Kinderliederen in de zin van: volwassenen zingen óver kinderen. Voor kinderen zelf zijn deze liederen niet zo geschikt, denk ik. Ze zijn eng en ze gaan over de dood. Twee van deze liederen komen regelmatig bij mij langs.
Het eerste lied is Erlkönig. Geleerden twisten over de vraag: elzenkoning of een elfenkoning? Bomen of feeën? Ik vertaal Goethe’s lied uit 1782 maar gewoon met: bosgeest. Toen Schubert een jaar of zeventien was, heeft hij de tekst op muziek gezet (1815). Duivels moeilijk om te zingen: de zanger moet vier personages verklanken, te weten de verteller, de vader, het kind, en de bosgeest, elk in een eigen klankkleur en toonsoort. En aan de pianobegeleiding heeft ook de betere amateur de linkerhand vol. Het lied is wereldberoemd geworden. Opnamen zijn er op Internet genoeg te vinden. De tekst volgt hieronder:
Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?
Es ist der Vater mit seinem Kind;
Er hat den Knaben wohl in dem Arm,
Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.
Mein Sohn, was birgst du so bang dein Gesicht? –
Siehst, Vater, du den Erlkönig nicht?
Den Erlenkönig mit Kron’ und Schweif? –
Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif.
“Du liebes Kind, komm, geh mit mir!
Gar schöne Spiele spiel’ ich mit dir;
Manch’ bunte Blumen sind an dem Strand,
Meine Mutter hat manch gülden Gewand.” –
Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,
Was Erlenkönig mir leise verspricht? –
Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;
In dürren Blättern säuselt der Wind. –
“Willst, feiner Knabe, du mit mir gehn?
Meine Töchter sollen dich warten schön;
Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn,
Und wiegen und tanzen und singen dich ein.” –
Mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dort
Erlkönigs Töchter am düstern Ort? –
Mein Sohn, mein Sohn, ich seh’ es genau:
Es scheinen die alten Weiden so grau. –
“Ich liebe dich, mich reizt deine schöne Gestalt;
Und bist du nicht willig, so brauch’ ich Gewalt.” –
Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!
Erlkönig hat mir ein Leids getan! –
Dem Vater grauset’s; er reitet geschwind,
Er hält in Armen das ächzende Kind,
Erreicht den Hof mit Mühe und Not;
In seinen Armen das Kind war tot.
Een aangrijpend verhaal over de acute angst van een kind, de vader die bagatelliseert en rationeel gerust stelt (“spoken bestaan niet, doe niet zo dom”), de bosgeest die vanuit het spookbeeld eerst verlokkende en daarna grimmige werkelijkheid wordt, de vader die de handen vol heeft aan het kind en aan het paard en ternauwernood met een gestorven kind in zijn armen thuiskomt. Een jachtige zin, maar dat is het lied ook. Heel andere stijl dan het karretje dat op de zandweg reed. Een noodgang…
Het leven zit niet altijd rationeel in elkaar. Geruststellingen onderweg blijken vals te zijn. De kinderen zien dat het meest en worden ook het eerst het slachtoffer. Wat doet die vader trouwens, onderweg met dat kind door het donkere bos? Is een keurige avondklok niet veel beter? Vermijd de risico’s, dan houd je het leven beheersbaar. Maar moet je dan altijd op het eerste piepsignaal van je kind ingaan? Zijn huilbaby’s niet kleine lawaaiterroristen? Moet je hen altijd oppakken of maak je het daarmee alleen maar erger? Maar wat, als de bosgeesten en demonen ècht blijken te zijn, door de kieren de kinderkamer binnenkomen en je kind bij wijze van spreken van je àf stelen? Onze Hanneke stierf in 1983 aan wiegendood. “Je kunt er niet tegen lopen”, vertelden de dokters ons. “Als het gebeurt, is er bijna geen houden meer aan”. Het spookt sindsdien door mijn leven heen, dit lied over kinderen. Ik heb jaren lang niet meer naar muziek kunnen luisteren. Muziek was gewoon te mooi om waar te wezen…
Ook een tweede lied over kinderen eindigt met de dood. Het heet: “Das irdische Leben” en komt uit een verzameling van anonieme Duitse volksliederen die de naam “Des Knaben Wunderhorn” meekreeg. Gustav Mahler heeft het lied in 1899 op muziek gezet. Mahler heeft mij trouwens weer aan de muziek geholpen (maar dat is weer een ander verhaal). Opnamen genoeg op Internet. Hieronder volgt de tekst:
“Mutter, ach Mutter! es hungert mich, gib mir Brot, sonst sterbe ich”.
“Warte nur, warte nur, mein liebes Kind, morgen wollen wir ernten geschwind!”
Und als das Korn geerntet war, rief das Kind noch immerdar:
“Mutter, ach Mutter! es hungert mich, gib mir Brot, sonst sterbe ich.”
“Warte nur warte nur, mein liebes Kind, morgen wollen wir dreschen geschwind.”
Und als das Korn gedroschen war, rief das Kind noch immerdar:
“Mutter, ach Mutter! es hungert mich, gib mir Brot, sonst sterbe ich.”
“Warte nur, Warte nur mein liebes Kind, morgen wollen wir backen geschwind.”
Und als das Brot gebacken war, lag das Kind auf der Totenbahr…
Hier moet de zanger drie personen verklanken: moeder, kind en verteller. De rusteloze pianobegeleiding (linkerhand) geeft de drukte weer waarmee de moeder te maken heeft. Arme moeder. Er moet nog zoveel. Je kunt nu eenmaal niet bakken als je niet eerst hebt geoogst of gedorst. Je kunt de maaltijd niet met het dessert beginnen. Je moet managen, dus planmatig werken en je werk beter organiseren, dan houd je vrije tijd over – klinkt het valse evangelie. De vrijgekomen ruimte moet immers gebruikt worden om precies te registreren hoeveel uren je aan welk project hebt gewerkt en het invullen van ingewikkelde digitale formulieren voor het faciliteren van je functioneringsgesprek. En dan ook nog een éénoudergezin – of is de vader te paard met het andere kind op het pad door het bos heen boodschappen gaan doen, om daar de bosgeest tegen te komen? Dat kind heeft honger (“je hebt geen honger, je hebt trèk”, kreeg ik vroeger te horen), het staat altijd aan, het jengelt op steeds hogere toon. Eschatologische drang, zou je bijna zeggen. Apocalyptische realiteit. Onmiddellijk ingrijpen is vereist, anders zijn de gevolgen niet te overzien. Maar met apocalyptiek kan niemand leven. Apocalyptiek kent maar één uitweg: meteen instappen op weg naar het leven aan de overkant. Inpakken en wègwezen.
Eventjes wachten, dus. Even geduld, aub. Tot er weer tijd is. Werktijd gaat voor etenstijd. De uitzonderingen op die regel kunnen alleen maar overleven dankzij de overgrote meerderheid die zich aan deze leefregel houdt. Je moet er toch niet aan denken dat het leven beheerst moet worden door spontane invallen en plotselinge kindervragen. Daar kun je niet mee leven. De acute coronazorg mag de planbare reguliere zorg niet verdringen. Het land moet ook nog eens een keer geregeerd worden. Breng dus structuur aan. Thuisonderwijs kent een eigen deadline. Maar met al die te halen deadlines loopt het leven dood. Arme overbelaste ouders. Onder de ene hand het toetsenbord en in de andere hand het kleurpotlood. De linkerhand mag niet weten wat de rechterhand doet. En omgekeerd.
Je zult zien – alsof de duivel ermee speelt -: net die ene keer dan je niet oplet, gaat het fout. Net die ene keer dat er een systeemfout optreedt, gaat het helemaal mis en worden kwetsbare mensen met hun kinderen het slachtoffer. De politiek treedt Kamerbreed aan en eist maatregelen. Agrarische fraude (boerenbedrog klinkt zo negatief) natuurlijk; want ongelukken zijn aan deze kant van de streep niet te voorkomen en voor apocalyptiek is het nog geen tijd. Je roeit en groeit met de riemen die je hebt. Misschien komen er nog eens andere riemen of een elektrische motorboot, maar zover is het nu nog niet. Natuurlijk moet je alle maatregelen nemen, maar één ogenblik van onbedachtzaamheid… Het leven is te gecompliceerd om beheersbaar te zijn. Er is geen kinderkamer zonder kieren. Een zeurend kind kan een keer gelijk hebben: de nood is acuut. Er is geen boom of er kan een bosgeest achter zitten. Er is geen stelsel zonder fouten.
Wat dan? Als een gek achter de kinderen aanrennen, op de kleintjes passen, en alle risico’s uitsluiten? Politiek nog meer op details achter de komma ingaan? Theologisch krammen en lijmen om Gods voorzienigheid heel te houden, ook als er zwarte gaten in blijken te zitten? Of leven met wat je toevalt, de dissonanten ook onderdeel van de muziek durven laten zijn en toch maar weer luisteren naar muziek met haar eigen onzegbare taal? Uithuilen en opnieuw beginnen. Een illusie armer en een ervaring rijker. Godzijdank is er Schubert (en vooral Mahler)! Mahler heeft ook nog een ander lied: “das himmlische Leben”. Maar zover is het nog niet. Aan dit aardse leven heb ik (gelukkig) de handen vol, omdat er ondanks alles muziek in zit.
A sadder and a wiser man…
LikeLike