Hande(rs)lingen (7)

Handelingen 6 : 1 – 7

De eerste gemeente in Jeruzalem groeit maar door. Drieduizend mensen plus in hoofdstuk 2. Na de genezing van een verlamde: vijfduizend mensen er bij. In Handelingen 6: een grote groep priesters aanvaardde het geloof. Er is geen tellen meer aan. Toch begint het een beetje onpersoonlijk te klinken. Niet meer de Here Jezus volgen, maar het geloof aanvaarden. Het ruikt een beetje naar systeem, organisatie, stelsel. En het kan ook niet zonder. Maar kan het er mét? Een groter wordende gemeente heeft organisatie nodig. Hoeveel? Compleet opgetuigd? Of light?

Taal is emotie. Je wordt geboren in je dialect (Handelingen 2 : 8). Je hebt in die eerste gemeente Griekstaligen en Hebreeuws sprekenden. De Hebreeuws sprekenden zijn de eigenheimers: geboren en getogen in het heilige land. De Griekstaligen zijn de emigranten, die in de diaspora gewoond hebben maar op gevorderde leeftijd terugkeren naar het vaderland. Er kan spanning ontstaan tussen oudgedienden en nieuwkomers, nestvlieders en nestblijvers, oudste rechten en nieuwe claims. Dat knalt. En dan gaat het ook nog over verwaarloosde weduwen uit de Griekstalige groep, die nu eenmaal veel senioren en ook veel weduwen kent. Dat verdubbelt de emotie. En daar moeten ze wat mee: de apostelen die nu voor het eerst “de twaalf” heten en de gemeenteleden die nu voor het eerst “de discipelen” heten. Ze moeten iets. Maar wát?

Sprongetje: wij wisten ’t wel. Maak het jezelf niet te moeilijk: splits de zaak in twee gemeenten. Eén groep die de oude taal spreekt onder leiding van de twaalf. En een nieuwe groep Griekstaligen onder nieuwe leiding. Je maakt twee groepen mensen die elkanders taal niet spreken en elkanders gedachten niet verstaan niet gelukkig door ze onder geestelijke(?) dwang in één hok te stoppen. Veel te hoog gegrepen. Keep it simple, stupid – zegt het zo genoemde Kiss-principe. Lekker overzichtelijk: twee gemeenten die in vrede naast elkaar en langs elkaar heen leven. Maar: gelijkwaardig worden ze nooit. De Hebreeuws sprekenden hebben de oudste rechten en de twaalf, de ooggetuigen. De Griekstaligen hebben een zevenkoppige leiding en blijven tweede garnituur. Het lost niet al teveel op. Het blijft moedergemeente-stiefdochtergemeente. Ooit opgetuigde constructies als “buitengewone wijkgemeente in wording” waren te slim om goed voor ons te zijn.

Alternatief: wij wisten ’t wel. Hou één gemeente, maar met twee verschillende werkvormen, twee profielen, twee specialismen. Je hebt nu eenmaal mensen die dol zijn op het woord en mensen die resultaatgericht en daadgericht zijn. Er zijn nu eenmaal mensen die het accent leggen op horen en graag aan leerhuizen meedoen – en er is een ander soort mensen die praktischer zijn ingesteld. Eén gemeente met twee verschijningsvormen. Maar dat groeit onvermijdelijk uit elkaar. De hoorders zullen op de puntjes en de komma’s van de leer gaan letten. Wat hoort er en wat hoort er niet binnen de grenzen van de kerk, binnen het aanvaarden van het geloof? De daders zullen op praktisch dienstbetoon en solidariteit gaan letten, en zoeken de gaatjes in de door de hoorders vastgestelde grenzen op. Je kunt nu eenmaal niet aan diaconaat doen met aangetrokken handrem. Diaconaat moet juist de gaten opzoeken. Het wijsvingertje tegenover de uitgestoken hand. Maar de hoorders bepalen en bewaken de grenzen. Nieuwe ambtsdragers moesten het eerst maar eens een periode als diaken proberen. Zo ging dat vroeger. En wat betekent deze hiërarchie van woorden en waarden voor het “smoel” van de gemeente? Schizofrenie: een gespleten persoonlijkheid…

Een diaken een nog-niet-gelukte-ouderling? De Geest nam wraak. Bij het schrijven van de ontwerpkerkorde voor de latere Protestantse Kerk ontdekten we bijvoorbeeld dat de diaken in de oecumene een veel duidelijker profiel had dan de ouderling. Die was door Calvijn en vooral door zijn betweterige navolgers wel een beetje de hemel in geprezen, maar daar ook ergens blijven hangen. De dominee en de diaken: daar konden we in de oecumenische wereld mee voor de dag komen, maar de tijdelijke ouderling met een knipperlicht-ambt: aan-uit, aan-uit, vormde een vraagteken. De ouderling moest dan maar gaan zorgen voor de gemeente als gemeenschap, maar dat was (toen?) een verlegenheidsoplossing. De diaken heeft een vrij duidelijk profiel en daarvoor zijn mensen te vinden. Maar een ouderling heeft een vaag profiel: duvelstoejager van de Here God of manusje-van-alles voor de goegemeente, of – als het goed is – iets van allebei. Zijn daarvoor nog met de Geest vervulde mensen te vinden? Het is ook nog eens meer de tijd van losse nummers dan van abonnementen, ook qua werken in de kerk. Projecten zijn altijd tijdelijk. Er komt gebrek aan bestuurders, ook in de kerk.

Een beweging kan niet zonder systeem; een stroming niet zonder kanaal. Je ziet de zoektocht in het boek Handelingen. Let wel: een zoektocht, niet een eens en voor altijd geldend te aanvaarden model. Die eerste gemeente heeft het over één dienst: de dienst van het woord is ook dienst aan de tafel. En omgekeerd. En voor die laatste dienst komen er dan zeven Grieks sprekenden bij (allemaal mannen, maar Filippus blijkt later twee dochters te hebben die als profetes werken). De “twaalf” worden pas de twaalf als ze ruimte scheppen voor de “zeven”. Het is geen systeem van kerkrecht, maar een model.

Toch lijkt de dienst van het woord een beetje een primaat te krijgen. Daar zijn apostelen voor nodig. De verkondiging mag niet verwaarloosd worden. Het verbreken van de eenheid tussen getuigenis en dienst kostte Ananias en Saffira zojuist nog het leven. Hun gebrek aan echte solidariteit en mededeelzaamheid maakte de woordverkondiging ongeloofwaardig. Wat in hoofdstuk 5 nog één en ondeelbaar was, wordt nu echter gedifferentieerd. Het diaconaat wordt iets aparts, dat er bij komt. Twaalf is meer dan zeven.

Maar de Heilige Geest glimlacht en haalt een streep door het hele model. Wie wordt de eerste geloofsgetuige die het met de dood bekopen moet? Niet een van de twaalf, maar een van de zeven. Stefanus krijgt de gave van het woord en wordt gestenigd. Filippus verwijdert zich ook ver van de dienst van de Tafel en bedient op de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza de doop aan een wereldreiziger uit Afrika. Het kruipt onder de deuren door en gaat door alle zorgvuldige afbakeningen heen. En het eerste dat de priesters die het geloof aanvaarden moeten leren is dat “het geloof” niet een gesloten systeem is waarin niets veranderen mag. In het boek Handelingen gaat het om een Unvollendete. Om uitproberen. Wat je uitprobeert, kan ook mislukken. De Geest weet er wel raad mee, en anders de mensen wel.

Een grote groep priesters aanvaardde het geloof. Ineens kan alles. Zelfs de theologen bekeren zich! En het geloof begint te bewegen en te glimlachen…

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: