(Lucas 4 : 38, 39)
Klein verhaaltje van twee verzen. Maar er staat heel wat in. Petrus, de voorganger van alle pausen, had een schoonmoeder. Hij was dus getrouwd. Die schoonmoeder wordt Godzijdank genezen, en zij diakende hen, staat er. Zij wordt dus de eerste vrouwelijke diaken van Jezus. Wonderlijk… Dat smaakt naar meer.
Het verhaal komt voor bij Marcus (het oudste evangelie), Mattheüs en Lucas. Je kunt, moet, dus vergelijken. Er zijn wel degelijk verschillen in de manier van vertellen. Dat moet je niet gladstrijken of harmoniseren door áchter de verschillende verhalen te kijken en te vragen naar wat er werkelijk gebeurd is. Je mag juist náár die verhalen kijken en de verschillende visies op Jezus, die er achter zitten, ontdekken. Wij hebben geen andere Jezus dan deze, zoals Hij in verschillende verhalen tot ons komt.
Neem nu zoiets simpels als de volgorde van de onderdelen. De gewone volgorde vinden we bij Marcus en bij Mattheüs. Eerst roept Jezus de discipelen, de leerlingen, en onderweg daarna (korter bij Marcus of langer bij Mattheüs) geneest Hij de schoonmoeder van Simon, een van zijn leerlingen. Logische, keurige volgorde: eerst roeping van de discipelen en dan hun familie, de schoonmoeder. Als je ’t zo leest, dan is de genezing van de schoonmoeder een soort bonus op het volgen van Jezus. Ze laten alles achter en volgen Hem. En dan is ’t niet alleen maar kruis dragen, doorbijten en leren geloven. Ze komen ook gewone wonderen tegen. Petrus hoeft zich geen zorgen te maken over zijn vrouw en haar moeder. Dat scheelt een stuk, hij heeft de handen vrij. Een bonus op het volgen van Jezus. Er staat best iets tegenover. Je krijgt veel terug voor het volgen van Jezus. Het christelijke leven is echt niet helemaal zelfopoffering, afzien van jezelf en opzien tot Hem, kommer, kwel en strijd.
Maar bij Lucas is de volgorde anders. Eerst wordt – in Kapernaüm – de schoonmoeder van Simon genezen. En in het volgende hoofdstuk roept Jezus – na een wonderbare visvangst – Simon met Jakobus en Johannes. De roeping, de gehoorzaamheid, komt pas ná de gave, de bonus. En de boodschap wordt dan anders: je hoeft het niet alleen te doen. De bonus komt éérst. Jezus heeft het meeste al gedaan voor je persoonlijk leven (schoonmoeder) en voor je loopbaan (wonderbare visvangst) voordat jij zelf met het invullen van het volgen van Jezus mag beginnen.
Nog een verschil. Wie komt er na de dienst in de synagoge op huisbezoek? “Ze”, zegt Marcus. “Ze” kwamen uit de synagoge en gingen meteen naar het huis van Simon en zijn broer Andreas. Jezus hoort bij Marcus gewoon bij het gezelschap. Ze praten met Hem over haar en Hij treedt op. Bij Mattheüs is het al anders. Toen Jezus het huis van Petrus was binnengegaan, zag Hij diens schoonmoeder met koorts in bed liggen. Alsof er geen discipel bij was. Petrus is alleen maar de naamgever van het huis. Het gaat alleen over Jezus. En dan Lucas. Daarna ging Hij (net als bij Mattheüs, alsof Jezus niemand bij zich heeft) naar het huis van Simon. Het gaat steeds meer om Jezus. Van “ze” gaan naar binnen naar “Hij” gaat naar binnen. Hij is de antwoordgever, de leerlingen (officieel zijn ze dat nog niet) zijn de vragenstellers die met lege handen staan. En ze vroegen Jezus om haar te helpen. Die vraag is bij Lucas het meest uitgekristalliseerd. De leerlingen (officieel zijn ze dat nog niet) stellen een probleem aan de orde en Jezus is het antwoord. En zo hoort het ook – maar hebben ze het goede probleem wel te pakken? Dat vraag ik me af. Daarover straks meer.
Gevangen door hoge koorts, staat er letterlijk. In de greep van hoge koorts. Het is een tweelingverhaal. In de synagoge was een man in de greep van een onreine demon. Die man lag niet ziek thuis, maar liep gewoon rond en zat gewoon in de synagoge. Maar hij zat overdwars, om zo te zeggen. Hij riep van alles aan elkaar vast: de dorpsgek. Hij was zichzelf niet meester, kon zichzelf niet beheersen of onder controle houden. En sommige geesten of demonen – weet Lucas – krijg je er alleen uit als je ze benoemt en bestraft. Sommige soorten van koorts krijg je er alleen uit als je ze benoemt en bestraft. Dat gebeurt in de synagoge. Dat gebeurt ook in het huis van Simon: de boze machten worden benoemd en bestraffend toegesproken. Of je nu gegrepen wordt door een demon of door koorts, maakt niet zoveel verschil: er wordt bestraft. Er is méér aan de hand dan gewoon ziek zijn. Het gaat om méér dan gewoon een genezingsverhaal.
Lucas 4 begint met de verzoeking in de woestijn. En ook hier vertelt Lucas op een bepaalde manier. Bij Marcus en Mattheüs is de verzoeking voorbij: in plaats van de duivel komen nu de engelen. Bij Lucas is geen engel te zien. De verzoeking is niet voorbij. De duivel ging een tijd, tot nader order, bij Hem vandaan. Maar hier is hij al terug. In hetzelfde hoofdstuk is hij al terug. Een boze demon brengt net als de duivel (als jij de Zoon van God bent) Jezus’ identiteit ter sprake: ik weet wie je bent, de Heilige van God! Dat wat vertrouwd, geheim en heilig is, wordt nu gewoon over de straat gehaald.
De schoonmoeder van Simon heeft geen naam. Daar zou je toch (bijna) koorts van krijgen? Als enige in dit kleine verhaal heeft zij geen naam. Jezus heeft een naam. Simon heeft een naam en krijgt er de naam Petrus bij. Zij is naar anderen genoemd: schoonmoeder van Simon en diaken van Jezus (al werkt Lucas dat laatste niet uit). Andere vrouwen hebben bij Lucas een naam. Elisabet, en Maria, Hanna in de tempel… Je zou er toch koorts van krijgen als je zelf geen naam hebt en alleen maar naar anderen genoemd wordt. Je bent toch nooit alleen maar: schoonmoeder? (Met alle verkeerde grappen over schoonmoeders die de ronde doen). Die andere schoonmoeder in de Bijbel in het boek Ruth komt er minder goed af dan schoondochter Ruth en schoonzoon Boaz – maar Naomi: zij heeft tenminste nog een eigen naam! De schoonmoeder van Simon niet. Dat is een knap koortsige en bezeten werkelijkheid.
(Ik weet dat dit een eigentijdse aanpak is. Deze vraagstelling speelde toen eigenlijk niet. Maar ik kan de vraagstelling van toen niet reconstrueren. Wij lezen de tekst. Eigentijds. Anders wordt hermeneutiek kunstmatig).
De schoonmoeder ván… Even over bij ons thuis: ik ben de zoon van een dominee en de vader (en schoonvader) van een dominee. ’t Is kennelijk aanstekelijk (of besmettelijk…). Toen ik nog maar pas begon, vroegen mensen: “bent u de zoon van de dominee Overeem?”. Later kwam ik verder en gingen mensen juist aan mijn vader vragen: “bent u de vader van de dominee Overeem?”. Onze zoon Jaap kan precies hetzelfde verhaal vertellen: bent u de zoon van… En nu vragen ze mij of ik de vader van de dominee Overeem ben. Daarover kun je glimlachen: dominees zijn blijkbaar een bijzondere diersoort, en vroeger waren er mensen die plaatjes en foto’s van dominees verzamelden… Maar ik ben toch nooit alleen maar dominee, in het wild rondlopend ambt op twee pootjes? Ik ben ook echtgenoot. Mijn vrouw is in Leusden niet meer de vrouw van de dominee. Ik heb daar nooit als predikant gewerkt. Leusden is alleen maar woonplaats. Mijn vrouw werkte op het gemeentehuis, kende iedereen en iedereen kent haar. En ik ben dus “de man van Tineke”. Ik ben niet alleen maar de vader van dominee Jaap en dominee Desirée, maar van vier andere kinderen met een eigen verhaal, en nòg twee aangetrouwd. Ik ben….
