Carter en de grootmachten

In de eerste dagen van het presidentschap van Carter had het er even op geleken dat de buitenlandse politiek voortaan een functie van het handhaven van de mensenrechten was. Al spoedig bleek dat dit hoog van de toren blazende moralisme kansloos was en dat de mensenrechten weer gewoon een functie van de Realpolitik zouden zijn. Had Carter dat niet van te voren moeten zien aankomen?

Ook een beginnersfout kan grote schade aanrichten. Kort na zijn verkiezing kreeg Carter een vertrouwelijk bericht van Brezjnev. Deze beloofde dat hij vreedzame co-existentie en wederzijdse samenwerking bleef nastreven, maar maakte ook duidelijk dat bepaalde publieke uitspraken van Carter niet met dat doel verenigbaar waren. Een goed verstaander heeft in een dergelijke situatie aan een half woord genoeg: kalm aan, dan breekt het lijntje niet.

Carter deed er echter een schepje bovenop met een voorstel om SALT II, waarover Brezjnev en Ford eind november 1974 in Vladivostok moeizaam overeenstemming bereikt hadden, open te breken. Hij stuurde Cyrus Vance naar Moskou. Brezjnev had er veel moeite voor moeten doen om zijn militaire topmensen zover te krijgen dat zij het overeengekomen wederzijdse plafond van 2.200 raketten en bommenwerpers zouden accepteren. Carter zag kernwapens als de grootste bedreiging van de wereldvrede en wilde veel verder gaan dan de overeenkomst van Vladivostok: een aanzienlijke beperking in de bewapening van wel 25%. De Sovjets zouden daarbij meer dan de helft van hun zware kernraketten moeten schrappen. Het rechtse Committee on the Present Danger was heel wat enthousiaster over dit voorstel dan Brezjnev, die verklaarde dat hij met het oorspronkelijke voorstel al ver genoeg was gegaan. Ingrijpende aanpassingen zouden in na een nieuw onderhandelingsproces een nieuwe overeenkomst geregeld moeten worden. Vance keerde zeer teleurgesteld en met lege handen terug uit Moskou. Het betere was weer eens de vijand van het goede geweest.

Het voorstel was mede kansloos omdat Carters mensenrechtenoffensief veel kwaad bloed zette bij de Sovjet-leiding. Wat was het nut van het in het Witte Huis ontvangen en fêteren van in de ogen van deze leiders volstrekt marginale dissidente immigranten uit de Sovjet-Unie? De Sovjets konden niet geloven dat Carter werkelijk dacht dat hij de mensenrechtensituatie in de Sovjet-Unie aan de kaak kon stellen zonder de détente tussen beide landen en de onderhandelingen over wapenbeheersing te schaden. Mensenrechten waren volgens Brzezinski hun gewicht in goud waard omdat zij gebruikt konden worden om de Sovjet-Unie in het defensief te dringen en om de politieke oppositie in het Oostblok aan te moedigen. Konden de Sovjets wel een andere conclusie trekken dan dat het Witte Huis onder Carter de wettigheid en het gezag van hun regering betwistte? Carter leek ook hier bezig te zijn om zijn eigen oppositie te organiseren.

Carter en Brezjnev ondertekenden het SALT-II verdrag op 18 juni 1979 in Wenen. De zichtbaar ouder wordende Sovjetleider sprak tot verbazing van Carter en tot ontzetting van Gromyko over God: “God zal ons een mislukking niet vergeven”. Het verdrag was zeer ingewikkeld. Er kwam aan weerszijden een plafond van 2.400 intercontinentale raketten. Per raket mochten er niet meer dan tien onafhankelijk van elkaar te richten kernkoppen worden vervoerd (MIRV). Zware bommenwerpers konden weggestreept worden tegen kruisraketten met een bereik van meer dan 600 kilometer. De ingewikkeldheid van het verdrag maakte het kwetsbaar voor kritiek. De onderhandelingen in de Senaat over de ratificatie verliepen moeizaam omdat er op instigatie van het Committee on the Present Danger als amendementen vermomde tegenvoorstellen werden ingediend. Het Armed Services Committee van de Senaat stelde vast dat het verdrag niet in het nationale belang van de VS was tenzij er ingrijpende wijzigingen in werden aangebracht.

Indertijd had de Senaat het verlenen van de status van meest begunstigde (handels)natie afhankelijk gemaakt van het verruimen van de mogelijkheid tot emigratie van Sovjetburgers naar Israël. De Sovjet-Unie had toen haar aanvraag ingetrokken vanwege deze volgens haar ongeoorloofde inmenging in haar binnenlandse aangelegenheden. Een groot deel van de intelligentsia en van de dissidenten in de Sovjet-Unie was van Joodse komaf. Nu werden de emigratiemogelijkheden wél verruimd. Enerzijds verbeterde het image van de Sovjet-Unie hierdoor; anderzijds werd de positie van de in de Sovjet-Unie achterblijvende dissidenten verzwakt. Voor hen die vanwege de nationale veiligheid niet mochten emigreren, kwam er een alternatief voor de gevangenis of voor het strafkamp: een gedwongen opname in een psychiatrische kliniek. Het Sovjetsysteem klopte immers; dissident-zijn was een afwijking van het normale patroon en daarom een ziekte. Deze praktijk was al tijdens Stalin begonnen maar werd tijdens de regeringsperiode van Brezjnev op grote schaal toegepast. Omdat de medische gegevens vertrouwelijk waren, was het moeilijk om na te gaan om hoeveel mensen het ging. Het Westen protesteerde fel tegen deze praktijk. Op internationale congressen kregen psychiaters uit de Sovjet-Unie zware kritiek te verduren.

Détente door wapenbeheersing en confrontatie over mensenrechten: voor Carter was dit tweesporenbeleid verdedigbaar. De Sovjets kregen er grote moeite mee. Werden zij nu als legitieme onderhandelingspartners beschouwd of niet? En waarom kregen alleen zij deze kritiek over mensenrechten en zweeg de VS over andere landen die het qua schendingen van de mensenrechten minstens even bont maakten?

Een van die landen was de Volksrepubliek China. Aan het schrikbewind van Mao, dat aan tientallen miljoenen Chinezen het leven had gekost, was door zijn overlijden op 9 september 1976 een einde gekomen. Hij werd na enige strubbelingen opgevolgd door Deng Xiaoping die een nieuw pragmatisme voorstond: wat waar was, werd niet meer door de leerstellingen van Mao bepaald maar empirisch vastgesteld. Het (rode) boekje werd aangepast aan de feiten. De revoluties in het binnenland werden beëindigd en de steun aan communistische bevrijdingsbewegingen in het buitenland werd stopgezet. Hervorming en openheid zouden voortaan de leidende motieven zijn.

Voor de VS was de toenadering tot China hèt middel om de Sovjet-Unie tot grotere inschikkelijkheid te kunnen bewegen. Dit proces van toenadering was al onder Nixon en Kissinger begonnen, maar aan het regelen van formele diplomatieke betrekkingen was Nixon door het Watergate-schandaal niet meer toegekomen. Ford had het te druk met andere kwesties en was er niet aan toe om de bestaande relatie met Taiwan te veranderen of op te zeggen. China had belang bij Amerikaanse hulp voor het hoogst noodzakelijke moderniseringsproces. Op 15 december 1978 kondigden beide landen aan dat zij per 1 januari 1979 diplomatieke betrekkingen aanknoopten. Dertig(!) jaar na het ontstaan van de Volksrepubliek werden de relaties eindelijk genormaliseerd. De diplomatieke betrekkingen met de oude bondgenoot Taiwan werden beëindigd (de culturele, economische en militaire betrekkingen kregen hoogstens met een kleine pauze te maken). China kreeg, anders dan de Sovjet-Unie, de fel begeerde status van meest begunstigde (handels)natie. Het land ontving wapenleveranties en andere hoogwaardige technologie. Deng Xiaoping bracht als eerste Chinese leider van 29 januari tot 4 februari 1979 een bezoek aan de VS. De export van de VS naar China verdubbelde in dat jaar. Coca Cola (net als Carter uit Georgia afkomstig) opende een fabriek in China. (De grote concurrent Pepsi Cola had al eerder een monopolie op de Sovjet-markt weten te verkrijgen).

Het nu verenigde Vietnam was helemaal in het vaarwater van de Sovjet-Unie terecht gekomen. Tussen de Vietnamezen en hun Chinese noorderburen boterde het vanouds al niet. Het had er veel van weg dat Vietnam op regionale hegemonie uit was: op 27 december 1978 viel het land met hulp van de Sovjet-Unie Cambodja binnen. Cambodja werd tot woede van de Amerikanen een Vietnamees protectoraat. Dat er op deze manier een einde kon komen aan het schrikbewind van de Rode Khmer onder leiding van de dictator Pol Pot (het kostte naar schatting een kwart van de acht miljoen tellende bevolking het leven) veranderde de positie van de VS niet. Op zijn beurt viel Deng Xiaoping op 17 februari 1979 met 200.000 militairen Vietnam binnen en veroverde twee steden in het grensgebied. Hij wilde de arrogante Vietnamezen een lesje leren. Vanwege de sterke Vietnamese weerstand kwam er op 5 maart al een einde aan de strafexpeditie. Carter had er in een brief bij Deng op aangedrongen om geen militair geweld te gebruiken. Achter de schermen voorzag Washington China echter wel van strategische informatie over de posities van de Sovjet-strijdkrachten aan de grens met China, over de verdedigingslinies in Vietnam en over de militaire operaties in Cambodja. Op aandrang van Brzezinski bleef Carter de Rode Khmer steunen: zij waren de bondgenoten van de Chinezen en de vijanden van de Vietnamezen en van de Sovjet-Unie. Carter leek niet te beseffen hoe hij door deze Chinese manoeuvres gemanipuleerd en gecompromitteerd werd. In Cambodja leken de mensenrechten er helemaal niet toe te doen.

Wel heel bont maakte Carter het in Iran. Het regime van de sjah schond de mensenrechten op grote schaal. Carter legde alleen de nadruk op de verwantschap en vriendschap tussen Iran en de VS, en besteedde alleen obligaat aandacht aan de mensenrechten. Daarmee verspeelde Carter elke sympathie van het Iraanse volk, dat de ingreep van de VS in Iran in 1953 nog niet vergeten was. Dat zou hem nog duur komen te staan. Dat komt een eindje verderop in deze serie bijdragen.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: