Begin januari 2003 start ik als adjunct-directeur van de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk. Onze jongste zoon zit nog op het voortgezet onderwijs. We kunnen dus pas in de zomer verhuizen. We gaan op zoek naar een huis in een straal van 40 kilometer rond Utrecht. Tot die tijd ben ik ondergebracht in het Guesthouse aan de overkant van het grote parkeerterrein. Ontbijten, lunchen en warm eten kan ik in het restaurant van het Dienstencentrum. Dat gebouw staat begin januari praktisch leeg: veel mensen hebben kerstvakantie. Sjouk, mijn secretaresse, is er gelukkig wél. Ik ken haar al uit de MDO-tijd. Zij overhandigt mij het toegangspasje, de telefoon van de zaak, en de grote doos vol dossiers die de algemeen directeur voor mij heeft laten klaarleggen. In ruil daarvoor moet ik zowat mijn agenda inleveren: die mag ik alleen nog voor privéaangelegenheden en preekbeurten gebruiken. Verder lopen alle afspraken en telefoontjes via het directiesecretariaat. Het is even wennen maar het functioneert prima. Ik begin ’s morgens vroeg. Als Sjouk en Getty – later Janne-Marije, nog later Teunica – rond achten arriveren, heb ik er al een paar uren werk op zitten. Het wordt vaste gewoonte dat ik op dat moment koffie voor hen haal en dat we even de dag doornemen. In de wandelgangen van de directie heet dat “het ochtendgebed” De algemeen directeur begint later en houdt later op. Zo is er bijna altijd directie aanwezig. Of er ook een “avondgebed” is geweest, weet ik niet.
De doos vol dossiers heb ik na anderhalve dag verslonden. Tijd voor kennismakingsgesprekken: de collega’s van het managementteam en de teamleiders, de medewerkers van het synodesecretariaat en de leiding en de collega’s van de provinciale dienstencentra (die bestaan op dat moment nog). Ik kom in Arnhem en in Goes, in Zaandam en Leeuwarden. Er ontstaat contact met de collega’s buiten de deur: het Evangelisch Werkverband, de Raad van Kerken, de Gereformeerde Zendingsbond, de Bond voor Inwendige Zending en de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond. Er wordt aan de ronde tafel in mijn kantoor ook gebeden. Natuurlijk maak ik ook beginnersfouten. Ik heb immers nog nooit in een organisatie gewerkt. Ik krijg bezoek van een aantal collega’s van de afdeling binnenland. “Zeg maar wat ik verkeerd heb gedaan”, begin ik. “Nou, we willen je juist bedanken. Sinds jij er weer bent, is in de Dienstenorganisatie praten over God weer gewoon”.
Er staat ook een cursus Engels op het menu. Bij een test blijken de woordenschat en de grammatica dik voor elkaar te zijn. Wel moet ik leren subtieler te formuleren. Voortaan staan mijn brieven vol met beleefdheidsformules (Höflichkeitsfloskeln, zeggen onze oosterburen). De taal aanschieten als een jas en je er gemakkelijk in bewegen. Mijn brieven staan voortaan vol met “might, could en would” in alle verbuigingen en vervoegingen. Een native speaker word ik nooit: de Engelsen blijven de ongeslagen kampioenen in het in uiterst beleefde taal volkomen te kakken zetten van hun medemensen.
Die taalkennis is ook wel nodig. De rechtstreekse contacten met zusterkerken en het bezoeken van assemblees van oecumenische organisaties liggen bij het moderamen. De werkcontacten met die zusterkerken en organisaties liggen bij mij. Een van mijn eerste taken is het omzetten van de oecumenische relaties van de drie afzonderlijke kerken naar één lidmaatschap van de Protestantse Kerk. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde. Het blijkt dat de oecumenische wereld niet of nauwelijks voorbereid is op herenigingen van kerken. Als nieuwe lidkerk ingeschreven worden, kan prima – maar dat willen wij juist niet: de PKN is geen nieuw kerkgenootschap maar een voortzetting van drie afzonderlijke (lid)kerken. Nieuw kerkgenootschap: dat claimen juist de Hersteld Hervormden die een voortzetting van de Nederlandse Hervormde Kerk beweren te zijn. Dat leidt tot rechtszaken om de kerkelijke goederen. Wat wij op dit gebied aan het buitenland weggeven, kan ons in het binnenland kapitalen gaan kosten.
Er gaan dus heel wat brieven en mails heen en weer tussen Utrecht en Genève, waar de bureaus van de oecumenische organisaties (Wereldraad, Lutherse Wereldfederatie, Wereldbond van Gereformeerde Kerken en de Conferentie van Europese Kerken) in een gemeenschappelijk kantoorgebouw gevestigd zijn. Indertijd is voor Zwitserland gekozen omdat het land neutraal was en visa aan iedereen verstrekt werden. Zo werd het voor de kerken in het Oosten ook gemakkelijker om in de oecumene te participeren. Al deze organisaties in een stad die in de top-tien van duurste steden ter wereld staat, bewaken hun eigen werk, lidkerken, begrotingen en contributies. Het overzicht van contributies levert treurnis op: de Russisch-Orthodoxe kerk, steenrijk en met miljoenen leden, betaalt slechts iets meer dan 150.000 Euro aan de Wereldraad. Zij claimt daar wel een eigen positie en grote aandacht. Er zijn nogal wat lidkerken die meeliften op de contributies van andere lidkerken. Het valt niet mee om de regel erdoor te krijgen – en te handhaven! – : wie niet betaalt, krijgt geen reiskostenvergoeding voor de assemblee.
Er blijken nogal wat verdubbelingen in het werk van de oecumenische organisaties te zitten. De familie van United and Uniting kerken heeft geen eigen oecumenische organisatie maar is altijd aan de beurt als het om contributies, speciale bijdragen en bedelbrieven gaat. In Utrecht besluiten wij om de contributies voortaan in Euro’s over te maken en de verdeling van bijdragen over oecumenische organisaties over meerdere jaren te plannen en te publiceren. Oecumene wordt organisatorisch meer met de mond beleden dan metterdaad in praktijk gebracht. Soms zijn er enormiteiten: de Lutherse Wereldfederatie wil van ons geen contributie naar rato van de ongeveer 13.000 Lutheranen in de PKN, maar wil een forse contributie over het gehele ledenaantal van de kerk. En zo moet er heel wat geregeld worden. Het moderamen vraagt steeds vaker advies over internationale zaken.
De Gereformeerde Oecumenische Raad (vroeger: Gereformeerde Oecumenische Synode) zit in Grand Rapids in zwaar weer. Het aantal lidkerken is verhoogd door een aantal splinterkerken als lid toe te laten. Deze kerken betalen echter nauwelijks en willen wel het volle pond aan ondersteuning om naar de assemblees te kunnen reizen. Ook de World Alliance of Reformed Churches heeft het moeilijk. Samen met kerken in de VS en in Zuid-Afrika vinden we een oplossing door beide organisaties (de lidmaatschappen overlappen elkaar) onder te brengen in de nieuwe World Communion of Reformed Churches. Maar ook de nieuwe organisatie gaat in het dure Genève financieel lek. De WCRC verhuist – tot treurnis van de Zwitsers maar tot vreugde van de Duitsers – naar Hannover. Daar heeft de kerkenkoepel Evangelische Kirche in Deutschland, die ook Reformierte en Unierte (Calvinistische-Lutherse) Landeskirchen telt, haar kantoor.
Oecumenische verhuisplannen lijken besmettelijk te zijn. De Council for World Mission is een oude GKN-relatie. Het lidmaatschap gaat nu over naar de Protestantse Kerk. De CWM is opvolger van de aloude London Missionary Society en is interessant omdat zij een groot aantal lidkerken in Azië en in de Pacific kent. Azië is immers groter dan onze oude zendingsrelaties in Indonesië. Er zijn grote lidkerken in Zuid-Korea, Hongkong en India. De Council wordt later steenrijk door de verkoop van onroerend goed in Hongkong en zoekt een nieuwe structuur waarin alle lidkerken dezelfde rechten hebben. Er zijn geen donorkerken en ontvangende kerken meer: iedereen ontvangt van elkaar. Samen beheren de lidkerken een groot kapitaal als gift of grace en financieren er projecten van. De Council wordt beter van onze inbreng (wij zijn de enige lidkerk op het Europese vasteland, het oude Engelse monopolie wordt doorbroken) en wij worden beter van de Council omdat we ondersteuning krijgen voor onze missionaire projecten. Daarom loopt deze oecumenische relatie niet via het moderamen (dat ook niet overal tegelijk kan wezen) maar via de dienstenorganisatie. Het betekent vaak een dag op en neer naar Londen voor overleg en meedoen aan assemblees in Schotland, Jamaica en India. Het kost de Protestantse Kerk geen cent want het komt niet uit de collectezak. Ik kom ook in het bestuur van de organisatie terecht, dus ga ik naar vergaderingen in Wales, de Kaaimaneilanden, Durban, nog eens Jamaica en Papua New Guinea.
Het wordt steeds moeilijker om visa voor bezoekers en nieuwe stafleden in Londen te krijgen. De organisatie is zó op het Zuiden gerecht dat zij verzuimd heeft een netwerk in Londen op te bouwen. Oneerlijke verdeling van visa past niet bij het gezicht van de organisatie en ook hier komen verhuisplannen. Er zijn drie opties: in Londen blijven, naar Johannesburg of naar Singapore. Er volgen werkbezoeken aan deze drie steden. Ik hoop op Johannesburg, maar daar is bij de Aziatische lidkerken geen draagvlak voor. Het wordt Singapore. De ervaring met de lidkerk in Singapore zijn later minder positief dan verwacht. De CWM kan zich niet duidelijk uitspreken over LHBT en genderrechten, want de plaatselijke kerk klaagt en over de horizon van Singapore loert China… Er ontstaan steeds hartelijker contacten tussen de CWM en de WCRC. De meeste CWM-lidkerken zijn ook lid van de WCRC. Hoe ga je in de oecumene zindelijk met geld om als het een machtsfactor is?
Ik hoor natuurlijk ook de geluiden wel dat het hele Samen op Wegproces verloren tijd was en dat de oecumenische structuren niet nodig zijn: het gaat om de werkelijke oecumene van het hart, niet door, maar óver de kerkgrenzen heen. Het is dan niet meer nodig om kerkgrenzen te doorbreken en samen met united en uniting churches aan daadwerkelijke vereniging en aan verbetering van de bestaande oecumenische structuren te werken. Ik vertrouw die “oecumene van het hart” niet omdat zij het zichzelf te gemakkelijk maakt. Oecumene moet metterdaad geschieden. Het Docetisme was in de Christologie een ketterij: alleen het geestelijke was belangrijk en de menswording van Christus was een schijnbeweging in een schijnlichaam. De oude kerk heeft dit Docetisme krachtig verworpen. Christus werd werkelijk mens. Ik ben verbaasd dat het Docetisme dat de handen niet werkelijk vuil maakt via de achterdeur van de “oecumene van het hart” weer binnensluipt. Er wordt wel over een “nationale synode” gesproken maar het is het toppunt van vrijblijvendheid. Ook oecumene heeft een vleeswording van de woorden nodig. Met “oecumene van het hart” kan een kerk niet tevreden zijn. Geef mij dan de GKv en de NGK maar die daadwerkelijk samen op weg zijn gegaan.
Tussen alle bedrijven door krijgt mijn hart weer kuren. In 2005 word ik opnieuw gedotterd, compleet met stent. Ik krijg weer last en in 2007 mislukt een poging tot dotteren: de arts zweet peentjes en ik ook, want hij komt niet door een “driesprong” heen. Dat wordt dus een openhartoperatie in januari 2008 in het UMC in Utrecht. De nacht voor de operatie lig ik met wijd open ogen van Mahler te genieten: diepe muziek die mij meeneemt. Bidden heb ik nu lang en vaak genoeg gedaan. Het wordt nu overgenomen door vrienden en collega’s van over de hele wereld. De operatie slaagt en ik mag weer voorzichtig naar sportschool Academas in Leusden. Het bovenlichaam niet belasten. maar de lopende band en de fiets zijn toegestaan. De eerste morgen houd ik het maar vijf minuten vol. ’s Middags loop(!) ik er weer heen en haal nu de zeven minuten. Deze revalidatie verloopt voorspoedig. In april ben ik weer halve dagen aan het werk, in juni weer volledig. Wereldwijd wordt er gedankt, zeker ook bij ons thuis. Het leven is opnieuw begonnen. Ik kan weer op weg naar…