De schoonmoeder ván… Je zou er toch koorts van krijgen: je bent geen mens en blijft geen mens, als je opgaat in je functie, in je netwerk van relaties. Zou de koorts, die dat veroorzaakt, ook niet bestraft moeten worden, als boze geest moeten worden uitgedreven? Het is heel mooi dat de leerlingen van Jezus (dat zijn ze nog niet, dat worden ze later, nu zijn ze nog gewoon mens) voorbede doen bij Jezus voor die zieke schoonmoeder van Simon. “Wij mankeren niks”, zeggen ze, “maar ’t is zo zielig voor haar; altijd gezorgd voor anderen en nu een burn-out”. “Dan had ze maar een opleiding moeten volgen in plaats van aan het aanrecht te staan; eigen schuld, dikke bult”. “Wij zijn Godzijdank goed gezond”.
Ik ben er na een hartaanval op mijn 51e acht maanden uit geweest. Nee, niet uit het leven, maar uit het werk. Maar mijn werk was mijn leven en mijn leven was mijn werk. Dominee voor meer dan honderd procent, en ik deed dat graag – maar mijn hart niet. Dat zei: “doe het zelf maar, ik doe niet meer mee”. Ik zat toen heel diep. Als ik als dominee mislukt was en nooit meer op de preekstoel zou komen, was ik dan ook als mens mislukt? Was mijn leven in duigen gevallen? En al fietsend in die lange 8 maanden (waren die druppels op mijn wangen nu regendruppels of tranen?) op de lange wegen in de provincie Groningen (daar heb je daar gelukkig heel veel van!) kwam ik er achter: voor God was de méns Evert Overeem belangrijker dan de dominee Evert Overeem. Dat ben ik nooit meer vergeten. Die volgorde, weet u nog: voordat Simon leerling werd toonde de Meester al zijn liefde door die schoonmoeder te helpen opstaan. De mens gaat voor de taak, de functie, het ambt, het netwerk, uit.
Zielig hoor, die man met die onreine geest, die maar van alles roept… Zielig hoor, die schoonmoeder van Simon, ze heeft geen eigen leven gehad, en nu ook nog ziek… En wij mankeren niks, wij hoeven alleen maar voorbede voor anderen te vragen. Want zo hoeven wij het niet meer te hebben over ziekmakende factoren zoals denken in functies. Wij vragen bijvoorbeeld meestal aan de kleinkinderen niet wie ze willen worden maar wat ze willen worden: au. Wij vragen bijvoorbeeld meestal aan mensen om ons heen wat ze voor de kost doen dan wie ze zijn: au. En als je niets meer doet, ben je dan ook niemand meer? Au. Ouderen worden tot probleem gemaakt. Mooi hoor: je leven hard gewerkt en je bijdrage geleverd en nu heb je zorg nodig en word je ineens tot kostenpost gebombardeerd. Eigenlijk zouden alle zeventigplussers uit goed fatsoen zelf een einde aan hun leven moeten maken, vond een Amerikaanse hoogleraar een dag of wat geleden. Wie is er nu eigenlijk door een onreine demon bezeten? Wie is er nu eigenlijk koortsachtig aan het werk..?
En de gezondheidszorg… Ze kunnen heel wat sleutelen en repareren aan je. “U mag naar huis, u bent genezen”. Maar het duurt wel even, voordat je van “patiënt” weer gewoon mens bent, voordat je zelf de regie weer kunt pakken. Voordat je door je medemensen niet goedbedoeld bevaderd, bemoederd of gewoon bevoogd wordt. Voordat je weer kleine zelfstandige bent, mens die opstaat voor een nieuw begin (net als de schoonmoeder van Simon). Onder Vaders paraplu.
Het probleem is: de boze geesten zitten veel dieper en worden veel normaler gevonden dan wij denken. En dat zit ook in Lucas’ manier van vertellen. Samengevat: ook al kon ik alle kwalen genezen, maar werd niet een ander mens: het is alleen maar ketelmuziek. Het baat mij niets. Tenslotte: het allerbeste met uw schoonmoeder (of ze nog hier is of al aan de overkant). En het allerbeste met uzelf…