Lucas 4: gedoopt, en dan?

Jezus is gedoopt. Nu moet Hij een weg gaan. Nu moet Hij wat worden. Velen van ons zijn ook gedoopt. Nu moeten wij een weg gaan. Nu moeten wij wat worden. God heeft zijn hand, zijn beslag, zijn naam, ook op óns gelegd. Jezus gaat de woestijn in. Maar bij Lucas neemt Hij ons mee. Wij horen bij dit verhaal. Het is niet maar een verhaal over Jezus alleen. Buiten onszelf om. Nee: Lucas neemt ons mee, de woestijn in.

Bij Marcus en Mattheüs staat na het verhaal over de verzoeking in de woestijn een punt. De duivel gaat weg, moet wijken, en engelen sluiten het verhaal af. Zij komen om Jezus te dienen. Een punt: de strijd is gestreden, de overwinning is behaald, dit hoeft niet over. Dat deed Jezus voor ons, voor ons uit. Zo streed Hij voor ons, voor ons uit. Een verhaal over Jezus alleen.

Lucas zet het anders neer. Hij laat de engelen weg. Geen engel te zien. Er staat nu juist géén punt achter het verhaal, maar een komma. De duivel ging tot een bestemde tijd van Jezus heen. Er is geen wedstrijd gewonnen. Er is alleen maar een etappe gereden, een etappezege behaald. Er zal een nieuwe strijd komen, een nieuwe fase. De duivel ging van Jezus heen – tot nader order. Maar de duivel is niet definitief weg. We zijn Lucas 4 nog niet uit of de eerste demon dienst zich al aan (4 : 33). Lucas schrijft nog een tweede boek: Handelingen. Dat gaat over de gemeente, die achter Jezus aan ook met de Geest gedoopt is. De gemeente die achter Jezus aan ook wat moet worden, die ook de woestijn in moet. De verzoekingen zijn nog niet voorbij. De duivel is nog niet gewonnen, het gevaar niet geweken. Ook in ons plastic paradijs zit er een addertje onder het gras…

Jezus is bij zijn doop uitgeroepen tot de geliefde Zoon van God. Zijn dooptekst was Psalm 2. Wat zal hij worden? Daarna komt bij Lucas het geslachtsregister – en dat gaat terug tot Adam, de zoon van God. Wat is Adam geworden, wat is er van hem terecht gekomen? En Adam is geen geval apart, geen individu. Achter Adam aan komen al die namen uit het geslachtsregister. Ik denk dat je ook je eigen naam mag invullen. Adam is ‘m niet geworden – en wij ook niet. Adam viel met Eva. Over een boom, een vrucht. Hij had niet eens honger. Het was niet eens in de woestijn, maar in een hof vol bomen. “Aan een boom, zo vol geladen, mist men een, twee pruimen niet” (bij Hieronymus van Alphen waren het vijf, zes pruimen; nu nog maar een of twee en wat kan dat nou voor kwaad?). Adam luisterde naar de verkeerde stem, die sprekend leek op de stem van God. Maar die stem zei net iets anders. Niet: alle bomen, behalve één; maar: geen enkele boom. Je mag ook nooit wat. Een vervalsing. Net echt. Zal Jezus een andere Adam zijn, zal Hij ons meenemen naar een andere toekomst? Hoe is hij zoon van God?

Het verhaal van Adam: opnieuw. Het verhaal van Israël: opnieuw. Toen: een woestijntocht van veertig jaren. Bij Jezus zijn het veertig dagen: een woestijntocht in miniatuur. De woestijn is in de Bijbelverhalen een dubbelzinnige plek. Verleden en toekomst lopen door elkaar heen. Terugkijken naar wat je had: de vleespotten van Egypte, de zekerheden. (De volle kerken van vroeger). Heimwee, mopperen, murmureren: de woestijn is toch geen plek voor mensen? Maar ergens aan de overkant moet volgens Mozes een beloofd land liggen. Israël, Gods zoon, door God de woestijn in gedoopt, en wat zal het worden? Jezus, Israël in miniatuur, weer een tocht door de woestijn, weer een nieuw begin…

De woestijn is een dubbelzinnige plek. De hemel is dichtbij, maar het kan er ook spoken. Johannes hoorde in de woestijn de stem van God, vertelt Lucas. God richtte zich in de woestijn tot Johannes… Jezus hoort in de woestijn de stem van de duivel, de verkeerde stem, de vervalsing. Vervalsing: net echt. Alleen het watermerk – de doop – kan helpen. De woestijn: plek waar je sterk of zwak kunt worden, vallen kunt of opstaan. God houdt het meest van opstaan. Dat heet beproeving en het doel is dat je er sterker uit komt. De duivel houdt van vallen, van examens met strikvragen, je zakt er voor. Dat heet verzoeking en hoe kom je daar in ’s hemels naam doorheen?

Er gebeurt weinig bijzonders. Geen kosmisch gevecht tussen een hemelheld en een hellehond. Het is niet eens een discussie, een fel twistgesprek. Drie keer gaat het over een gewone keuze. Tussen bij je doop blijven en de weg die je moet gaan – en een voor de hand liggend alternatief. Maar als je goed kijkt, is het een vervalsing. Nét echt, nét niet goed. Heel beschaafd. Voor een monster, een duivel met gevorkte staart en op bokkenpoten, ben je wel op je hoede. Maar dit heb je bijna niet in de gaten. Een verzoeking in drie etappes. Drie keer een keuze tussen echt en nét echt, een redelijke mogelijke optie.

