De winst van dit alles was dat er in de jaren tachtig van de vorige eeuw een publiek debat ontstond. Nucleaire strategie was geen zaak meer van gesloten laboratoria en geheim regeringsoverleg. Het is echter de vraag of dit publieke debat verder kwam dan een dialoog tussen doven.
In 1977 begon Pipes, hoofd van het Team B dat de analyses van de CIA over de Sovjet-Unie moest overdoen, vragen te stellen bij de gangbare strategie van de wederzijdse afschrikking (Why the Soviet Union Thinks It Could Fight and Win a Nuclear War, in: Commentary Magazine, July 1977). De strategie van de wederzijdse afschrikking was volgens hem in de VS ontstaan door een huwelijk tussen de wetenschappers en de accountants, waarbij de beroepsmilitair de bons had gekregen. De Sovjet-Unie geloofde volgens hem niet in wederzijdse afschrikking. Een oorlog was voor de Sovjets alleen maar een voortzetting van de noodzakelijke klassenstrijd met andere middelen. Sovjet-publicaties over strategie waren volgens Pipes in een codetaal geschreven, waarbij alleen ingewijden tussen de regels door konden lezen. Het ging de Sovjet-Unie niet om afschrikking maar om overwinning, overwicht in bewapening en het offensief. De VS moest daarom overschakelen naar (agressievere) eenzijdige afschrikking die het de Sovjet-Unie onmogelijk zou maken om haar doelen te bereiken.
Brodie, de vader van de Amerikaanse nucleaire strategie, keerde zich hiertegen. Hij herhaalde in een artikel (The Development of Nuclear Strategy, in: International Security, Vol. 2, No. 4, Spring, 1978) zijn stelling uit 1948 dat de voornaamste taak van het militaire establishment niet meer het winnen van oorlogen was, maar het voorkomen van oorlogen. Pipes en het Committee on the Present Danger konden wel spreken over een ongekende uitbreiding van het Sovjet-arsenaal, maar deze uitbreiding was alleen maar een inhaalslag vanwege de door de VS opgebouwde voorsprong. Al dat gepraat over opties en strategieën was alleen maar een spel met woorden. Er is een verschil tussen oorlog en vrede, maar het verschil tussen een oorlog zoals wij deze kennen en een kernoorlog was nog veel groter. De nucleaire drempel moest volgens Brodie daarom hard en hoog blijven.
Andere deelnemers aan het debat stelden zich echter minder terughoudend op. Stafleden van de conservatieve denktank Hudson Institute verweten de regering van de VS dat zij geen heldere doelstelling had. Het moest gaan om niets minder dan de overwinning op de Sovjet-Unie. Deze moest niet behaald worden door de Sovjet-Unie in haar geheel militair te verslaan, maar door het afdwingen van een patstelling en op deze manier van een nederlaag. Door met kernwapens daadwerkelijk te mikken op de geografische en etnische breuklijnen binnen de Sovjet-Unie zouden etnische minderheden en ontevreden satellietstaten overtuigd moeten worden om een eigen politieke toekomst te kiezen en hun heil elders te zoeken. Men moest dan wel in de VS verder durven denken dan alleen maar aan stabiliteit en afschrikking, aldus een artikel in International Security (zomer 1979).
In een volgend artikel (in Foreign Policy, zomer 1980) werd de zaak nog scherper gesteld: wie aan een kernoorlog dacht in Armageddon-termen, schrok zichzelf af met een zichzelf vervullende profetie. Een kernoorlog zou geen einde maken aan de geschiedenis, maar had een breed scala van mogelijke uitkomsten. De Sovjet-Unie werd centralistisch geleid. Een onthoofdingsaanval op de Sovjet-Unie zou veel kansen bieden, evenals het slim kiezen van doelwitten in de satellietstaten. Als de VS een slimme aanvalsstrategie zou kiezen en haar civiele defensie zou verbeteren, kon het aantal Amerikaanse slachtoffers in een kernoorlog beperkt blijven tot 20 miljoen – en dat was een aanvaardbaar risico als daarmee 80 miljoen Amerikanen gered zouden worden. En zo deden de bureaustoelstrategen wel meer beweringen…
De Britse historicus Howard (International Security, voorjaar 1981) mengde zich in het debat met de vraag waar deze nieuwe nucleaire strategen en haviken van de H-bom het eigenlijk over hadden. Was het verstandig om in het kader van een beperkte kernoorlog een onthoofdingsaanval te doen en de regering van de tegenstander op te blazen? Maar in dat geval bleef er niemand meer om mee te onderhandelen over het tijdig staken van de vijandelijkheden. Of moest het Westen de Sovjet-Unie gaan veroveren en bezetten, en de massa’s daar heropvoeden met de westerse waarden waarmee zij net nucleair kennis hadden mogen maken? Als de Tweede Wereldoorlog ons iets geleerd had, dan was het wel dat strategische bombardementen op steden weinig effect hadden behalve het aanwakkeren van de wil tot verzet. Zelfs de meest beperkte en beheerste kernoorlog zou West-Europa verwoesten. En een regering in het tijdperk na een kernoorlog zou volgens Howard niet democratisch kunnen werken en daarom meer op de huidige regering van de Sovjet-Unie lijken dan ons lief was.
Bij gebrek aan menselijke zelfbeheersing kon de Bom niet beheersbaar worden. Het lijkt er op dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw een permanente crisis aan de gang was. Nog nooit eerder was er zoveel publieke kennis over de effecten van een (beperkte) kernoorlog. Nog nooit eerder werd er zo onverantwoordelijk en roekeloos gesproken over het inzetten van kernwapens. Kernkoppen en raketten werden de valuta waarmee de kracht en de betrouwbaarheid van een land werden berekend. Als men zo gemakkelijk uit de afschrikking kon stappen dan was de afschrikking ook geen stabiel model. De Koude Oorlog stond in zijn laatste decennium stijf van riskant agressief nucleair gedrag en het dreigen met escalatie. Het Westen was inderdaad wild. Moskou volgde de Amerikaanse publieke discussie natuurlijk ook op de voet. Het als maakbaar voorstellen van een kernoorlog – het werd tijdens Carter officieel regeringsbeleid – was in werkelijkheid spelen met vuur.
In 1991 werd generaal Butler benoemd tot commandant van SAC (Strategic Air Command). Hij kreeg voor het eerst toegang tot het gehele oorlogsplan. Het ging om 12.000 doelwitten in de landen van het Warschaupact, die bestookt moesten worden met 10.000 kernwapens. Butler bestudeerde al deze doelwitten afzonderlijk. Hij betwijfelde of dit wel eerder gedaan was, omdat verschillende secties verantwoordelijk waren geweest voor de diverse onderdelen van het strijdplan. Hij ontdekte dat bruggen, wegen en spoorwegen “in het midden van nergens” doelwit waren van meervoudige kernkoppen, om hun vernietiging te garanderen. Op Moskou stonden honderden kernwapens gericht, waarvan tientallen op één enkele radarinstallatie buiten de stad. Na zijn pensionering zei hij op 11 maart 1999 in een toespraak voor het Canadian Network Against Nuclear Weapons dat het SIOP (Single Integrated Operational Plan) het meest absurde en onverantwoordelijke document was dat hij ooit had bestudeerd, met als mogelijke uitzondering het oorlogsplan van de Sovjet-Unie (dat natuurlijk geheim bleef).
Butler schrapte driekwart van de doelwitten, annuleerde voor veertig miljard dollar aan plannen voor modernisering van kernwapens, en ontbond in eind mei 1992 SAC als organisatie. De staat van directe paraatheid voor de bommenwerpers was al eerder opgeheven. Butlers conclusie achteraf was dat wij de Koude Oorlog zonder nucleaire Holocaust overleefd hebben dankzij een of andere combinatie van geluk, bekwaamheid en goddelijke interventie.
De naam van president Carter is al een aantal keren gevallen. Wat was hij voor president? En klopt de bewering dat hij ná zijn presidentschap van meer betekenis was dan toen hij in het Witte Huis zat? Daarover gaat een nieuwe serie bijdragen: de beste ex-president die de VS ooit gehad heeft…