Twee gevolgen van een kernoorlog werden in het rapport van het Congres wel genoemd, maar nog niet uitgewerkt: de schade door vuurstormen en de gevolgen voor het klimaat. In beide leemten werd kort daarna voorzien. Er kwam meer onderzoek naar vuurstormen, die niet van externe klimaatomstandigheden afhankelijk waren, maar hun eigen klimaat schiepen. De door mass fire veroorzaakte schade zou wel eens groter kunnen zijn dan de verwoesting door de schokgolf. Het onderzoek naar mass fire kwam moeizaam van de grond: nieuwe informatie werd verwerkt met bestaande en beproefde modellen en methoden. Men vond het moeilijk om out of the box te denken. Er werd dus over een beperkte kernoorlog gesproken aan de hand van beperkte gegevens.
In 1957 was al een sciencefiction verhaal (met de titel Torch) verschenen. Het ging over de Sovjets, die met een proefexplosie van een kernwapen een ondergronds olieveld in brand zetten. Slechts met wereldwijde inspanningen slaagde men er in om de brand te blussen en de afkoeling en de strenge winter weer ongedaan te maken. In 1983 bleek dat het niet alleen maar om sciencefiction ging. Op 31 oktober en 1 november werden de resultaten van een eerder in dat jaar gehouden conferentie van honderd wetenschappers gepresenteerd. In de diverse scenario’s van een mogelijke kernoorlog werden nu ook de grote hoeveelheden stof- en roetdeeltjes, die door de grote branden en vuurstormen in de stedelijke gebieden in de bovenlaag van de atmosfeer terecht zouden komen, meegenomen. Wanneer een bepaalde drempel in het aantal megatonnen overschreden werd, trad een onomkeerbaar effect op: een abrupte daling van de temperatuur over heel de wereld. Binnen enkele maanden viel dan wereldwijd de nucleaire winter in. Door het wegvallen van het daglicht zou de fotosynthese van planten, een voorwaarde voor menselijk leven, onmogelijk worden. Op het noordelijk halfrond zou de daling van de temperatuur tientallen graden kunnen bedragen. Ook voor het zuidelijk halfrond, dat tot dan toe meende buiten schot te zullen blijven, zouden de gevolgen zeer ingrijpend zijn.
Het voortbestaan van de hele mensheid stond op het spel, schreef de Amerikaanse astronoom Sagan in het gezaghebbende tijdschrift Foreign Affairs. Het bekende Bulletin of the Atomic Scientists kwam met een speciaal supplement op het aprilnummer van 1984. De redactie stelde in haar inleiding dat er op dit gebied geen enkel risico genomen mocht worden. In het supplement stelde een bioloog dat de gevolgen op lange termijn van een kernoorlog veel ernstiger waren dan de directe gevolgen. Wie de kernoorlog “won”, profiteerde daar maar twee weken van. Daarna viel de nacht en begon het massale uitsterven van de soorten. De mogelijkheden om een beperkte kernoorlog te voeren, te overleven en tot wederopbouw over te gaan, waren mythen die nu ontmaskerd werden.
In Foreign Affairs ontstond een – voor dit tijdschrift wat ongebruikelijke – polemiek over de nucleaire winter. Wat waren de strategische implicaties? Had de partij die de eerste nucleaire klap uitdeelde een voordeel omdat de verdedigende partij geen tegenaanval aandurfde om de drempel van de nucleaire winter niet te overschrijden? De VS had een technologische voorsprong met kleine, accurate kernkoppen. Joeg de Sovjet-Unie ons met haar veel grotere en zwaardere monsterbommen niet de afgrond van de nucleaire winter in? Er werden zelfs theologische argumenten gebruikt: de Sovjets geloofden niet in een hiernamaals. Daarom moest het Sovjet-ideaal in het hier en nu worden gerealiseerd, en hadden de leiders van de Sovjet-Unie geen belang bij een totale vernietiging. Uit welbegrepen eigenbelang zouden zij bij een kernoorlog het risico van een nucleaire winter willen vermijden. Zij zouden een beperkte kernoorlog tegen militaire doelen niet uit de hand laten lopen. En daarmee werd de beperkte kernoorlog weer even gerehabiliteerd.
De theorie van de nucleaire winter heeft in ieder geval de gevolgen op lange termijn van een kernoorlog op de agenda gezet. Ook slechts een tijdelijke en geringe daling van de temperatuur kan oogsten laten mislukken. Daardoor kan wereldwijd hongersnood ontstaan. De oorspronkelijke theorie moest worden bijgesteld, omdat geen rekening werd gehouden met geografische differentiatie en de matigende invloed van de oceanen. Er was geen eenduidige drempel, waarna bij overschrijding ervan meteen een
nucleaire winter in zou vallen. Het was daarom beter om over een nucleaire herfst te spreken dan over een nucleaire winter. Maar de synergie van de diverse effecten op lange termijn zou een wereldwijde ellende veroorzaken die haar weerga niet kende.
Sagan lijkt de uitkomsten van de conferentie stelliger gepresenteerd te hebben dan deze oorspronkelijk waren. Threat inflation was per slot van rekening in de Koude Oorlog in de VS geen nieuw verschijnsel. Nu kwam zij echter van een andere kant. Er kwam op deze manier een merkwaardige inconsistentie aan het licht: defensie-analisten die standaard van het slechtste scenario uit gingen, kozen in het debat over de nucleaire winter het meest optimistische scenario. Ook Sovjet-geleerden mengden zich in de discussie. Kapitsa schreef dat onze planeet te klein was voor de schok van een grote kernoorlog en dat wij van het slechtste scenario moeten uitgaan. In een voor de regering van de VS geschreven rapport werd echter gesteld dat het de geleerden van de Sovjet-Unie niet om het leveren van een wetenschappelijke bijdrage ging, maar om politieke propaganda.
Hoe betrouwbaar was echter de door de regering van de VS zelf verstrekte informatie eigenlijk nog? Het FEMA voerde in 1976 een computersimulatie uit, waarbij een van de aannames vooraf was dat door de succesvolle evacuatie van de bevolking uit de bedreigde gebieden 80% een kernaanval met 1.444 kernwapens met in totaal 6.559 megaton zou overleven. Deze aanname was gedaan op basis van aanbevelingen van managers van programma’s voor civiele verdediging en van bouwfirma’s (die uiteraard belang hadden bij het aanleggen van schuilplaatsen). De computersimulatie werd gepromoveerd tot een studie en de aanname van 80% kreeg de status van uitkomst van de studie. Evenals bij de optie van de beperkte kernoorlog was input tot output omgebouwd.
Minister van defensie Schlesinger vroeg in de defensiebegroting voor het jaar 1975 om extra middelen om adequaat te kunnen reageren op en beperkte kernaanval op militaire doelen in de VS, waarbij betrekkelijk weinig burgerslachtoffers zouden vallen. In een hearing voor een subcommissie van de Senaatscommissie voor Foreign Relations sprak hij over 15.000-25.000 slachtoffers. Het Pentagon was uitgegaan van optimistische veronderstellingen over voor een periode van dertig dagen voldoende bevoorrade schuilgelegenheden. De commissie liet nader onderzoek doen. Het Pentagon maakte zijn huiswerk over en kwam nu op een aantal van 3.2-16.3 miljoen slachtoffers. Uit later gedaan onderzoek waarin ook de effecten van vuurstormen zijn meegerekend, kwamen nog hogere getallen. Veel militair-industriële doelwitten lagen immers bij steden. Het totale aantal directe slachtoffers zou in het geval van een counterforce-aanval kunnen oplopen tot 34 miljoen. In dat geval is het echter niet meer mogelijk om van een beperkte kernoorlog te spreken…