De eerste ronde: honger na veertig dagen. Johannes had in de woestijn gezegd: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! God kan dus iets met stenen! Van álle stenen brood maken, zoals Mattheüs vertelt, is misschien teveel van het goede. In het verhaal van Lucas gaat het maar om één steen. Als u de Zoon van God bent, beveel die steen dan in een brood te veranderen. Zoon van God: de doop van Jezus echoot na in de woestijn. Ook de duivel kan het over de doop hebben… Van één steen brood maken, je honger stillen, je behoefte bevredigen. Wat schuilt daar nou voor kwaad in?

Zeg nu zelf: vruchten zijn er toch om te plukken, in ons plastic paradijs? Behoeften zijn er om bevredigd te worden, goederen vragen om consumptie. Stilstand is achteruitgang, we moeten groeien. Als je technisch iets kunt produceren (brood uit stenen) dan moet het toch in de markt? Als jij het niet doet, doen ze het in China wel. Voor de honger van je hart kun je op zondag naar de kerk. Voor de honger van de ander heb je de collecte. Voor je slechte geweten huur je een coach in. Je bent gedoopt, God legt zijn naam op jou, je moet wat worden. De doop vraagt om een weg. Maar zeg nu zelf: dat heeft toch niets met economie te maken..? Of met klimaatverandering..? Of met…

De tweede ronde van het verhaal gaat over macht. Macht is nooit los verkrijgbaar. Er zit altijd wat aan vast, er hangt een prijskaartje aan. Maar zeg nu zelf: macht, je móet wel. En zeur niet over dat prijskaartje. Als jij niet aan macht doet, doen anderen het wel. Een mens wil toch eens een keer hogerop, iets anders dan woestijn en minderheid. Een mens wil toch wel eens een keer een beloofd land..! Een mens wil toch wel eens een keer engelen: “tot uw dienst”…! Bij de doop van Jezus klinkt Psalm 2. Jij bent mijn zoon. Meteen daarna zegt Psalm 2: Vraag het mij en ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom. Dat tweede stukje is bij de doop van Jezus weggelaten. Dat moet Hij onderwég nog waarmaken, als Hij wat wordt. Maar waarom zou je daar op moeten wachten, waarom pak je je kans niet?

Daar was die verloren zoon (óók Lucas!) zo zat van. Altijd maar wachten, nummer twee zijn van je oudere broer, altijd Vaderbinding. Brood zónder Vader kan toch ook prima smaken? Macht zónder Vader werkt toch ook? Het hoeft toch niet per definitie op een zwijnenstal uit te draaien? Aanbid de Heer alleen – zo exclusief hoeft het toch niet, zo fundamentalistisch…

Een mens leeft niet van brood alleen. Maar er zijn er zat, die dat nu juist wél doen. Het gaat hen goed en we gunnen hun dat ook van harte: hun eigen keuze. Maar keuzevrijheid is toch niet het hoogste goed. Want er zijn altijd nog de gevolgen voor anderen. Aanbid de Heer alleen. Maar er zijn er zat, die dat niet doen. Het gaat hen goed en we gunnen hun dat ook van harte: hun eigen keuze. Maar het leven wordt zo wel eentonig en eendimensionaal.

De derde ronde is de moeilijkste. De Heer alleen aanbidden: dan kom je op de moeilijkste plek, de tempel, de kerk. Daar zit je dan, in de kerk – daar sta je dan, op de top van de tempelberg. De engelen zijn voor het grijpen. Ze vangen je meteen op. Psalm 91. Je wilt toch ook wel eens getrakteerd worden, geknuffeld, gekoesterd. Een stem, een gebaar uit de hemel, speciaal voor jou. En dan krijg je hier te horen: Lucas laat de engelen weg. De weg van God met jou, de weg van de Geest, gaat door de woestijn. Niet door een hemels pretpark of een schilderijententoonstelling.

Daar is toch geen fluit aan? Ik wil een engel, ik wil ervaring, ik wil spektakel, ik wil spectaculaire genezingen. In plaats daarvan krijg ik de preek. Altijd horen dat ik er nog niet ben, altijd horen dat ik wat moet worden. Altijd die enge poort, die smalle weg, die kameel door het oog van een naald, die doop. Altijd maar vertrouwen, afwachten, hopen, vechten. Wanneer ben ik er eindelijk, klaar, voltooid? Een werkelijk gaaf mens? Waarom plaagt God zijn kinderen zo?

Dat is het verhaal bij Lucas: geen engel te zien. Drie keer een redelijk alternatief, een vervalsing, nét echt. Geen honger meer, geen onmacht meer, niet meer geloven en hopen, maar hebben en houden. Lucas vertelt het verhaal zo: via Jezus’ doop ga je naar je eigen doop. Via Jezus’ verzoeking ga je naar je eigen verzoeking. Maar als je dat gehoord hebt, mag je ook weer terug. Van je eigen sores en gevecht naar de strijd van Jezus. Er is er toch EEN die niet gevallen is, maar opgestaan.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: