Het is 6 december 1986: de verjaardag (Dies Natalis) van de Theologische Universiteit in Kampen (Oudestraat/Koornmarktplein). Ik mag bij deze gelegenheid het moderamen van de synode van de GKN vertegenwoordigen. Tineke en ik besluiten samen te gaan: kunnen we even bijpraten tijdens de autorit van Haren naar Kampen v.v. We hebben een druk gezin, zijn nog maar net in Haren begonnen, en zijn in de rouw vanwege ons jongste dochtertje dat aan wiegendood is bezweken. Net als in het boek Job: een donderslag bij heldere hemel. En de rouw komt bij buien en vlagen. Er zijn maar weinig droge dagen bij… We hebben de handen vol aan onze andere drie kinderen en aan onszelf. Samen in de auto, dus.
Ed Noort, hoogleraar Oude Testament, zal de Diesrede uitspreken. Ik ken Ed uit mijn studententijd. Hij ging de wetenschap in, ik ben naar de gemeente gegaan. Zijn rede zal gaan over het boek Job. Dat moeilijke boek met dat slot van: de hand op de mond, alles inslikken en herroepen, braaf zijn moet en boos zijn mag niet, “leer mij volgen zonder vragen, Vader, wat Gij doet is goed!”. Ik zet mijn stekels al op, want ik kan daar even niets mee. Als dat lied in de kerk gezongen wordt, beperk ik mij tot playbacken.
Maar wij zitten die avond ademloos te luisteren, met soms tranen in de ogen. Ed laat in zijn rede – later als Kamper Cahier uitgegeven onder de titel: “Een duister duel” – met tal van argumenten geen spaan heel van de traditionele vertaling dat Job alles herroept en inslikt. De duldende, lijdende, vrome Job uit het gewone spraakgebruik maakt ineens plaats voor een mens van vlees en bloed, een mens met heftige emoties, die niets terugneemt en niets inslikt. Op de terugweg naar Haren hebben wij heel wat om over na te praten. Deze Job komt dichtbij en wat is Bijbelse theologie een mooi vak. En het zijn juist de vrienden van Job, die alles konden en wilden gladstrijken en goedpraten, die moeten herroepen. Zij hebben niet juist, niet recht, over God gesproken zoals mijn dienaar Job – zegt God. Met deze Job kunnen wij, rouwende mensen uit de tweede helft van de twintigste eeuw, beter uit de voeten…
Vorige week verscheen de NBV21, de herziening van de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004. De vertaling van toen is up to date gemaakt en naar aanleiding van veel opmerkingen van lezers en gebruikers herzien. “Met andere woorden”, het vakblad van het Nederlands/Vlaams Bijbelgenootschap, besteedt in het nummer van oktober 2021 aandacht aan een aantal concrete herzieningen. Een van de herzieningen betreft het slot van het boek Job. (Ed Noort heeft dus lang op zijn gelijk moeten wachten). Maar nu is er dan toch sprake van een “Ommekeer voor de ommekeer van Job”, zoals het door Hans Debel geschreven onderdeel heet. Het is wel een ommekeer met piepende banden door de bocht. Het traditionele beeld dat Job herroept en boete doet (42 : 6) nadat God hem vanuit een storm alle hoeken van de schepping heeft laten zien, is immers nogal massief in de vertalingen aanwezig.
Ik zet een aantal vertalingen van Job 42 : 6 op een rij.
Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as (Statenvertaling ed. 1977).
Daarom verfoei ik mijzelf en ik heb berouw, in stof en as (Herziene Statenvertaling, 2010).
Daarom herroep ik en doe boete in stof en as (NBG, 1951).
Daarom herroep ik alles, hier doe ik boete, in stof en as (Groot Nieuws Bijbel, 1983).
Alles herroep ik, over alles heb ik spijt, zittend in stof en as (Willibrordvertaling, 1995).
Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij, zoals ik hier zit in het stof en het vuil (NBV, 2004).
Daarom herroep ik en heb ik berouw, hier op stof en as! (Naardense Bijbel, 2004).
Ik zwijg verder – nu heb ik troost gevonden voor mijn moeilijke leven (Bijbel in Gewone Taal, 2014).
Daarom walg ik van mezelf en uit berouw verneder ik mij tot stof en as (Roodletterbijbel/Het Boek, 2018).
En nog een uitstapje over de grens:
Darum verwerfe ich und es gereut mich hier in dem Staub und der Asche (Buber/Rosenzweig, Die Schrift Verdeutscht, Ed. Heidelberg 1986.
Darum bereue ich meine Worte und finde Trost, so wie ich hier in Staub und Asche sitze (Basisbibel, 2021).
Al deze vertalingen staan in de eerbiedwaardige traditie van de Vulgaat: de ongeveer in 400 gemaakte vertaling uit het Hebreeuws naar het Latijn. Deze vertaling heeft voor Job 42 : 6: daarom veracht ik mezelf en doe boete in stof en as. Bijbelgeleerden zijn echter meer en meer tot de overtuiging gekomen dat vertalingen in deze richting een gebrekkige weerspiegeling zijn van de Hebreeuwse tekst. Waarom is deze vertaaltraditie dan zo lang in zwang gebleven? Ik heb een donkerbruin vermoeden dat zij paste in een geestelijke context van berusten, de hand op de mond leggen en zwijgen. Niet klagen, maar dragen, en vragen om kracht. De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de Naam des Heren zij geloofd. Job, ooit een fel protesterende mens van vlees en bloed, is geknipt en geschoren tot een vroom gedwee doetje. Bijna een heilige die op verdampen staat. Er wàs al weinig van hem over op de mestvaalt en nu trekt hij zijn woorden ook nog terug…
Redden wij het na Auschwitz met deze Job? Er is zoiets als een groeiproces van 1986 naar de NBV21 met een iets andere Job:
Daarom zal ik verder zwijgen, nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan (NBV21).
Job neemt nu niets meer terug, trekt geen van zijn woorden meer in. Hij ziet in dat hij met zijn aanklachten bij God geen steek verder komt. Tegen deze God met scheppings-spierballen kan geen mens op. Job doet er verder het zwijgen toe. Wij horen geen woord meer van hem. Maar de woorden die hij gesproken heeft blijven staan. En God zegt tegen de vrienden van Job dat Job met al zijn aanklachten toch recht van Hem heeft gesproken.
God heeft deze Job met zijn ruigheid en zweetlucht kennelijk toch liever dan die vrienden met hun theologische deodorant en aftershave. Die theologie van het vergeldingsmodel (“je zult wel gezondigd hebben want fatsoenlijke mensen overkomt zoiets niet”, de Tun-Ergehen-Zusammenhang) is te mooi om waar te wezen. Het klopt altijd en dus klopt het niet. Het is een theologie van de macht, die neerkijkt op anderen. De vrienden krijgen er van langs en God neemt Job tegen die vrienden in bescherming: mijn dienaar Job. En Job moet voorbede voor de vrienden doen. De rollen zijn omgekeerd: niet de vrienden moeten medelijden hebben met Job maar Job moet medelijden hebben met zijn vrienden. Zij zijn van hem afhankelijk, en hij niet van hen. Pas dan wordt Job in ere hersteld en krijgt hij schadevergoeding. Dat is even wennen: niet op Job neerkijken maar naar hem opkijken. Verandering van perspectief. Kunnen wij deze Job “hebben” of stoppen we hem liever terug in de dwangbuis van berouwvol herroepen?
Morgen verder met het tweede deel.
Ook ik ben een zoon van een ex-vrijgemaakte dominee en vind het heel boeiend om uw ervaringen te lezen.
LikeLike