Het aardige van het leven als emeritus is: je hebt meer tijd om te lezen. Dat hoeft niet per se theologie te zijn. Op school twijfelde ik tussen een loopbaan als predikant en een carrière als docent: aardrijkskunde en/of geschiedenis. Het is de predikant geworden en ik heb daar nooit een seconde spijt van gehad. Maar zo nu en dan kwam de oude liefde weer om de hoek en begaf ik me op het terrein van de geschiedenis, in dit geval de kerkgeschiedenis. Ik wilde bijvoorbeeld weten hoe die Vrijmaking midden in de oorlog in vredesnaam heeft kunnen gebeuren. Niet dat ik vrolijk werd van het resultaat… En nu kan ik me als uitgediende predikant onbekommerd op de algemene geschiedenis storten. Zonder slecht geweten of het gevoel de gemeente tekort te doen.
Lezen, dus. Drie boeken. Alle drie op Kindle. Voor boven op de studeerkamer en voor beneden op de I-pad. Drie geschiedenisboeken. Het eerste is van Lindsay Fitzharris: The Facemaker. A Visionary Surgeon’s Battle to Mend Disfigured Soldiers of World War I (New York 2022). Het gaat over Harold Gillies, de pionier op het gebied van plastische chirurgie tijdens de Eerste Wereldoorlog. De wapens waren gemoderniseerd en de explosieve kracht van de munitie was toegenomen. Vele soldaten raakten in de loopgravenoorlog of in de zeeslag bij Jutland voor het leven verminkt door het verlies van een of meer ledematen. 280.000 mannen uit Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië liepen verwondingen of verminkingen van het gezicht op. Unlike amputees, men whose facial features were disfigured were not necessarily celebrated as heroes. Whereas a missing leg might elicit sympathy and respect, a damaged face often caused feelings of revulsion and disgust (p. 11). Cultureel gezien was verminking aan het gezicht een lot dat erger was dan de dood. Het werd geassocieerd met lepra of een immoreel leven (geslachtsziekte). Verloofden verbraken hun relaties en kinderen vluchtten weg van hun verminkte vader. Plastische chirurgie en anesthesie stonden in de kinderschoenen en ontwikkelden zich pas tijdens de oorlog als afzonderlijke specialismes. De uit Nieuw Zeeland afkomstige arts Gillies begon te pionieren bij het herstel van aangezichtsletsel. Hoe kon je functies (kauwen) herstellen en daarbij tot een resultaat komen dat om aan te zien was? Er kwamen aparte ziekenhuizen met speciale behandelingen. Mensen met gezichtsverwondingen moesten op hun buik worden vervoerd omdat zij anders stikten in hun eigen bloed. Dat soort beginnersfouten mocht niet meer voorkomen. Er kwamen behandelingsvoorschriften en richtlijnen. Tekenaars en fotografen werden ingeschakeld om de ingrepen te documenteren. De aanpak was multidisciplinair en tandartsen speelden een grote rol. Het was geduldwerk: men moest geen haast hebben en juist wél tot morgen uitstellen wat vandaag gedaan kon worden. Een boeiend en vlot geschreven boek. Door de foto’s wordt de oorlog er niet minder gruwelijk van.
Die oorlog had niet alleen maar militaire fronten. Adam Hochschild beschrijft in zijn American Midnight, The Great War, a Violent Peace, and Democracy’s Forgotten Crisis (New York, 2022) het politieke front in de VS rondom Amerika’s deelname aan de Eerste Wereldoorlog. In de VS brak een periode van ongekende repressie aan, die heviger was naarmate het spookbeeld van de Russische revolutie sterker werd. Door de Espionage Act kreeg de regering volmachten om af te luisteren, censuur toe te passen en de postbezorging selectiever te maken. Linkse kranten moesten het onderspit delven omdat hun oplages niet meer per post bij de abonnees konden worden bezorgd. Een beroep daartegen was nauwelijks mogelijk. Onder het vaandel van vaderlandsliefde maakten communistenjagers als Edgar Hoover (later de directeur van het FBI) iedereen die van het gemiddelde afweek of zich negatief over de oorlog uitliet het leven onmogelijk. Daarbij werden dubbelagenten ingezet: activisten die in werkelijkheid bij de overheid in dienst waren. Burgerrechten werden buiten werking gesteld; mensen werden zonder vorm van proces opgesloten en zelfs tegen wil en dank naar Rusland gedeporteerd. Na terugkomst uit de oorlog kregen Afro-Amerikaanse militairen opnieuw met discriminatie en zelfs met lynching te maken. President Wilson had het te druk met de oorlog en de vredesonderhandelingen in Versailles om in de gaten te krijgen wat er in het Amerikaanse binnenland speelde. Op zijn politieke agenda stond Amerika’s deelname aan de Volkenbond en niet het herstel van de binnenlandse verhoudingen. Het resultaat was dat geen van beide lukte: de Senaat verwierp het verdrag dat de Volkenbond moest regelen en de laatste politieke gevangenen kwamen pas jaren ná de oorlog vrij. De president werd door een hersenbloeding geveld; zijn vrouw en zijn adviseurs regeerden de rest van zijn ambtsperiode in zijn naam. Niemand mocht weten hoe slecht de president er in werkelijkheid aan toe was.
De communistenjager van de jaren vijftig, Joe McCarthy, kwam dus niet uit de lucht vallen. Er was al een voorgeschiedenis van achterdocht en verdachtmakingen geweest, die een voedingsbodem voor zijn activiteiten vormde. Een geheime linkse samenzwering had volgens hem de hele Amerikaanse regering besmet. Daar was geen bewijs voor te leveren, maar dat werd bij McCarthy nu juist het “bewijs” hoe goed die samenzwering georganiseerd moest zijn. De complottheorieën van vandaag zijn dus niet nieuw en knopen aan bij een traditie in de Amerikaanse politieke verhoudingen. Datzelfde geldt voor de “omvolkingstheorie”. Kort na de Eerste Wereldoorlog werd het Amerikaanse immigratiebeleid zo ongeveer op slot gedraaid voor mensen uit Zuid- en Oost-Europa. De WASP-genenpool (White Anglo-Saxon Protestant) moest tegen vreemde smetten worden beschermd. Joden werden van dit immigratiebeleid later het slachtoffer. Zo lang is dit dus al aan de gang in de publieke opinie. En wij maar braaf geloven dat de VS zo ongeveer de bakermat van de vrijheid is in plaats van een smeltkroes waarin ook politieke griezels hun plek innemen. Net als in Nederland, trouwens… Niet gruwelijk, dit boek. Maar wel onthutsend.
Het laatste boek dat ik onder handen had is van Max Hastings: The Abyss, Nuclear Crisis Cuba 1962, London 2022. Hastings is een bekende journalist. Hij interviewt mensen en verwerkt die gegevens zien zijn boek. Hij heeft zo ongeveer iedereen die iets over de rakettencrisis weet of er bij betrokken was, gesproken. Daarom lijkt zijn boek teveel op een omgevallen kaartenbak met citaten. Dan is deze deskundige aan het woord, en dan weer die analist. Het gevolg is dat de grote lijnen minder scherp worden. Wat had de VS eigenlijk te zoeken in Cuba? Was de opstand tegen dictator Batista die zo royaal door de VS (tot en met de maffia) werd gesteund niet meteen ook een opstand tegen de bevoogding door de VS? Is Castro niet in de armen van de Sovjets terechtgekomen door de Amerikaanse boycots? Chroesjtsjov had zich kunnen beperken tot een veiligheidsgarantie voor Cuba. Zijn dwaze rakettenavontuur was alleen maar een poging om de achterstand op de Amerikaanse kernbewapening in te lopen. Met de vooruitgeschoven bases in Cuba hoefde de Sovjet-Unie geen langeafstandsraketten te ontwikkelen. Heeft de VS niet veel te nerveus gereageerd (alsof de communisten al in de achtertuin stonden) en daarmee het gevaar groter gemaakt? Het strategische evenwicht was niet aangetast. Niet alleen Chroesjtsjov begaf zich in avonturen; de Kennedy’s deden dat niet minder. Zij gingen hun eigen vermogen tot crisisbeheersing overschatten en kwamen in het avontuur van Vietnam terecht (daar heeft Hastings ook een boek over geschreven).
Om dat boek te gaan lezen (ik heb tot nu toe alleen gebladerd) moet ik eerst wat moed verzamelen. In het boek over Cuba ben ik op blz. 325 (van de 481 tekstpagina’s) blijven steken. Het zoveelste citaat werd me te machtig. En Facebook meldde zich voor een nieuw verhaal: waar blijf je? (om het dan binnen 24 uur van je Facebook-pagina af te kunnen flikkeren)… Bij dezen, dan. En volgende keer weer wat over Lucas. Zijn eerste boek. Daar ben ik nog nooit in blijven steken.