Lucas 5 : 17 – 35
Ik was net met studeren op Lucas 5 begonnen, toen er op Facebook een bericht voorbij kwam. Juist over Lucas 5. Een bericht met een schreeuwende opmaak en diep rode letters. In het Engels (want op Facebook is het evangelie altijd in het Engels en nooit in het Duits). Vertaald kwam de inhoud hier op neer: Jezus at niet met zondaren omdat Hij inclusief, tolerant en aanvaardend wilde overkomen. Hij at met hen om hen op te roepen tot een veranderd en vruchtbaar leven. Niet een bevestiging van hun identiteit maar een complete verandering van leven.
Ik was er eerst even helemaal stil van (dat duurt bij mij meestal niet zo lang). Toen dacht ik: hier wordt het evangelie van Lucas helemaal op zijn kop gezet. In felrode letters. Lucas doet de deur open: bruiloft! Facebook smijt de deur in het slot: controle. Laat de bruiloft niet uit de hand lopen! Voordat je er bij mag horen moet je éérst uit je verlamming opstaan en het tollenaarschap afzweren. Eerst helemaal veranderd zijn. Met een proefperiode van vasten, bidden, bekering, oefening, tucht..? Toen kwam mijn betere ik weer boven (ik bedoel: ik dronk koffie met mijn vrouw). Vergeet Facebook maar, en het Engels, en de onzin, zei zij. Vertel jij maar gewoon wat er staat, op jouw manier (ik heb geen andere…). In jouw tijd was theologie nog een Duits vak: gründlich teksten lezen… Niet dat gebruiksaanwijzing-Engels van tegenwoordig…
Jezus roept Levi. Levi, de tollenaar. Dat zegt Lucas er nadrukkelijk bij. Iets nadrukkelijker dan zijn collega’s Mattheüs en Marcus. Die hebben het over iemand die bij een tolhuis zit. Kan ook een toevallige bezoeker of buurtbewoner wezen. Maar Lucas verhult en verdoezelt niet: een tollenaar die Levi heette. Er knapt iets bij de Farizeeën en Schriftgeleerden. Protest. Jezus kan veel, maar dit kan absoluut niet; Jezus moet terug!
In het vorige verhaal, over de verlamde, zat ook al spanning. Zegt Jezus tegen die verlamde: uw zonden zijn u vergeven. Hij zag hun geloof, staat er. Niet eens het persoonlijke, keurige, geduldige geloof van de verlamde, maar het onverzettelijke geloof van de vrienden: hij zal en hij moet aan Jezus’ voeten komen te liggen, dan desnoods maar een gat in het dak. Toen Hij hun geloof zag, zei Hij tegen de man: uw zonden zijn u vergeven. Maar dat is – geloof of geen geloof – Godslastering, vinden de Schriftgeleerden en Farizeeën. De vergeving van zonden is gereserveerd voor God alleen. Dat kun je niet claimen, jezelf toe-eigenen; dat moet je afwachten, min of meer gelovig, meer of minder lijdelijk. Wie denkt die Jezus wel, Wie Hij is? Hij kan toch niet zomaar voor God gaan spelen? Alsof het laatste oordeel al geweest is…
Maar volgens Jezus kan het wel. Hij geneest die verlamde mens. Die staat op. Teken van een nieuw begin, een nieuwe tijd. Vergeving van de zonden, hier en nu. En alle toeschouwers, ook Jezus’ tegenstanders (!), verheerlijken God. Het is wel vreemd, hoe Jezus buiten zijn boekje gaat. Maar wat voor bezwaar zou je eigenlijk kunnen hebben tegen het opstaan van een verlamde? Dat kan in ieder geval geen kwaad. Dat doet geen zeer, dat gaat niet van au.
Een verlamde mag opstaan. Mag een tollenaar ook opstaan? Net als een verlamde? Een verlamde is zielig. Daar moet je medelijden mee hebben. Maar wie heeft er medelijden met een tollenaar? Jezus mag mensen beter maken. Een mooi verhaal, over de genezing van de verlamde. Maar mag Jezus mensen ook anders maken? Mag Hij ons mensen anders leren denken over keuzen en grenzen?
Jezus ziet een tollenaar, Levi genaamd, bij het tolhuis zitten. Een tollenaar. Bij elke grens waar je overheen wilde moest je tol betalen, en invoerrechten. Het waren geen ambtenaren, die daar zaten, maar zzp-ers. Je kon als gewoon particulier mens een tolhuis pachten. Zo werd je tollenaar. De pachtsom betaalde je aan de overheid. En wat jij verder bij dat tolhuis deed was jouw zaak. Natuurlijk liet je de mensen zwaar extra betalen. Want jij en jouw gezin moesten toch ook leven? Dat de mensen een ontzettende bloedhekel aan jou kregen, nam je maar op de koop toe.
Een tollenaar. Deze tollenaar heet ook nog: Levi. Dat is een oude naam in de Bijbel: een van de zonen van Jakob, een van de stammen van Israël. Een verhaal apart, die stam. Alle andere stammen van Israël hadden een eigen stuk land, een eigen bezit. Levi niet. De Levieten moesten de ark van het verbond dragen, met de stenen tafelen erin. De Levieten moesten het onderwijs voor Israël verzorgen. Dat was hun erfdeel, hun bestemming. De andere weg laten zien, die God zijn volk wijst. Op de kleintjes passen, op de armen. Niet meer groeien en altijd meer willen hebben tot je erin stikt. Maar samen delen in een beloofd land. En daarom zal Levi geen eigen bezit of erfdeel hebben. Levi zal leven van de offerbereidheid van de andere zonen van Jakob. De Levieten zijn het levende teken van samen delen en leven van de goedheid van God.
Moet je nu eens aandachtig kijken naar deze Levi. Hij is tollenaar geworden. Dat kan niet. Levi, de tollenaar? Als hij nu Judas geheten had, dan had het geklopt (!). Maar Levi? Zijn bestemming kwijtgeraakt. Een teken van de verkeerde weg geworden. Hij wijst de anderen de weg naar het leven niet meer. Die verlamde is natuurlijk een zielig geval; maar Levi is schuldig. Hij is het levend bewijs ervan: zo diep kan de macht van het kwaad in het leven van een mens invreten. Levi is een zondaar ten voeten uit. Een waarschuwend voorbeeld: zo moet het niet. Goed is goed en verkeerd is verkeerd; waar blijf je anders?
Jezus kijkt aandachtig, en ziet een mens. Zoals Hij niet maar een verlamde zag, maar een mens. Hij ziet niet alleen maar de etiketten, die opgeplakt zijn. De functies, die je hebt en wat je ervan gemaakt hebt. Hij ziet een mens, roept deze mens. En deze mens staat op, net als de verlamde. Hij volgt Jezus. Hij wordt voortaan een ander mens. Hij laat alles achter, zoals de andere discipelen de vissersboten lieten liggen. Levi laat het tolhuis het tolhuis, de tarieven de tarieven, en gaat voortaan met Jezus mee.
Waarheen? Er zit ineens ruimte in het verhaal. Het valt op: Levi gaat eerst maar eens gewoon naar huis. Heel anders dan bij de andere leerlingen, die de boten en hun hele hebben en houden achterlieten en Jezus gingen volgen. Eerst maar eens gewoon naar huis. Daar richt hij een maaltijd aan voor Jezus, voor zijn collega-tollenaren en voor anderen, die ook wel met de nek aangekeken zullen zijn. Alles achter je laten en met Jezus meegaan betekent niet altijd: uit het gewone leven wegstappen. Soms zou je het willen. Helemaal opnieuw beginnen, zonder verleden, zonder etiketten en stempels. Desnoods in een hutje op de hei of op een onbewoond eiland. Soms zou je het willen, maar het is romantiek. Schijn bedriegt. Je bekeren is niet altijd uit het gewone leven weglopen. Als een bedelmonnik achter Jezus aan.
Want Levi nodigt zijn oude collega’s, vrienden en bekenden thuis uit. Om ook hen in contact met Jezus te brengen. Om ook hen te leren wat opstaan is. Levi begint niet helemaal opnieuw alsof er nooit iets gebeurd is. Er is wel iets gebeurd. Levi heeft relaties, vrienden, bekenden. Hij heeft hen beïnvloed. Hij kan hen toch niet in de rommel laten liggen? Niks meer met jullie te maken, ik ga achter Jezus aan. Dan heb je het over de sekte, niet meer over de gemeente: niet van de wereld, toch in de wereld. Dan heb je het niet meer over gezámenlijk geloof, zoals in het verhaal van de verlamde.
Alles achter je laten, achter Jezus aan, en de hemel op aarde? Zover is het nog niet. Levi laat de vertekening achter zich, de corruptie. Maar hij loopt niet weg. Hij wordt weer zoals hij bedoeld is: teken voor anderen. Mens, dienstbaar aan anderen. Teken van een nieuw begin van God. Door heel gewone dingen te doen: eten en drinken, samen met anderen. Een nieuw begin betekent niet: de gewone dingen achter je laten, omdat jij ontdekt bent, geroepen bent. Een nieuw begin betekent: de gewone dingen voortaan anders doen.
Alles achter je laten, met Jezus mee: dat is niet vluchten uit het gewone leven. Maar juist in dat gewone leven, met de contacten en relaties die je hebt, iets van een nieuw begin laten zien. Anders tegen jezelf aankijken, anders tegen de mensen aankijken. Maar je blijft je verantwoordelijkheden houden. Jezus volgen betekent niet: weg van kantoor, maar naar het kantoor. Niet weg van school, maar naar de school. Anders dan vroeger. Je hoeft je er ook niet voor te schamen, alsof je dan geen goede volgeling van Jezus bent. Levi wordt weer Levi, alsof hij terug is van weggeweest.
Een maaltijd. Een vorstelijk nieuw begin. Kan dat dan allemaal zomaar? Zijn er geen grenzen meer tussen goed en kwaad, rein en onrein? Samen eten is samen delen. Aan tafel kijk je werkelijk bij elkaar naar binnen en maak je deel van elkanders leven uit. Iemand voor een kopje koffie uitnodigen is nog tot daar aan toe. Dat gebeurt vaak. Maar samen eten, bij jou thuis, anderen daarvoor uitnodigen: dat is pas intiem. Dat komt zelden voor. Het is kostbaar, je bent er zuinig op. Je nodigt ook niet zomaar iedereen uit.
De tegenstanders morren. Niet tegen Jezus, maar tegen zijn leerlingen. Eten en drinken met tollenaren en zondaren kan echt niet. Maar Jezus Zelf geeft antwoord. Misschien wisten zijn leerlingen het antwoord toen nog niet. Misschien vonden zij het ook maar een onwennige situatie. Getuige zijn van de genezing van een verlamde is nog iets heel anders dan deel uitmaken van het leven van tollenaren en zondaren door met hen te eten. Jezus Zelf geeft antwoord. ‘Ik ben gekomen’, zegt Hij. Het klinkt majesteitelijk. ‘Ik ben gekomen’, en voortaan zal het altijd anders zijn, hoe mensen er ook aan wennen of er over mopperen. Gekomen, niet voor de gezonden, maar voor de zieken. Niet voor de rechtvaardigen, maar voor de zondaars. De gezonden hebben de dokter niet nodig, maar de zieken.
Jezus ontkent het verschil tussen rein en onrein niet. Hij ziet het verschil tussen goed en kwaad, ziek en gezond. Je kunt niet alles over een kam scheren en goedpraten. Jezus keurt de levenswijze van tollenaren en zondaren niet goed. Maar Hij zit daar als een arts tussen zijn patiënten. Hij roept hen tot bekering. Maar niet uit de verte, in felrode letters, uit angst voor besmetting. Hij zit tussen hen in, zoekt hen op waar zij zich bevinden. Hij aanvaardt hen, deelt hun leven, wordt een van hen, deelt zijn liefde aan hen uit. Zo roept Hij mensen tot een ander leven.
Het gesprek loopt nog even door. Johannes predikte het vasten. De boete, de bekering. Maar Jezus heeft het over de bruiloft. De heilstijd. De dokter komt bij de zieken, als een bruidegom. En het medicijn dat Hij geeft is de liefde. Liefde kan niet met voorwaarden werken. Liefdeloos was het geweest, als Jezus tegen de verlamde had gezegd: eerst opstaan uit je verlamming en dan praten we verder. Liefdeloos was het geweest, als Jezus tegen Levi had gezegd: Ik wil jou pas zien als jij weer helemaal Levi geworden bent. Opstaan uit je verlamming, weg met dat tolhuis. Ik wil pas in jouw huis komen en maaltijd met jou houden als het een ander huis geworden is, met allemaal andere mensen. Allemaal bekeerde tollenaren en zondaren, die een nieuw leven zijn begonnen. Dan zit je in de sfeer van de controleur. Niet de sfeer van de bruiloft.
Niet de gezonden, maar de zieken. Niet de rechtvaardigen, maar de zondaars. Maar dat spreekwoord van Jezus is wel een doordenkertje. Wat hoe gezond, hoe rechtvaardig, zijn de situatie en de mensen werkelijk? Als alles van te voren vastligt: hier zijn mensen die recht op staan, en daar de verlamden. Hier zijn de rechtvaardigen, en ginds de tollenaren. En vergeving der zonden is geen werkelijkheid, maar een woord. Alles is keurig ingedeeld, alles ligt van te voren vast. En we kijken elkaar aan op de keuzen, die we gemaakt hebben, de puinhoop die er ligt, en we rekenen elkaar daar onbarmhartig op af. De zuinige gemeente, waar gevast wordt tot zoveel cijfers achter de komma, maar de bruiloft ontbreekt. En niemand staat meer op tot een nieuw leven, alles gaat volgens het boekje. Keurig, maar harteloos. In felrode letters op Facebook geplempt. Want opstaan is moeilijk, man, moeilijk. Waar blijf je als iedereen mag opstaan… Een bruiloft loopt veel te gauw uit de hand. Zodra de voeten van de vloer gaan, zweven mensen in de verkeerde richting weg…
Ik ben Duits opgeleid. Ik heb geen kleurenprinter. Zwart-op-wit is duidelijk genoeg…