Een PIAD gaat uit preken – op weg naar Koningen (9)

Ik ben sinds 2003 PIAD (Predikant in Algemene Dienst). Als ik geen predikant had kunnen blijven, was de nieuwe baan wat mij betreft niet doorgegaan. Ik heb dus geen kerkenraad meer. Wat mijn ambt aangaat, val ik onder het moderamen van de synode en onder de visitatie. Voor mijn plaatselijke handel en wandel val ik onder de kerkenraad van Leusden. Veel toezicht is er niet. De visitatie brengt al die jaren slechts één (zeer gewaardeerd) bezoek. Voor mijn dagelijks werk val ik onder de algemeen directeur van de dienstenorganisatie. Dat wordt Haaije Feenstra. Ik kende hem al toen hij directeur was bij het Bijbelgenootschap. We kunnen het prima samen vinden en gaan bij sollicitatiegesprekken weer met nadruk vragen naar iemands kerkelijke betrokkenheid en persoonlijk geloof. Daar was een beetje de klad in gekomen. Haaije heeft graag dat ik op zondag uit preken ga (en daarbij impliciet een goed signaal over het landelijke kerkenwerk afgeef). Zondagse ambassadeur van de landelijke kerk, maar inhoudelijk heeft Haaije niets te zeggen over wat ik op zondag zeg en doe. Vaak hoort hij vanuit zijn brede netwerk positieve reacties en is hij daar hardop blij mee. Als je ’t formeel speelt val ik op zondag niet onder zijn verantwoordelijkheid en mag ik mijn kerkdiensten ook niet onder werktijd voorbereiden. Daar ben ik vrijer in. Haaije hoort, ziet en zwijgt…

Geen kerkenraad meer. Ik zou dus kunnen zeggen wat koning Salomo aan zijn collega Chiram van Tyrus schreef: er zijn geen tegenstanders meer en er dreigt geen gevaar (1 Koningen 5 : 18). Merkwaardig genoeg staat er letterlijk: ik heb geen satan. Satan is eerst een gewoon Hebreeuws woord voor tegenstander en krijgt pas later een duivelse lading. Het valt op dat de overlevering later het woord satan niet heeft aangepast toen het woord om zo te zeggen “des duivels” werd. Misschien is het een soort dubbele bodem: ook als je geen satan hébt, kun je er zelf een wórden voor je medemensen. Salomo komt er in de beschrijving van zijn koningschap genadiger af dan zijn vader David, wiens falen in de Samuëlboeken in alle geuren en kleuren uit de verf komt. Salomo wordt geschetst als een vredevorst die zonde tegenstander of vijanden en zonder bloed aan zijn handen die handen vrij heeft voor de bouw van grote projecten als de tempel en het koninklijke paleis. Ik zou – terug naar vandaag – als PIAD kunnen zeggen: eindelijk van die kerkenraad af, ik heb geen tegenstander of satan, ik kan voortaan op zondag in de dienst mijn gang gaan (als de zoveelste in de ogen van de gemeenteleden losgeslagen landelijke functionaris?).

Hoe doe je dat: “de heilige hort op” gaan in een nieuwe situatie? De Groningse “hort” is nu achter de rug en er moet in het midden van het land een nieuwe komen. Je moet eerst maar eens gevraagd worden. In de omgeving van Leusden ontstaat een klein circuit: Zwartebroek, Kootwijkerbroek, Harskamp. Dat breidt zich uit naar Amersfoort, Soest, Bunschoten en Nijkerk. Andere provincies komen ook in zicht: Haamstede, Sommelsdijk, Zevenbergen, Drunen, Gulpen en Vaals. De “oude liefdes” van Luttelgeest, Enter en Haren komen ook aan de beurt. Het Drentse Roden en het Friese Stiens staan ook op de lijst. Een predikant in algemene dienst kan niet in één regio blijven steken.

In iedere dienst stel ik me zo nodig even voor. Ik doe meer met muziek dan ooit tevoren en verken de inhoud (en soms de grenzen) van het oude (1973) en het nieuwe Liedboek (2013). Desnoods zing of speel ik een onbekende melodie even voor, Mensen beginnen dat leuk te vinden, een profilering op deze manier. Qua inhoud blijf ik de oude manier van lectio continua volgen: een serie (los van elkaar te beluisteren) preken uit hetzelfde Bijbelboek. Zou ik een jaarrooster volgen, zou ik met mijn drukke baan voor elke zondag een nieuwe preek moeten maken. Dat zit er niet in. Ik vertel de gemeente gewoon dat ik op de studeerkamer met een Bijbelboek bezig ben en dat ik een verhaal tegenkwam waar een preek verstopt bleek in te zitten. Zoals een beeldhouwer in een brok steen een beeld ziet en begint dat er uit te hakken. Ook over dat hakproces vertel ik: hoe hielpen de Bijbelcommentaren mij op een (dwaal)spoor, waar zaten de breekpunten, waar werd ik wanhopig en moest ik opnieuw beginnen, wat gebeurde er in die week om ons heen en zitten daar aanknopingspunten of een mogelijke toepassing in? Met dat laatste ben ik behoorlijk voorzichtig zodat de kerkenraad niet met stoffer en blik achter mij als gastvoorganger aan moet. Met steunkousen aan word ik de laatste jaren iets minder goed ter been. Ik vermijd dus waar het even kan de hoge preekstoeltrappen en probeer dan vanaf het podium uit mijn hoofd te preken.

Contact met de mensen leggen gaat niet zonder te laten zien wie je zelf bent en hoe het Grote Verhaal jouw verhaal heeft aangeraakt, gestempeld of omgevormd. Preken wordt persoonlijker, intensiever en existentiëler dan ooit tevoren. Je kunt niet zeggen: “volgende keer beter”, want als het niet goed gaat, komt er geen volgende keer. Het gaat niet om jou. Tegelijkertijd gaat het wél om jou: God heeft even niemand anders beschikbaar, anders hadden ze jou niet gevraagd. En pas op: je kunt geen satan hebben maar er wel een wórden voor deze gemeente. Ik krijg energie van het proces en ik word er doodmoe van. Vóór de koffie na de dienst ben ik al weg, te uitgeput om er nog een zinnig woord uitgeperst te krijgen. En het ziet er in de dienst uit alsof het mij moeiteloos afgaat. Het is een kwetsbaar geheel. Als het mis gaat, kan dat zomaar een weerslag krijgen bij de leiding van de kerk of in de dienstenorganisatie. Het bestaan al “eenpitter” op zondag heeft ook zijn negatieve kanten. Soms heb ik heimwee naar mijn “beschermheiligen” van de kerkenraad.

Ik laat meer het achterste van mijn exegetische tong zien. Als een tekst problematisch is, zeg ik het er altijd eerlijk bij. Signaleren geleerden problemen, dan bekijk ik of ik er in de preek iets mee kan. Ik maak een oud voornemen waar en houd een aantal diensten over het Bijbelboek Daniël, geplaatst in de Makkabeeëntijd. Ik vertel de gemeente dat pseudepigrafie (het op de markt brengen van verhalen of teksten die op naam van klassieke bijbelfiguren zijn gezet) in die tijd heel gewoon was. Modern copyright bestond toen nog niet. Gelukkig maar: als David of Asaf hun psalmen onder het auteursrecht hadden geplaatst, konden de kerken helemaal kapitalen aan Buma/Stemra betalen. Gewoon eerlijk vertellen dat Prediker niet Salomo is, maar door een latere wijze op diens naam gezet is om zijn boek gezag te verlenen.

Ik behandel Daniël als een bundel verzetsverhalen uit de Makkabeeëntijd, door opa verteld aan zijn tienerdochter Mirjam en haar vriend Jossi. Die twee zijn oud en wijs genoeg om door te hebben dat opa met een dubbele bodem vertelt: hij zégt Nebukadnezar maar bedoelt de tirannieke koningAntiochus IV Epiphanes, die zich “godsverschijning” liet noemen. Verzetsverhalen vertellen is ook een manier om de gein (een jiddisch woord) er in te houden en om tegenstanders die tot mythische proporties zijn uitgegroeid een kopje kleiner te maken. Koningen decreteren – maar geloof, wijsheid en slimheid winnen. Als die verzetsverhalen op zijn en niet meer verteld (kunnen) worden, blijft er niets over dat de moeite van het leven waard is. Hier beneden is het niet en alles wordt op de overkant, de hemel, de toekomst gericht. Zo ontstaan de apokalyptische visioenen van de tweede helft van het boek Daniël. Opa heeft nog niet zoveel met die eindtijd, hij is voorlopig te druk met verhalen vertellen. Want zonder Verhaal houdt het Leven op. Verhalen moet je doorvertellen. Het is natuurlijk even wennen, deze verandering ten opzichte van het klassieke perspectief. Maar het verstaan van de Schrift wordt er beter van. ’t Mooiste commentaar op die preken: “die opa lijkt precies op u”.

In 2013 heb ik er 40 jaar predikantschap op zitten en mag ik volgens een oude gereformeerde regel met emeritaat. Het afscheid vindt plaats in een bewogen week. Ik heb ineens een oogkwaal waardoor ik alles dubbel zie (later is dat met een operatie verholpen) en draag een ooglapje. Schoonvader Romke Tadema overlijdt aan COPD en zwager Kees hertrouwt (de bruiloft moest van Heit doorgaan). Mijn schoonzus is aan de chemo. Tussen al die bedrijven door een afscheidsdienst in de kapel van het dienstencentrum, een feestelijke receptie compleet met een vriendenboek, en een feestelijk diner. Mijn geplande vrijwilligerswerk voor fondsenwerving voor de nieuwbouw van een vakantiehotel voor diaconale vakantieweken (Nieuw Hydepark) kan met mijn oogkwaal niet doorgaan; ik mag me niet per auto verplaatsen. Toch ga niet achter de geraniums, maar aan de studie. Meters materiaal over de Koude Oorlog. Ik wil weten hoe wij toentertijd bedrogen zijn. En preken, meer dan ooit tevoren. Er komen veel uitnodigingen. Op een gegeven moment ben ik 42 zondagen per jaar bezig. Bijna net zoveel diensten als een gewone en nog niet gepensioneerde predikant. De oudjes doen het nog best…

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: