De bekende havik Paul Nitze maakte zich grote zorgen over de inhaalslag die de Sovjet-Unie op het gebied van kernraketten aan het maken was. Qua draagvermogen van de raketten had de Sovjet-Unie zelfs een voorsprong bereikt. Nitze verliet het team dat aan het wapenbeheersingsverdrag SALT-II werkte en begon in een tijdschriftartikel van januari 1976 te publiceren over het ontstane gevaar. De VS mocht haar defensie niet langer verwaarlozen en moest gaan werken aan een hoogwaardige afschrikking – die door anderen weer als technologische maakbaarheidswaan werd aangeduid. Nitze werd een van de drijvende krachten achter een nieuwe versie van het Committee on the Present Danger, dat op 11 november 1976 werd opgericht (tijdens het presidentschap van Truman was er al een dergelijk comité geweest, toen ter promotie van NSC-68). Het comité had veel invloed: 33 leden van de latere regering van president Reagan waren lid van het nieuwe Committee. Ook Reagan zelf was tijdelijk lid geweest.
Leden van deze lobbygroep drongen aan op het toevoegen van een tweede analyse aan de bevindingen van de CIA over de plannen van de Sovjet-Unie. Men had al gedacht aan namen voor een Team-B dat bestond uit experts van buiten. Het tweede team kwam tot de (gezien de oorsprong van het team niet verrassende) conclusie dat de CIA het gevaar vanuit de Sovjet-Unie stelselmatig onderschatte. Nitze trad als een van de adviseurs van Team-B op. Team B bekritiseerde de standaardanalyse: deze ging teveel uit van een spiegelbeeld, alsof de leiders van de Sovjet-Unie net zo rationeel zouden zijn als de planners van de VS. De standaardanalyse onderzocht de afzonderlijke bomen en wapensystemen, maar zag het bos van de agressieve ideologie over het hoofd. De Sovjets waren op overwicht en op een betere uitgangspositie na een oorlog uit. Binnen de tien jaren zouden zij dit overwicht kunnen bereiken. Dat ook hier sprake was van spiegelbeeld-denken (zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten) stond niet in het rapport van Team-B.
Achteraf gezien hebben deze neo-conservatieven het gevaar stelselmatig overschat: het zoveelste voorbeeld van dreigingsinflatie tijdens de Koude Oorlog. Ook in de Sovjet-Unie was sprake van dreigingsinflatie: het feit dat de VS haar rakettensilo’s niet versterkte, betekende in de Sovjet-Unie dat deze wapens kennelijk voor een first strike waren bedoeld. De Sovjet-Unie versterkte haar silo’s wel degelijk, en dat werd in de VS door Team-B dan weer uitgelegd als teken dat de Sovjet-Unie wel degelijk in de uitvoerbaarheid van een kernoorlog geloofde. De wapenwedloop van de Sovjet-Unie werd echter niet aangejaagd door militaire of politieke bedoelingen, maar door het militair-industriële complex dat nog meer invloed had dan zijn tegenpool in de VS. Raketten werden niet gebouwd omdat ze militair noodzakelijk waren maar omdat de productielijnen open moesten blijven. In de Sovjet-Unie werd in feite niet overwogen om een nucleaire eerste klap uit te delen. De Sovjet-leiders waren niet minder menselijk dan hun Amerikaanse collega’s.
Nitze steunde Carter in zijn verkiezingscampagne, maar werd geheel tegen zijn verwachtingen in als enige hoge adviseur niet uitgenodigd om toe te treden tot de regering. Toen Carter in juni 1979 SALT II tekende, ging Nitze, toen al ruim 72 jaar oud, op het oorlogspad. Hij schiep een rel over de aanwezigheid van Sovjet-strijdkrachten op Cuba (die er al jaren lang zaten) en vergiftigde het klimaat in de Senaat, die het verdrag met 2/3 meerderheid zou moeten goedkeuren. Carter legde uiteindelijk het verdrag niet ter ratificatie aan de Senaat voor vanwege het ingrijpen van de Sovjet-Unie in Afghanistan in december 1979.
Het Witte Huis onder Carter was niet tevreden over de bestaande nucleaire strijdplannen. Er waren naar aanleiding van NSDM-242 wel van te voren vaststaande beperktere aanvalsplannen ontwikkeld, maar ook deze waren massief in directe en bijkomende schade. Wat was het doel van deze beperkte aanvalsplannen, hoe zouden deze uitgevoerd moeten worden, en waren zij tijdens de strijd nog bij te stellen? Carter gaf de aanzet tot nieuwe plannen. Voor veiligheidsadviseur Brzezinski en zijn militaire assistent Odom waren SAC en het SIOP teveel een eigen wereld geworden. Het was destijds vanwege de komst van de kernwapens en raketten noodzakelijk geweest om het commando en de uitvoering centraal te organiseren. Dankzij de veel nauwkeuriger geworden verkenning door satellieten konden doelen nu echter snel herkend en vastgesteld worden: look-shoot-look. De doelwitten moesten nu tijdens de strijd gekozen worden. Het SIOP kon achter de hand gehouden worden voor het geval dat men de controle verloor en nog één vernietigende klap wilde uitdelen. Maar de werkelijke kernoorlog zou heel anders uitvallen en langzamer verlopen dan eerder werd gedacht, namelijk in verschillende fases en door het inschakelen van verschillende krijgsmachtonderdelen. Wie de beste systemen voor communicatie, commandovoering en inlichtingen had, kon de strijd winnen. De strijd kon weken of maanden duren vanwege de zoektocht naar nieuwe doelwitten.
Carter stond onder zware druk van rechts. Hij ondertekende op 25 juni 1980 Presidential Directive 59. Dit bepaalde dat naast de vooraf geplande opties een groot aantal kernwapens in reserve werd gehouden om snel gedurende een langdurige kernoorlog gefaseerd in te kunnen zetten. De opties en aanvalsplannen moesten op zeer korte termijn aan de laatste ontwikkelingen in de oorlog kunnen worden aangepast. Minister van buitenlandse zaken Muskie moest het nieuws van het nieuw presidentiële directief uit de krant lezen. Zijn adviseur Shulman, hoogleraar aan Columbia University en vooraanstaand kenner van de Sovjet-Unie, schreef hem in een memorandum van 2 september 1980 (hij had op dat moment PD-59 nog steeds niet onder ogen gehad) dat dit een schoolvoorbeeld was van hoe beleid niet moest worden vastgesteld en gecommuniceerd. Het had er veel van weg dat de regering door veelvuldig te lekken haastig reageerde op de kandidatuur van Reagan bij de Republikeinen.
Ook PD-59 werd uitgewerkt in een NUWEP-memorandum (24 oktober 1980). Het was de bedoeling de tegenstander af te schrikken omdat de prijs van een overwinning zo hoog was dat er geen sprake meer zou kunnen zijn van overwinning. Het ging om de mogelijkheid om een langdurige en beheerste nucleaire strijd te kunnen voeren. De van te voren klaarliggende opties moesten als bouwstenen met elkaar verbonden kunnen worden, voor zover dat praktisch mogelijk was. Twee keer per jaar moest tot op het hoogste niveau geoefend worden met het in elkaar zetten van de bouwstenen en met op zeer korte termijn ontwikkelde aanvalsplannen. Kernoorlog als een verzameling Lego-stenen, in elk gewenst model te bouwen. Kernoorlog werd maatwerk en kon druppelsgewijs, per infuus, worden toegediend. Zo hoog was de maakbaarheidswaan gestegen. Zoals de waard was, moesten de gasten ook zijn: men ging er zonder meer van uit dat de Sovjet-Unie ook werkte aan de techniek van een beperkte kernoorlog en met aangetrokken handrem zou strijden.
Het NUWEP-memorandum kon echter al gauw terzijde worden gelegd: Reagan won de verkiezingen en wenste natuurlijk een eigen strategie vast te stellen. En zo ging het van kwaad tot erger. Carter is na zijn presidentschap bekend geworden vanwege zijn menslievendheid – maar tijdens zijn presidentschap was hij nucleair meedogenloos. Het sterfbed van de mensheid werd uitgerekt van uren naar dagen, maanden, jaren…