Ik heb beloofd iets te schrijven over Koningen. Met dat Bijbelboek ben ik al een paar zondagen in kerkdiensten onderweg. Maar dan moeten mijn kaarten ook op tafel over hoe ik hier gekomen ben. Wat was mijn ontwikkeling als theoloog en als predikant?
“Meneer Overeem, vertelt u de classis eens: heeft de slang gesproken, ja of nee?”. We schrijven 1973. In januari slaag ik cum laude voor mijn kandidaatsexamen theologie. Even later meldt de Gereformeerde Kerk van Luttelgeest-Kuinre zich. Ik heb daar als student een keer gepreekt en dat is wederzijds goed bevallen. Nu wil de kerkenraad een toezegging van beroep doen. Dat beroep wordt pas werkelijkheid als ik voor mijn kerkelijke examens slaag. Dat zijn er twee. De classis Zwolle (Kampen valt daar onder) moet onderzoeken of ik in de Gereformeerde Kerken in Nederland beroepbaar gesteld kan worden. De classis Emmeloord (Luttelgeest-Kruinre hoort daarbij) moet daarna onderzoeken of ik in haar midden als volwaardig predikant kan dienen. Het zijn pittige examens. De kerken hebben geen afnameplicht van de theologische fabrieken en staan op hun eigen verantwoordelijkheid. Ik heb geluk: de classis Zwolle bezwijkt zowat onder de last van de examens van Kamper studenten en roept de steun van zusterclasses in (later komt “systeem keizer Augustus” in zwang: niet de classis waar je afstudeert neemt het eerste examen af, maar de classis waar je geboren bent). Zwolle roept in mijn geval de hulp van de classis Emmeloord in. Deze classis is zakelijk (zo is de Noordoostpolder nu eenmaal) en voelt er niet veel voor om een kandidaat twee keer achter elkaar aan de tand te voelen. Na enig heen en weer gepraat besluit de classis om beide examens in één zitting af te nemen. En zo zit ik op een mooie voorjaarsdag in een volle zaal in Emmeloord. Mijn verloofde is er, mijn vader (ook predikant), wat studenten en leden van mijn toekomstige gemeente.
“Meneer Overeem, vertelt u de classis eens: heeft de slang gesproken, ja of nee?”. Het examenonderdeel “vertrouwdheid met de leer en het belijden van de kerk” wordt afgenomen door een van de oudere predikanten (nee, we noemen geen namen..). Men heeft mij gewaarschuwd: de man is klein van gestalte en heeft (daarom) een grote geldingsdrang. Bij ons thuis heet dat een Zacheüs-complex. Deze rijke hoofdtollenaar uit Lucas 19 is klein van stuk. Kennelijk is hij daar vroeger mee gepest en is hij bij de belastingdienst gaan werken om zijn kwelgeesten van weleer terug te pakken. Als hij Jezus wil zien, vormen de ruggen van de mensen een ondoordringbare muur. Voor hun part kan Zacheüs de boom in. Dat doet hij dan ook. Maar Jezus ziet deze vreemde vrucht in de vijgenboom en plukt om zo te zeggen de fiscus uit de ficus. Maar goed: daar zit ik dan met mijn goede gedrag in Emmeloord en de allereerste vraag is of de slang gesproken heeft. Het wordt even heel stil in de zaal. Ik mompel verbluft iets van: “dat is wel de hamvraag” (de uitdrukking komt uit een oude quiz van de NCRV). Mijn vragensteller annex kwelgeest hoort dat en zegt: “wij zitten hier op een kerkelijk examen en niet op een quiz van de NCRV”. Ik reageer: “de vraagstelling doet mij daar anders wel aan denken”. De voorzitter van de classis grijpt dan tot ieders oplichting in en zegt tegen de vragensteller: “u ziet dat er nu iets mis gaat. Kunt uw vraag ook anders formuleren?”. De examinator doet dat en vraagt nu: “wat heeft de synode van de GKN over Genesis 3 uitgesproken?”.
Ook dat is een gevoelige vraag. In 1926 heeft de GKN-synode van Assen “de kat in de kelder gemetseld” (Herman Ridderbos). Zij sprak uit dat de boom der kennis des goeds en des kwaads, de slang en haar spreken en de boom des levens naar de klaarblijkelijke bedoeling van het Schriftverhaal van Genesis 2 en 3 in eigenlijke of letterlijke zin zijn op te vatten en dus zintuiglijk waarneembare werkelijkheden waren. Geliefde predikanten als Geelkerken en Buskes komen buiten de Gereformeerde Kerken te staan als zij niet bij dit kruisje willen tekenen. Eigenlijk is het de omgekeerde wereld: de kerk bepaalt de uitleg van de Bijbel in plaats van omgekeerd. De synode bevroor de Bijbelwetenschap. Ruim veertig jaren later trekt de synode van Amsterdam de exclusiviteit van deze uitspraak in. Wel moet de zondeval overeind blijven: de oorsprong van de zonde ligt niet bij God (want dan kom je nooit meer van de zonde af). Ds. Buskes krijgt een uitnodiging om in februari 1968 in de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid in de dienst voor te gaan.
Als jonge Kamper studenten zijn wij opgelucht. Er komt een beetje ruimte in de kerk waar het helaas gewoonte is geworden om met categorische ja-nee vragen op theologen te loeren. In een serie Cahiers voor de Gemeente proberen hoogleraren en docenten gemeenten beter bij de tijd te brengen. De Oudtestamenticus Koole komt met Verhaal en feit in het Oude Testament (1966), de Nieuwtestamenticus Baarda (VU) komt met De betrouwbaarheid van de evangeliën (1967) en de vorige week 100 jaar geworden Kamper dogmaticus Hartvelt schrijft Over Schrift en inspiratie (1967). Geleerden tijgen het land in om de gemeente bij te praten over Bijbel en evolutie. Klapstuk is een Groninger boer na de pauze: “als de professor van de apen wil afstammen moet hij dat zelf weten maar ik hou het toch op Adam”.
Professor Kuitert (VU) stelt de historiciteit van de zondeval toch ter discussie. Verontrusten trekken aan de bel en de synode van Sneek (1969/70) krijgt met de kwestie-Kuitert te maken. Op de synode blijkt dat Kuitert in zijn gevoelen niet alleen staat. Maar alle synodeleden (inclusief adviseur Kuitert) houden staande dat de oorsprong van de zonde niet bij God maar bij de moedwillige ongehoorzaamheid van de mensen vandaan kwam. Er is dus voldoende overeenstemming. Het gevaar van een derde scheuring in de GKN na 1926 en 1944 is geweken. Wij zijn er als studenten in de Snake-week bij. Ik ben een van de eerste studenten met een auto (bij elkaar gespaard door op weekendavonden patat te baken in een cafetaria in IJsselmuiden). In het Volkswagentje rijden wij naar de synode. ’s Avonds laat arriveren we blij en opgelucht weer in Kampen. Kampen is in donker gehuld. Er is een grote stroomstoring die meerdere dagen zal duren. Symbolisch: als de synode het licht aan doet, gaat het in Kampen uit?
Dat laatste vertel ik er op het kerkelijk examen in Emmeloord maar niet bij. Ik kan de opnieuw geformuleerde vraag moeiteloos beantwoorden en ook de andere onderdelen van het examen verlopen naar tevredenheid. Ik mag dominee worden in de classis Emmeloord. Op 2 september word ik, 24 jaar jong, bevestigd als predikant. Later maak ik het nog een aantal keren mee dat oudere predikanten hun aanstaande jonge collega’s met pestvragen klem proberen te zetten. Een soort kerkelijke ontgroening in plaats van een kerkelijk onderzoek. De classis Emmeloord geeft aan jongere predikanten veel ruimte, bijvoorbeeld om voorzitter te worden. Als ik midvoor zit, hanteer ik de hamer strak. De sfeer bij kerkelijke examens wordt stukken beter. Tot grote opluchting van de ouderlingen, de diakenen en niet te vergeten de examenkandidaten…
Ik ben nog lang niet bij Koningen. Volgende keer verder.