Een NATO à la carte?

Ik begin nu met een serie bijdragen over de spanningen in de NATO over de kernwapens. Deze spanningen kristalliseerden zich uit rond de neutronenbom en rond de Euroraketten (in de volksmond: “kruisraketten”). De NATO moest een eensgezind front presenteren, maar bestond deze eensgezindheid eigenlijk wel? In de Tweede Wereldoorlog was een belangengemeenschap met Stalin gepresenteerd als een bondgenootschap. Dreigde dat met de NATO nu weer te gebeuren: een gepresenteerd hecht bondgenootschap dat een belangengemeenschap was – zolang de belangen maar samenvielen? Was de samenhang wel meer dan make-up?

In het geval dat de afschrikking niet zou werken, leek Europa voorbestemd om nucleair strijdtoneel te worden. De VS beschikte in 1977 in West-Europa over 7.000 kernwapens. Het grootste deel van deze wapens was voor de tactische ondersteuning van de conventionele strijdkrachten op het slagveld. De wapens waren echter in de jaren vijftig en zestig geplaatst en raakten verouderd. Modernisering was nodig, maar kwam gevoelig te liggen. Welke wapens zouden worden teruggetrokken, en wat kwam ervoor in de plaats?

In het begin van de jaren zestig was er in de VS onderzoek gedaan naar het gebruik van deze tactische kernwapens bij een gewapend conflict tussen het Warschaupact en de NATO. Het vernietigen van één divisie van het Warschaupact vereiste het inzetten van 35-65 van deze kernwapens. Het Warschaupact telde 83 divisies. Beide partijen zouden elk 3.000 tot 4.000 kernwapens op het strijdtoneel inzetten. In de studies werd de NATO tot winnaar uitgeroepen als zij nog 35% van haar strijdkrachten over had en het Warschaupact slechts 29%. De verliezen onder de burgerbevolking, de verwoesting en de straling werden in de studies niet meegerekend…

Ook in het Warschaupact was sprake van onderzoek. In het scenario van de Mazowsze-oefening van 1963 zou Polen getroffen worden door 55 kernexplosies van in totaal 2.150 kiloton. Het Poolse landoppervlak zou voor 70% radioactief besmet zijn. Op de tweede dag kwamen er in het scenario nog eens 36 kernexplosies van in totaal 1.030 kiloton bij. Nu was 80% van het land besmet, waarvan bijna de helft met een hoeveelheid straling die 100 tot 1000 procent boven de norm lag. De watervoorziening, de elektriciteit en de levering van voedsel waren uitgevallen. Miljoenen mensen verloren het leven. Evenmin als de NATO-landen hadden de lidstaten van het Warschaupact er belang bij om meegezogen te worden in een conflict tussen de grootmachten. Zij zouden in dit geval het gelag betalen terwijl de supermachten letterlijk en figuurlijk buiten schot bleven. In de tweede helft van de jaren zestig verminderde het vertrouwen van de Warschaupact-landen in de leidinggevende rol van het Kremlin. Pas in 1980 slaagde de Sovjet-Unie er in om haar wens om in geval van oorlog het opperbevel te hebben vervuld te krijgen – na een worsteling met meer dan zestig Poolse amendementen.

Ook binnen de NATO trokken landen hun eigen plan. De Britten wilden een eigen overeenkomst met de VS over het gebruik van de daar gestationeerde bommenwerpers en kernonderzeeërs; zij wensten in geval van nood geconsulteerd te worden. Die consultatie betrof ook het vrijgeven van de voor de Nederlandse marine bestemde nucleaire dieptebommen; Nederland werd overigens niet bij die consultatie betrokken. Noorwegen weigerde om kernwapens op Noors grondgebied toe te laten en van bases voor buitenlandse strijdkrachten kon geen sprake zijn. Moest de Noorse luchtmacht meewerken aan een gezamenlijk bombardementsoffensief in NATO-verband of mocht zij voorrang geven aan de verdediging van het eigen luchtruim? En moest bij een amfibische landing op de Noorse kust de bevelhebber van de Amerikaanse mariniers ook het commando voeren over de Noorse luchtmacht, zoals de Amerikaanse militaire doctrine vereiste? Er werden heel wat ad hoc oplossingen voor dit soort problemen bedacht, maar het is de vraag of deze het in een crisissituatie werkelijk gehouden zouden hebben. De belofte van de bevelhebber van de NATO om bij het inzetten van kernwapens in Noorwegen eerst de Noorse regering te raadplegen, was geen waterdichte garantie. Dat gold ook voor de veel belangrijker NATO-bondgenoot Duitsland. De Duitse regering zou geraadpleegd worden voordat kernwapens werden ingezet. Maar een Duits veto zou volgens Helmut Schmidt, bondskanselier van 1974 tot 1982, alleen op papier hebben gewerkt. De NATO noch het Warschaupact kenden een lidmaatschap à la carte. Het menu van de chef was voorgeschreven ondanks de schijn van keuzevrijheid. En die chef zat in Washington of in Moskou.

Bij deze overvloed van kernwapens sprak het vanzelf dat de Europese landen behoefte hadden aan vertrouwen wekkende maatregelen en aan ontspanning. Het proces dat geleid had tot het akkoord van Helsinki vroeg om een vervolg. Dat vervolg kwam er bij de grootmachten echter niet. Brezjnev en Ford bereikten op 23 en 24 november 1974 in Vladivostok overeenstemming over nieuwe stappen in de richting van een SALT-II verdrag (het SALTI verdrag zou in oktober 1977 verlopen). Beide leiders kwamen daarna echter van een koude kermis thuis. Brezjnev kreeg kort na de top een zware hartaanval. In Moskou verweet men hem dat hij teveel aan Ford had weggegeven. Brezjnev kreeg de steun van zijn minister van defensie Ustinov.

Aan die steun zat echter een prijskaartje bevestigd. Brezjnev moest akkoord gaan met het in het geheim plaatsen van een nieuw wapensysteem: de SS-20 (NATO-aanduiding) raket voor de middellange afstand. De raket had drie onafhankelijk van elkaar te richten (MIRV) kernkoppen van elk 150 kiloton, een bereik van meer dan 5.000 kilometer en een trefzekerheidsmarge van 450 meter. Deze raket kon vrijwel onmiddellijk worden afgevuurd en was geplaatst op een mobiel onderstel. Er was geen concrete militaire aanleiding voor het plaatsen van ruim 440 van deze raketten, behalve dat zij beschikbaar waren en dat de productielijnen open moesten blijven. Zo ging het wel vaker in de Sovjet-Unie. Ustinov behartigde de belangen van het militair-industriële complex in de Sovjet-Unie en schermde dat af van de bemoeienis van zijn collega’s en van het Politbureau. Gromyko, de oudgediende minister van buitenlandse zaken, steunde Ustinov: het nieuwe wapensysteem vergrootte de mogelijkheden om te manoeuvreren en het Westen onder druk te zetten. Gorbatsjov vertelde later dat de plaatsing nooit in het Politbureau besproken was; hij zelf vond het een onvergeeflijk en geldverslindend avontuur. Niet alleen in het Pentagon werd gespeeld met de beperkte kernoorlog; het gebeurde nu ook in de generale staf van de Sovjet-Unie. De vrijkomende strategische raketten konden nu tegen doelen in de VS worden ingezet. Met de SS-20 kon men doelwitten in Europa gefaseerd en gedoseerd onder vuur nemen.

Niet alleen Brezjnev maar ook Ford kwam onder vuur te liggen. Door het Watergate-schandaal was het vertrouwen in de manier waarop het land werd geleid verdwenen. Nixon en Kissinger hadden met hun geheime diplomatieke manoeuvres alle krediet verbruikt. De machtsgreep van Noord-Vietnam tegen Zuid-Vietnam en de val van Saigon tastten het Amerikaanse zelfvertrouwen aan. Dat gold ook voor het Cubaanse ingrijpen in Angola. Was de Sovjet-Unie dan toch weer in opmars, en was het hele gebeuren in Helsinki alleen maar een schijnbeweging van het Oostblok geweest? Senator Jackson (Washington State) loste het startschot voor een nieuw offensief tegen de Sovjet-Unie op het gebied van de mensenrechten. Hij maakte via wetgeving in het Congres het verlenen van de status van meest begunstigde handelsnatie aan de Sovjet-Unie afhankelijk van het verlenen van toestemming aan Joodse Sovjetburgers tot emigratie. Ook in het verlenen van handelskredieten werden beperkingen aangebracht.

Het nettoresultaat van Jacksons politieke ambities was echter dat de al aangebrachte versoepelingen in het emigratiebeleid van de Sovjet-Unie ongedaan werden gemaakt. Het Congres was niet meer bereid om op het gebied van ontwapening concessies te doen. Brezjnev stond in het Kremlin op handelsgebied nu met lege handen. Het verzwakte zijn positie. De détente, waaraan Europa zoveel behoefte had, verdween van de agenda. De nieuwe slagzin van Ford werd: vrede door kracht. Daarmee maakte hij een strategische fout, want Carter werd nu juist op een programma van ontspanning tot president gekozen. Met zijn onhandige ontwapeningsvoorstellen bereikte de nieuwkomer Carter echter precies het tegendeel van wat hij bedoelde. De Sovjets vertrouwden zijn kruistocht op het gebied van mensenrechten en dissidenten niet.

Ook bondskanselier Schmidt wist niet wat hij aan Carter had. Tegen de raad van zijn adviseurs, die Carter ook een kans wilden geven, had Schmidt tijdens de verkiezingscampagne zijn vertrouwen in Ford uitgesproken (in Newsweek van 1 oktober 1976). De verhouding tussen de twee leiders was slecht. Schmidt vond Carter een omhooggevallen pindaboer die zich eerst maar eens als staatsman moest bewijzen. Ontspanning was de moeite waard om na te streven, maar dan via een ordelijk proces en niet op een impulsieve manier. Schmidt zelf probeerde immers de Ostpolitik op een voorzichtige manier voort te zetten, ook al gingen er in de DDR en in Polen deuren dicht. Tussen 1969 en 1979 verzesvoudigde het volume van de Duitse handel met het Oostblok.

Washington werkte niet erg mee aan de in West-Europa gewenste ontspanning. Op het gebied van de ontwapening vlotte het ook niet echt. Van 15-18 juni 1979 vond er in Wenen een topontmoeting tussen Brezjnev en Carter plaats. Brezjnev was vermoeid, slikte kalmeringstabletten en leed aan aderverkalking. SALT-II werd ondertekend, maar zou geen vervolg krijgen. Senator Jackson, het nieuwe rechtse Committee on the Present Danger en Henry Kissinger (die kennelijk op een comeback als minister van buitenlandse zaken hoopte) keerden zich tegen het verdrag, dat door de Senaat geratificeerd moest worden. De oer-havik Paul Nitze veroorzaakte een rel over een brigade van Sovjet-militairen die stiekem in Cuba gelegerd zou zijn; in werkelijkheid was die brigade daar al sinds de rakettencrisis in Cuba. De neo-conservatieven roerden zich en Carter stelde zich defensief op. Het zag er somber uit voor SALT-II en voor de ontwapening.

De plaatsing van de SS-20 raketten was tot grote teleurstelling van Schmidt niet meegenomen in de SALT-onderhandelingen: voor de onderhandelaars waren alleen de kernraketten die het grondgebied van de VS of van de Sovjet-Unie konden bereiken strategische wapens. De SS-20 kon alleen Europese (en Chinese) doelen bereiken en viel daarom niet onder de strategische wapens. Schmidt voelde zich dubbel bedreigd: de Bondsrepubliek was doelwit van de SS-20 én de VS verminderde het aantal strategische kernwapens dat een atoomparaplu boven Duitsland moest vormen.

Alle ingrediënten voor een transatlantische vertrouwenscrisis lagen klaar, en de spanning met de Sovjet-Unie was toegenomen. Van eendracht binnen de NATO was geen sprake; de belangen begonnen behoorlijk uiteen te lopen. De sfeer begon explosief te worden…

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: