritisch via Twitter: “ik zou het boekje nog maar eens lezen”. Instemmende reacties van collega’s. Maar ook wat bangige vragen over gewone mensen die de Bijbel niet zouden mogen lezen en over academische theologen in hun ivoren torens. Ik heb op Twitter beloofd om in @denkenmetdiederik.com wat uitvoeriger op Jona in te gaan. Dit is de tweede aflevering.

Even een verhaaltje over vroeger. Toen men begon te discussiëren of een mens wel door het keelgat van een vis past, zei een ouderling: “de Bijbel is Gods Woord. Als er gestaan had dat de vis in Jona gezeten had, had je het ook moeten geloven”. Dus niet alleen Jona in de vis – maar de vis, het zeemonster, ook in Jona..? Ik kom er straks op terug.

Ik ben dus met Jona bezig geweest. Waarom Jona? Dat heeft wat met de politiek te maken: Nederland, zegt men, zit vol met boze en bange witte mensen. Ze zijn boos: iedereen krijgt aandacht of subsidie, behalve zij. Ze zijn bang: wat blijft er over van Nederland, onze cultuur, onze traditie – met al die nieuwkomers? En daarom zeggen ze: nu zijn wij aan de beurt. Eigen volk eerst. De politiek heeft ons in de steek gelaten. Dus laten wij straks de politiek in de steek. En wij gaan alternatief stemmen. Tégenstemmen. Zoals in Amerika gebeurd is. En misschien nog een keer gebeurt. Zoals bij de recente verkiezingen ook in ons land gebeurd is. En misschien nog…

Die stemming had je nu ook in de tijd dat het boekje Jona geschreven is, driehonderd, tweehonderd voor Christus. Na de ballingschap. Het volk Israël had geen zelfstandigheid meer, zoals eens. De verwoeste tempel was wel herbouwd, maar zo mooi als die tempel van Salomo – zo mooi zou het nooit meer worden. De grenzen open, en iedereen liep Israël maar binnen, zonder voeten vegen of aankloppen. En de mensen werden bang en boos. Ze zongen Psalm 87 niet meer over de andere volken, die er ook bij zouden horen. Ze vertelden het verhaal van Abraham niet meer, met wie alle geslachten van de aardbodem gezegend zouden worden. Nee: ze volgden Ezra en Nehemia, de conservatieven: terug naar de oude wortels, grenzen dicht, geestelijke grenzen dicht, alle vreemd volk er uit, alle gemengde huwelijken afgeschaft: make Israel great again, Israel first. In dat klimaat kwam ineens het verhaal van Jona. Dat tegengeluid is Godzijdank óók in de Bijbel gekomen, anders waren wij alleen met Ezra en Nehemia, dat griezelige conservatieve nationalisme, blijven zitten…

Jona betekent: duif. Zo praat de bruidegom in het Hooglied tegen de bruid: mijn lief, mijn duif. God is blijkbaar nog steeds verliefd op zijn volk, zijn bruid. Duif, hou eens op met kruipen en mopperen, zegt God. Ga weer eens vliegen. Zit niet langer ineengedoken met de kop tussen de veren. Duif, Jona, ga vliegen. Kom uit het standje overleven. Zit niet langer te mopperen en te klagen. Ik ben er ook nog. Sta op, duif, ga vliegen – de wijde wereld in, de boze wereld in. Vlieg naar Ninevé – of naar Brussel… Sta op, duif – zou het dan toch een Paasverhaal worden..?

Moet je eens kijken hoe de schrijver van het Jonaboek met woorden speelt. Ninevé, de grote stad. God wierp een grote storm op de zee. De zeelieden vreesden met grote vrees. Plons, daar gaat Jona. En de zeelieden vreesden de Heer met grote vrees, nòg een keer. En dan stuurt God de Heer een grote vis. Een uitvergroot verhaal – zoals een spotprent, een karikatuur, altijd ook bepaalde dingen uitvergroot, om ons aan het lachen te maken, of aan het schrikken te maken, of allebei. Want Jona hoort niet bij de historische boeken, maar bij de profetische boeken. Niet: wat is er gebeurd, maar wat moet er eigenlijk gebeuren, met ons.

Jona wordt opgeslokt door de grote vis. Weer speelt de schrijver van het boekje met taal: opgeslokt. Zoals in de taal van de Bijbel het dodenrijk ook mensen opslokt. Het dodenrijk: een gulzig monster, dat de grote kaken wijd open spert. Die vis is een doodsvis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. En dan is er – menselijkerwijs – geen hoop meer. Als er op de derde dag nog niets gebeurd is, dan is de situatie hopeloos. Even een sprongetje naar het Nieuwe Testament. Johannes vertelt over de opwekking van Lazarus. Jezus komt pas op de vierde dag. Als hij, zeggen Maria en Marta, nu een dag eerder gekomen was… Lucas vertelt over de Emmaüsgangers. En die zeggen tegen hun Metgezel, hun Reisgenoot: wij leefden in de hoop op verlossing, maar het is al de dèrde dag… Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. Eigenlijk kan het niet meer: zal Jona, de duif, nog opstaan en gaan vliegen? Zou het toch nog een Paasverhaal worden?

In die diepte gebeurt wat, weet Israël. Kan een duif bidden in de buik van de vis? Ja, waarom eigenlijk niet. In een verhaal kan alles – ook in een spotprent. Kan een mens, die het geloof in zichzelf en in zijn eigen toekomst kwijt is en alleen maar aan proteststemmen denkt, nog een keer anders gaan roepen? Kan een Godsvolk of een gemeente die alleen maar met het eigen overleven bezig is, toch nog her-vormd worden – of kon dat alleen in 1517? Israël heeft het eigenlijk altijd gedaan: roepen uit de diepte. En wij kennen dat ook. Zo nu en dan. Dat niet wij de Psalmen of Gezangen zingen, maar dat de Gezangen en Psalmen ons zingen en overeind houden. En de diepte is even niet zo diep meer, het donker is even niet zo donker meer. Je moet nog wel een eind, het is nog niet klaar – maar soms heb je ineens weer vleugels. En van je sela, sola (zeggen stevige protestanten): houd er de moed maar in. Sta op – en zing.

Dus niet dat er in de buik van de vis gezongen wordt is bijzonder. Maar wat er dan in de buik van die vis gezongen wordt… Het gaat over de diepte. Hoe erg het was, en hoe hopeloos, en hoe donker. En God redt. Van je hallelujahodeladijee. Maar het gaat niet over Ninevé in Jona’s Psalm. Het gaat niet over vluchten. Het gaat niet over verantwoordelijkheid. Het gaat niet over het gevaar waarin Jona de zeelieden gebracht heeft. Het gaat over nood en redding. Het gaat niet over zonde en genade. Het gaat niet over schuld en vergeving. Pasen zonder Goede Vrijdag. Dat is het liedje van Jona in hoofdstuk 2.

Vreemde vogels, Gods duiven. Ik bedoel: mensen willen maar wàt graag een reddende God. Een God die verlost uit de diepte en ons van de ziekten geneest. Een God die een einde maakt aan de nood. Daar smullen mensen van, daar lusten ze wel pàp van. En als God dat niet van je enetweejedrieje doet, als God wacht tot de vierde dag: dan is het huis te klein. God houdt zich niet aan de afspraak. Wij mensen hebben toch een abonnement op God? De gebeden, liederen, kerkgang, bijdrage: de contributie die wij betalen voor dat abonnement. Wij hebben recht op redding. (Ik overdrijf natuurlijk – maar dat hoort nu juist bij de spotprent van dit boek Jona).

Vreemde vogels, Gods duiven. Over schuld moet je niet praten. Daar worden mensen maar depressief van. Laten we ’t daar nu maar niet over hebben: wat jij misschien bij een ander stuk gemaakt hebt zodat een ander levenslang met de gevolgen zit. En nooit schuld beleden, nooit uitgepraat. Met een bochtje er omheen geleefd. En als je het verhaal zó leest, zit het aardig vol in de buik van die vis. Jona zit er niet alleen. D’r zitten er meer. Er zijn eigenlijk alleen nog maar een paar staanplaatsen over. Er is een hoop gebedslawaai in de buik van de vis. (Ik overdrijf natuurlijk – maar dat hoort nu juist bij de spotprent van dit boek Jona: dat u en ik een beetje om onszelf leren lachen of heel erg van onszelf leren schrikken).

Het wordt nog erger. Dat kan bijna niet, maar het wordt nog erger. Moet je Jona eens over de anderen horen. De zeelieden die hij in gevaar heeft gebracht. De inwoners van Ninevé, waar hij niks mee wil. Zij die armzalige goden vereren, verlaten u, trouwe God. Maar ik, ik zal mijn stem in dank verheffen… Je houdt het niet voor mogelijk, maar het staat er werkelijk. Weer een sprongetje naar het Nieuwe Testament, naar dat verhaal dat de Here Jezus vertelde over de Farizeeër en de tollenaar. Staat die Farizeeër te bidden en te pochen alsof het niets kost. God, ik dank U dat ik geen tollenaar ben. Kijk: iemand als Paulus, de apostel, is zijn leven lang eigenlijk op de loop geweest voor zijn oude mens, voor Saulus, die de gelovigen bestreed en vervolgde. Hij heeft daar zijn leven lang làst van gehad, van wat hij God en mensen daarmee aangedaan had. Maar het gebed van de Farizeeër – en dat liedje van Jona in de buik van de vis, die spotprent van een Psalm…

Duitse geleerden zeggen – en je moet daar misschien ook wel een Duitse geleerde voor zijn – : Jona 2 kàn niet bij het verhaal horen. Het is er later ingeplakt. Later aan toegevoegd. Er staat ook niets nieuws in. Sla het maar over. Ga maar gauw naar Jona 3. Misschien dat Duitsers, vooral Duitse geleerden, geen antenne hebben voor spotprenten en karikaturen? Geen gevoel voor humor? Inderdaad: dit gebed past hier niet. Vloeken is eerlijker dan dit soort bidden: jezelf alleen maar als slachtoffer neerzetten en het zijn de anderen, die niet deugen. Dat gebed van Jona is een vlag op een modderschuit. Deze duif zal nooit meer kunnen vliegen. Van dit soort gebeden moet de Here God toch wel kotsmisselijk worden. Dit is een mismaakt gebed, een karikatuur van een duif, een vrome vloek. Dit gebed past hier niet.

Prima, fluistert de schrijver van het boek Jona tussen de regels door, dat profetische boek niet over “er was eens” maar “er moet iets veranderen”. Prima, dit gebed past hier niet. Daarom heb ik het hier ook neergezet. Om jullie te laten ontdekken dat je vóór de waarheid moet zijn maar er ook nog eens àchter moet komen. Als dit gebed niet deugt – hoe bidden jullie dàn? Hoe gaan jullie dan om met God, die tegen zijn duif zegt: opstaan, en de duif wil alleen maar terugvallen in het eigen nest en de nestgeur? Als dit lied uit de diepte niet deugt – en je hebt helemaal gelijk, er deugt niets van – wat is dan wél het goede lied uit de diepte? Als dit een spotprent is – wij zijn dit niet – wat, wie, zijn wij dan eigenlijk wél? Zing dan maar een ànder lied, zegt de schrijver van het boek Jona tussen de regels door. Vertel dan maar een ànder verhaal. En zeur niet langer over hoe Jona in dat keelgat van die vis past – maar denk eens na over wat voor geluid er uit jouw eigen keelgat komt, en hoe jij jezelf en anderen presenteert. Zou het dan toch een Paasverhaal worden – maar dan niet zònder Goede Vrijdag?

Gelukkig staat er niet: toen hoorde God Jona. Jona zegt het wel: mijn gebed komt tot u. Maar dat is de bewering van de mislukte duif. God heeft Jona niet gehoord. Als God Jona gehoord had, had Hij Jona tot in alle eeuwigheid in dat monster uit de diepte moeten laten zitten. Dan had Hij Jona moeten vertellen: dat monster uit de Diepte, dat ben jij eigenlijk zélf. Jona zat in het monster – maar die vis zat eigenlijk ook in Jona. (Eigenlijk had die ouderling van vroeger gelijk, die tegen al die moeite met die vis in riep: als er gestaan had dat de vis in Jona gezeten had, dan had je het nòg moeten geloven, want de Bijbel is Gods Woord). Jona zat in de vis – maar het monster zat ook in Jona. Het verhaal vertelt gelukkig over een andere God. Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Nog dieper: Hij doet ons niet naar onze onbeholpen gebeden. De Heer hoort Jona niet. Hij hoort naar zichzelf. Naar zijn eeuwige trouw en barmhartigheid, zelfs na drie dagen, zelfs na langer. Niemand bad nog. Iedereen dacht: het was hopeloos. Maar het werd Pasen.

Op bevel van de Heer spuwde de vis Jona uit op het droge. Deze duif lag zelfs de grote vis te zwaar op de maag. En daar staat hij dan, onze duif. Er zit een luchtje aan de duif, een visluchtje. En dat is er ook nog niet af, dat is ook nog niet weg. De vis heeft gehoorzaamd. Nu de duif nog. De dood is overwonnen. Nu de mens nog, de gebeden, de Psalmen (en het stemhokje – maar dat had u zelf allang begrepen).

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: