In de tweede helft van de vorige eeuw maakt VU-hoogleraar Kuitert (1924-2017) bij velen furore met zijn rationele analyse van het christelijk geloof te midden van de andere godsdiensten. Hij fungeert daarbij als spreekbuis van een generatie gereformeerden die afscheid neemt van de overgeleverde waarheden. De synode is bang voor een nieuwe scheuring in de GKN omdat Kuitert in zijn gevoelen niet alleen staat. In 1974 verschijnt Kuiterts boek Zonder geloof vaart niemand wel. Hij doet in dat boek een uitspraak die uitgroeit tot zijn meest beroemde oneliner: “Alle spreken over Boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van Boven komt”. Het christelijke geloof moet, evenals de andere godsdiensten, zijn gelijk nog krijgen. Het is nu niet meer dan een menselijk zoekontwerp. Weer ontstaat er een rel in de gereformeerde kerken. De synode doet zelf geen uitspraak maar verklaart dat deze discussie tot de competentie van theologen behoort.
Ik kan als jonge dominee op de preekstoel in Luttelgeest niet nalaten om de kwestie ietwat te relativeren. Wij moeten niet doen alsof Kuitert van Boven komt zodat hij ons geloof van ons kan afpakken. Kuitert valt onder zijn eigen stelregel: ook zijn spreken over Boven komt van beneden. Een professor heeft ons niet áán het geloven gekregen en hij kan er ons ook niet van áf helpen. In 2021 is Kuitert vrijwel vergeten. De generatie die veel met hem op had is uitgestorven of heeft afscheid genomen van de kerk. Kuiterts theologie is achteraf net zoiets als een strip-tease: bij elk nieuw boek heeft hij weer een laagje (aan)kleding verwijderd. Wat er uiteindelijk van overblijft, heeft weinig om het lijf. Zoals Kuitert radicaal afscheid nam van Barth en zijn denken over Gods openbaring, zo nemen hedendaagse theologen en predikanten afscheid van Kuiterts rationalisme. Je wordt er niet warm van.
Intussen blijft de vraag wel staan. Komt heel de Bijbel – van Adam tot het nieuwe Jeruzalem – van Boven? We hebben ontdekt dat je dan klem komt te zitten in allerlei ongerijmdheden. Wie in dat geval het beste kan redeneren, gelooft het meest. Anderen zeggen: wat hij bewijzen kan, kan ik niet geloven (prof. Jan Ridderbos, in toenmalige studentenkringen “oude Jan”). Of staat Gods Woord – ook een oude en eerbiedwaardige opvatting – in de Bijbel? Maar hoe haal je dat er uit en wie doet dat, en hoe voorkom je dat iedereen met een eigen Boekje in een eigen hoekje gaat zitten? Waar blijven we, als..? Het merkwaardige is dat het christelijk geloof op die vraag juist een antwoord heeft! Wij zullen altijd geborgen blijven. Interessante discussies. Mechanische inspiratie, organische inspiratie, ethische theologie, relationeel waarheidsbegrip… Maar ik houd van concreet. Niet de Bijbel als een soort algemeen principe, maar déze Bijbel (NBV21), déze tekst, dit verhaal. Valt er in het Koningenboek iets te leren over Boven en beneden? Vandaag 1 Koningen 14 (en daarmee sluit ik deze serie dan ook af; het is mooi geweest).
Het is een moeilijk verhaal. Eens ging Saul vermomd naar de geestenbezweerster in Endor (1 Samuël 28). Hij moest wel in vermomming omdat hij het bezweren van geesten met een koninklijk bevel verboden had. Jerobeam stuurt zijn vrouw in vermomming naar Silo, naar de profeet Achia. Die vermomming en het zich verschuilen achter zijn vrouw heeft Jerobeam nodig om zijn zwakheid te maskeren. Nu zijn zoon Abia ziek is, staat zijn koningshuis op het spel. Jerobeam zoekt via via contact met zijn roots: het was Achia die Jerobeam Gods boodschap over zijn komende koningschap had overgebracht. Hoe staat het met nu het koningshuis, dat God bestendigen zou (1 Koningen 11 : 38)? Jerobeam is kwetsbaar: hij heeft zich niet aan de voorwaarde van gehoorzaamheid aan God gehouden.
De vrouw van Jerobeam krijgt de volle laag en moet een nare boodschap overbrengen. Jerobeam háált het niet vergeleken bij Gods dienaar David “die altijd deed wat goed is in mijn ogen” (1 Koningen 14 : 8). Dit ideaalbeeld wordt pas in het volgende hoofdstuk van een kleine correctie voorzien: “behalve in de kwestie met de Hethiet Uria” (1 Koningen 15 : 5). Het is wel een wat neutrale formulering; de boodschap van de profeet Natan op dat huisbezoek bij David was heel wat harder (2 Samuel 12 : 1 – 14). Jerobeam – krijgt zijn vrouw te horen – heeft zich nog slechter gedragen dan al zijn voorgangers. Weer frons ik mijn wenkbrauwen onder het lezen: Jerobeam is toch echt Jerobeam I, hij heeft helemaal geen voorgangers. Het koningshuis van Jerobeam zal volgens de profeet worden weggevaagd doordat alle mannen (degenen die volgens het Hebreeuws tegen de muur plassen) zullen worden uitgeroeid. Zelfs de ballingschap komt al in het vizier (1 Koningen 14 : 15). En met die boodschap moet de vrouw van Jerobeam naar huis: “zodra u de stad bereikt, zal het kind sterven (1 Koningen 14 : 12). Een moeder, geschapen om het leven te dragen, draagt nu bij wijze van spreken de dood naar haar zoon toe. En als het nu een sléchte zoon was, met van alles en nog wat op zijn geweten… Maar heel Israël rouwt over hem. De enige nakomeling van Jerobeam die in een graf wordt bijgezet. De enige in het huis van Jerobeam in wie de HEER iets goeds heeft kunnen vinden (1 Koningen 14 : 13).
Spreken over Boven, dat van Boven komt? Het wordt in bepaalde kringen wel gezegd: God straft de kinderen vanwege de zonden van hun ouders. En als jonge mensen sterven: God haalt de besten het eerst naar huis. Dit is typisch spreken over Boven dat van beneden komt. De bestaande wanverhoudingen worden er mee bevestigd. Pas op voor Boven! Daar houden ze alles bij, daar hebben ze je door! Dát “Boven” lijkt verdacht veel op de verhoudingen beneden, waar zelfs voor de dood van een kind – het ergste wat zussen, broers, ouders en grootouders kan overkomen – er rechtvaardigende redeneringen zijn. Integendeel. Gods Woord voor vandaag moet er toch, ook in het licht van het Nieuwe Testament (Johannes 9!) anders uitzien…
Het wordt nog vreemder als je naar het vervolg van het hoofdstuk kijkt. Daar heb je ook een moeder. Niet van een dode kroonprins, maar van een levende koning: Rechabeam. Haar naam en haar afkomst worden twee keer vermeld: zij heet Naäma en is een Ammonitische (1 Koningen 15 : 21 en 31). Zij is de koningin-moeder, de first lady van die tijd, de rol die ook Batseba had. Wat heeft zij uit Ammon allemaal aan afgoderij naar Jeruzalem meegebracht? Het wordt met geen woord vermeld. Want Jeruzalem is per slot van rekening de stad, die de HEER uit alle(!) stammen had uitgekozen om er zijn naam te laten wonen (1 Koningen 14 : 21). En ’t is niet best, in Jeruzalem en omstreken. Offerplaatsen, Asjerapalen en gewijde stenen onder elke bladerrijke boom. Sommigen maken van de afgodendienst zelfs hun dagelijks werk. Het zijn verfoeilijke praktijken (1 Koningen 14 : 24).
Toch komt er geen godsman uit Juda om Gods oordeel aan te zeggen, zoals in Betel bij het altaar was gebeurd. Er komt geen profeet op huisbezoek, zoals de profeet Natan bij David. Er gebeurt wel wat. Koning Sisak van Egypte rooft de tempelschatten en alle gouden schilden die Salomo had laten maken. Rechabeam moet de gouden schilden vervangen door bronzen schilden, die alleen bij speciale gelegenheden te voorschijn worden gehaald en na gebruik weer veilig achter slot en grendel worden opgeborgen. Dat is toch wel een bijzonder zwaar oordeel van de HEER: brons in plaats van goud. Maar ze brengen het in het zuiden er allemaal levend af; niemand sterft. Er wordt niet gesproken over ballingschap want er is geen profeet die de volkomen ondergang aanzegt. Er wordt in het zuiden wel naast de pot geplast, maar kennelijk niet tegen de muur…
Rechabeam en Jerobeam, zuid en noord, waren voortdurend met elkaar in oorlog (1 Koningen 14 : 30). Dit hoofdstuk is een verbaal schoolvoorbeeld van die oorlog. Er wordt over Boven gesproken op een manier die diep van beneden komt. Het verhaal is een theologische bewerking van de geschiedenis en kiest tegen het noorden en voor het zuiden. Rechabeam houdt zijn koningshuis en Jeruzalem blijft exclusief de stad van God. Pas op voor de zonde, maar in het noorden zit veel meer zonde dan in het zuiden. Soms zijn woorden nog gevaarlijker dan wapens. Woorden kunnen bepaalde zaken verdoezelen of scheeftrekken. Ach, hoorde de buurman de preek maar, het zou zo goed voor hem wezen. Die woorden vormen samen een ideologie: Sionisme, met een S geschreven. Dichter bij het oude Jebus dan bij het nieuwe Jeruzalem (2 Samuël 5 : 6). Dat heeft tenminste poorten aan alle kanten (Openbaring 21 : 23).
Een theologie van “dat komt er nou van”. Een manier van denken over God, die verzwijgt dat Hij ons niet naar onze zonde straft en ons niet vergeldt naar onze schuld (Psalm 103 : 10). Letten op de splinter in het oog van de ander en niet op de plank voor je eigen hoofd. Zo’n theologie is een geraffineerde vorm van zonde. Het is zonde om het altijd over de schuld en de straf van de ander te hebben. Het komt dus tot in de Bijbel toe voor: spreken over Boven op een manier die van beneden komt. Sommige dominees zijn de grootste zondaren. Hoe meer mensen over Boven spreken en over de wil van de HEER, des te meer je op je hoede moet zijn. Samenvattend: Jezus vertelde het onmogelijke verhaal over iemand die twee zonen had (Lucas 15 : 11 – 32). Het heeft een open einde. Twee verloren zonen. En een Vader om U tegen te zeggen…