Overdaad schaadt (ook bij de Bom)

De politiek had eindelijk de presentatie van een geïntegreerd aanvalsplan afgedwongen: het SIOP (Single Integrated Operational Plan). De bedoeling was om de claims op de noodzaak van nieuwe wapens te kunnen wegen en om verdubbelingen bij een doelwit (waarbij het ene kernwapen het andere zou uitschakelen) te voorkomen.

Het onlangs vrijgegeven eerdere en dus nog niet geïntegreerde luchtmacht-strijdplan van SAC (Strategic Air Command) voor 1959 voorzag bijvoorbeeld 179 doelwitten in Moskou en 145 in Leningrad. Eerst moesten de nucleaire strijdkrachten van de tegenstander uitgeschakeld worden (vliegvelden voor bommenwerpers, commandocentra, en dergelijke) voordat de vernietingsfase aanbrak: het systematisch verwoesten van alle mogelijkheden van het Oostblok om oorlog te voeren. Een voorbeeld: de vliegbases rond Oost-Berlijn waren in de eerste fase (air battle) al met waterstofbommen uitgeschakeld; in de tweede fase moesten nog 91 doelwitten in de stad en haar voorsteden worden vernietigd. Het is duidelijk dat er ook van West-Berlijn niets zou zijn overgebleven. Alle andere grote steden in de DDR zouden met meerdere, soms tientallen, kernwapens bestookt worden.

Het was voor Eisenhower duidelijk dat men niet met kernwapens kon rondstrooien alsof het pepernoten waren. Er moest daarom een met de andere krijgsmachtonderdelen geïntegreerd plan komen. Dit nieuwe SIOP van 1960 was zo geheim dat er een aparte geheimhoudingscategorie voor in het leven werd geroepen. Het SIOP was moeizaam tot stand gekomen door de stammenstrijd tussen de krijgsmachtonderdelen. De marine en het leger hadden moeite met de massieve aanpak van SAC, die neerkwam op één grote nucleaire oprisping of een war-gasm. Er werd te weinig rekening gehouden met fall-out en met de schade door vuurstormen en het bleek niet mogelijk om bepaalde landen die niet aan de strijd deelnamen (zoals China) te ontzien. Minister van defensie McNamara kreeg in een briefing op 4 februari 1961 te horen: als de maatstaven van het nieuwe plan op Hiroshima werden toegepast, zou de stad met 3 bommen van 80 kiloton vernietigd moeten worden. De gewenste zekerheid van vernietiging van doelwitten was in het plan op 90% gesteld. Als deze verhoogd zou worden naar 99% waren er tweemaal zoveel bommenwerpers en raketten nodig. Ging men naar 70%, dan kon men met de helft van de aanvalsmacht toe. De regering probeerde natuurlijk in volgende versies van het SIOP uit alle macht meer greep te krijgen op het planningsproces en meer variaties aan te brengen. Men wenste opties om uit te kunnen kiezen: een nucleair keuzemenu.

Anderzijds kant legden ook de defensie-analisten van denktanks zoals de Rand Corporation, de “tovenaars van Armageddon”, er de nadruk op dat er toch intelligenter manieren waren om kernwapens te gebruiken dan de massieve vergelding of de wederzijds gegarandeerde verwoesting. Als de afschrikking zou falen en de kernoorlog uit zou breken, zeiden deze analisten, dan zouden de steden van de tegenstander pas als laatste doelwit aan bod moeten komen. Zo kon de tegenstander onder druk gezet worden door de burgerbevolking atomair te gijzelen (en werd de Amerikaanse burgerbevolking in de steden van de VS buiten schot gehouden). Waar je met de Bom niet op moest mikken was net zo belangrijk als waar je wel op moest mikken. Het waren pogingen om het nucleaire taboe te doorbreken, de Bom tot de orde te roepen en haar voor huishoudelijk gebruik geschikt te maken.

Eisenhower wist de pogingen om een concept voor een beperkte kernoorlog uit te werken nog tegen te houden. Maar met het aantreden van McNamara als minister van defensie onder Kennedy slaagde de politiek er in om samen met de RAND-intelligentsia het nucleaire bastion te veroveren. McNamara een was van Ford afkomstige technocraat. Tussen hem en de analisten van RAND was het liefde op het eerste gezicht. Tot grote woede van de generaals die nogal wat van hun favoriete wapenprogramma’s zagen sneuvelen, werd de systeemanalyse van RAND nu ook op het Pentagon en op de diverse krijgsmachtonderdelen losgelaten.

McNamara werd ook gewonnen voor een counterforce-strategie: de nucleaire strijdkrachten van de tegenstander vormden het eerste doelwit in een beperkte kernoorlog. Andere doelwitten (fabrieken, steden) werden als countervalue doelwitten in reserve gehouden. In een toespraak op 9 juli 1962 (de no cities speech) verklaarde hij de counterforce strategie tot officiële strategie van de VS. Hij slaagde er in om de NATO-bondgenoten Engeland en Frankrijk tegen zich in het harnas te jagen door te verklaren dat hij weinig heil zag in nationale, onafhankelijke kernmachten met steden als doelwit. De beste kansen op succes lagen in een centraal door de VS gecoördineerde nucleaire campagne tegen de tegenstander. Een hanteerbare, gefaseerde kernoorlog kon immers geen stoorzenders gebruiken. De NATO-bondgenoten zagen niets in een “beperkte” kernoorlog die zich onder Amerikaanse regie voornamelijk op Europees grondgebied zou afspelen. De Gaulle twijfelde er ten zeerste aan of de VS bijvoorbeeld Chicago zou willen opofferen om Lyon te redden en trok daarom zijn strijdkrachten uit de bevelsstructuur van de NATO terug. Langzaam maar zeker werd het McNamara duidelijk dat hij toch minder opties had dan hij had gehoopt.

De crisis rond Berlijn was een test-case voor het nieuwe denken over de beheersbare Bom. Chroesjtsjov had met een herhaald ultimatum de zaak op scherp gezet: als er geen regeling rond Berlijn kwam, dreigde hij een afzonderlijk vredesverdrag met de DDR te sluiten en de toegangsrechten tot Berlijn aan deze staat over te dragen. In dat geval maakte Ulbricht uit wie er voortaan toegang had tot de stad. De NATO kon West-Berlijn nooit verdedigen of met conventionele middelen de toegang afdwingen. De VS kon echter ook niet wijken voor de druk van de Sovjet-Unie, want Berlijn was de lakmoesproef voor de Amerikaanse geloofwaardigheid wereldwijd. Zou de president kernwapens inzetten, dan betekende dat met het bestaande SIOP het plegen van nucleaire zelfmoord.

Kennedy wist hoe apocalyptisch een kernoorlog zou zijn. Op 20 juli 1961 had hij een nucleaire briefing bijgewoond over de gevolgen van een mogelijke verrassingsaanval van de Sovjet-Unie in 1963 en de Amerikaanse reactie daarop. De conclusie van de briefing was dat de omvang en ernst van de verwoesting en de vernietiging van de bestaande politieke, militaire en economische structuur met geen pen te beschrijven en te taxeren waren. Binnen een maand zouden in de Sovjet-Unie 67 miljoen mensen omkomen, en in China 76 miljoen. In de VS liepen de verliezen in het eerste jaar na de kernoorlog op naar een getal tussen de 48 en 71 miljoen. Op 15 september beval Kennedy desondanks de inhoud van een nummer van Life over schuilkelders aan: 97% van de bevolking zou op deze manier een kernoorlog overleven. De regering van de VS begon niet pas in Vietnam tegen zichzelf te liegen…

In de zomer van 1961 was gebleken dat de gevreesde missile gap een fictie was. De Sovjet-Unie had maar acht intercontinentale raketten, haar bommenwerpers stonden open en bloot op de startbanen, en haar luchtafweergeschut was nagenoeg waardeloos. Zou het dan toch mogelijk zijn om in het geniep een kleine preventieve kernaanval te doen en daarmee het hele nucleaire arsenaal van de Sovjet-Unie uit te schakelen? Deze mogelijkheid werd door Harvard-hoogleraar en adviseur van het Witte Huis Carl Kaysen in een uitvoerig memorandum van 5 september 1961, kort na de bouw van de Muur, uitgewerkt. Het ging er om een zo klein mogelijk aantal doelwitten uit te schakelen en de schade voor de Sovjet-Unie tot een minimum te beperken. Als met inschakeling van 55 bommenwerpers 88 doelwitten werden vernietigd, bleef het aantal slachtoffers in de Sovjet-Unie beperkt tot maximaal 1 miljoen – en waarschijnlijk werd het aantal niet veel hoger dan 500.000. De VS moest ter afschrikking een groot aantal kernwapens in reserve houden; dit zou de Sovjets ervan weerhouden om irrationeel wraak te nemen. Kennedy was van het memorandum volledig op de hoogte en had vragen gesteld over de technische uitvoerbaarheid ervan.

Op 10 oktober had Kennedy overleg met zijn militaire top. Verschillende scenario’s bij een mogelijke blokkade van Berlijn werden verkend waaronder een invasie met conventionele strijdkrachten in de DDR. De Sovjet-Unie moest immers zien dat het menens was. Als de Sovjet-Unie het gevecht voortzette en niet inbond, was het voor de VS beter de eerste nucleaire klap uit te delen dan deze te incasseren. Er kwam geen beslissing. Op 20 oktober kwam men nog eens bij elkaar, maar Kennedy koos een andere koers. Op 21 oktober ontmaskerde onderminister van defensie Gilpatrick in een toespraak de missile gap als bluf van de Sovjet-Unie met raketten die zij niet had. Hij deed dit in opdracht van Kennedy. Daarmee verdween de angel uit de crisis: Chroesjtsjov bond in.

Ook in de rakettencrisis rond Cuba bleef de escalatie tot conventionele strijdmiddelen beperkt. Het nucleaire taboe bleef bestaan en de counterforce strategie werd niet in praktijk gebracht. Was de gedachte aan een beperkte kernoorlog wel meer dan een innerlijk tegenstrijdig nucleair woordenspel? Een mythe van wenselijkheid zonder realiteitsgehalte.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: