Er ontstond een veelvoud van handelsrelaties en diplomatieke contacten tussen de Bondsrepubliek en de landen van het Oostblok. Met een levering van stalen buizen voor het transport van aardgas in ruil voor aardgas uit de Sovjet-Unie werd de Bondsrepubliek in februari 1970 de belangrijkste westelijke handelspartner van de Sovjet-Unie. Brandt bracht in maart 1970 als eerste bondskanselier een bezoek aan de DDR, waar hij stormachtig werd toegejuicht. Brandt had meer bewegingsvrijheid dan Ulbricht: hij kon de door hem gewenste verandering (Wandel) achter de toenadering (Annäherung) verbergen. Voor Ulbricht ging het om het naakte overleven van zijn DDR; hij had niet veel andere mogelijkheden dan het voor zover mogelijk beïnvloeden van Moskou of het zoeken van steun van andere landen van het Warschaupact. Onder Chroesjtsjov had Ulbricht meer ruimte dan onder Breznjev. Ulbricht zou volgens Breznjev uit het beslissingscircuit van de buitenlandse politiek weg moeten, of aftreden: hij stond met zijn pleidooi voor een agressieve Westpolitik (het beïnvloeden van de vakbonden en de arbeiders in de Bondsrepubliek) de gewenste détente en economische samenwerking in de weg.
Op 12 augustus 1970 kwam na vijf maanden van onderhandelingen het verdrag van Moskou tot stand: de Bondsrepubliek erkende de Oder-Neisse-grens en de grens tussen haar grondgebied en dat van de DDR; de partijen kwamen overeen om af te zien van geweld en te werken aan vreedzame relaties. De Bondsrepubliek moest in verband met de grondwet een aantekening bij het verdrag plaatsen over een (vreedzame) Wiedervereinigung (…dass dieser Vertrag nicht im Widerspruch zu dem politischen Ziel der Bundesrepublik steht, auf einen Zustand des Friedens In Europa hin zu wirken, in dem das deutsche Volk in freier Selbstbestimmung seine Einheit wieder erlangt).
De hardliners in de Bondsrepubliek en in de DDR verzetten zich fel en probeerden zelfs door middel van incidenten en lekken het proces van toenadering te saboteren. Ulbricht werd op aandringen van de Sovjet-Unie op 3 mei 1971 opzij gezet en vervangen door Honecker. Dat betekende een fundamentele koersverandering van de DDR en het vergemakkelijkte de onderhandelingen. De DDR werd voortaan beïnvloed door de geest van détente. De koers werd defensiever en pragmatischer. Moskou gaf onder Honecker meer de toon aan dan onder Ulbricht. Van een agressieve Westpolitik, gericht op een verenigd Duitsland onder communistische leiding, was geen sprake meer. In ruil daarvoor kreeg de DDR meer internationale erkenning.
Op 7 december 1970 (vandaag 50 jaar geleden) sloten de Bondsrepubliek en Polen het verdrag van Warschau (onder het voorbehoud van een definitief vredesverdrag). De onschendbaarheid van de grenzen, inclusief de Oder-Neisse-grens, werd erkend. Beide partners zagen af van aanspraken op elkanders gebied en beloofden te zullen handelen in de geest van het handvest van de VN. Na de ondertekening knielde Brandt spontaan bij het monument voor het Joodse getto van Warschau. Dit gebaar maakte wereldwijd diepe indruk. De Heimatvertriebene waren woedend over deze “knieval van Warschau”, maar zij vonden steeds minder gehoor.
Ook Brandt was een machtspoliticus. Evenals Nixon en Kissinger paste hij het principe van linkage, hefboomwerking, toe. Het grote verschil was dat Brandt zijn hefbomen niet alleen heimelijk hanteerde. Natuurlijk was hij op de hoogte van de oppositie van de CDU en het schuimbekken van de Heimatvertriebene. Hij wachtte dan ook met de ratificatie van de verdragen tot 1972; eerst moest er een overeenkomst over Berlijn worden bereikt. Op 3 september 1971 tekenden de vier grootmachten het Berlin Agreement. De Sovjet-Unie garandeerde haar collega-grootmachten dat het transitverkeer van goederen en personen naar West-Berlijn vrij en ongehinderd kon plaatsvinden. De westelijke grootmachten garandeerden de banden tussen West-Berlijn en Bonn onder de voorwaarde dat West-Berlijn een aparte status bleef behouden en niet als vergaderplaats voor het parlement van de Bondsrepubliek zou fungeren. De inwoners van West-Berlijn werden bij de bezoekrechten aan Oost-Berlijn gelijkgesteld aan de burgers van de Bondsrepubliek. De internationale vertegenwoordiging van de burgers van West-Berlijn werd geregeld en verbeterd. Brandt, oud-burgemeester van West-Berlijn, verklaarde dat er geen crises rond de stad meer zouden voorkomen.
De overeenkomst over Berlijn was een moment van triomf. De CDU durfde het niet aan om tegen de ratificatie te stemmen en stemde blanco. De DDR was praktisch uit het onderhandelingsplaatje verdwenen. Werd zij nu ten huwelijk gevraagd of om de tuin geleid? Zij zocht voortaan haar heil in het verbeteren van haar relaties met de andere landen van het Oostblok en daarbuiten. Op 17 december 1971 werd de overeenkomst over Berlijn bezegeld met een Transit-overeenkomst tussen de DDR en de Bondsrepubliek. Reizigers naar West-Berlijn hoefden de transitkosten niet meer zelf rechtstreeks aan de DDR te betalen. Voortaan gebeurde dat in een lump sum van 233 miljoen DM, door de Bondsrepubliek jaarlijks overgemaakt aan de DDR. Op kosten van de Bondsrepubliek zou een Autobahn tussen Hamburg en West-Berlijn aangelegd worden.
Op 21 december 1972 kwam het Grund(lagen)vertrag tussen de DDR en de Bondsrepubliek tot stand. Het grote struikelblok was de volkenrechtelijke erkenning, die de DDR wenste. Daarvan kon volgens de grondwet van de Bondsrepubliek, die een Wiedervereinigungsgebot bevatte, geen sprake zijn. Men kwam er uit door te spreken over een staatsrechtelijke erkenning: er waren binnen de Duitse natie twee staten, die elkanders grenzen erkenden, elkaar niet als buitenland beschouwden en zelfstandig en onafhankelijk waren in binnen- en buitenlandse aangelegenheden. De CDU-oppositie deed nog een laatste poging om de ratificatie van dit verdrag tegen te houden: zij beriep zich op het Bundesverfassungsgericht. Dit gerechtshof in Karlsruhe sprak echter uit dat de politiek bij het beantwoorden van de vraag hoe Wiedervereinigung bereikt moest worden een eigen verantwoordelijkheid had. Op 11 mei ratificeerde de Bondsrepubliek het verdrag, op 13 juni 1973 volgde de DDR. Beide staten werden in 1973 lid van de VN.
Begin december 1973 werd met Tsjechoslowakije het verdrag van Praag gesloten. De overeenkomst van München 1938 werd nietig verklaard. Beide landen erkenden elkanders grenzen, wisselden ambassadeurs uit en besloten tot economische, wetenschappelijke, technische en culturele samenwerking. De Ostpolitik had de onhaalbare doelen losgelaten en zich tot het haalbare beperkt. In plaats van een slot op elke verandering (eerst ongedaan maken wat in Jalta besloten was, het beleid van Adenauer) werd de Bondsrepubliek nu een sleutelspeler op het terrein van de ontspanning.
Als tegenwicht tegen het Duitse succes gaf Frankrijk het verzet tegen het Britse lidmaatschap van de EEG op. Premier Heath hechtte meer aan de toenadering tot Frankrijk en Europa dan aan de traditionele Britse special relationship met de VS. De Ostpolitik had consequenties voor de westelijke politieke verhoudingen. Voor Nixon en Kissinger zat er niets anders op dan het opgeven van hun aanvankelijke aarzelingen en mee te werken aan de overeenkomst over Berlijn. Zij waren in Europa het initiatief kwijt: de meest belangrijke besluiten waren al genomen voordat Kissinger het Jaar van Europa uitriep. Het was meer in overeenstemming met de werkelijkheid geweest als Kissinger een Jaar van Brandt erkend had.
Brandt kreeg in 1971 de Nobelprijs voor de vrede. Op 24 april 1974 werd zijn naaste medewerker Guillaume ontmaskerd als DDR-spion. Brandt nam de politieke verantwoordelijkheid op zich en trad op 7 mei 1974 af. Dankzij Guillaume wist de DDR dat Brandt oprecht was in zijn ontspanningspolitiek. Brezjnev was witheet over het spionageschandaal. Hij stuurde Brandt als gebaar van vriendschap een grote hoeveelheid kaviaar. Erich Honecker beweerde later tegenover Brandt dat hij niet op de hoogte was geweest; de DDR had er juist belang bij dat Brandt zijn werk had kunnen voortzetten. Wolf, de spionagechef van de DDR, zei dat hij zichzelf in de voet geschoten had: de affaire was een nederlaag voor de DDR. Niemand werd er beter van.
Met of zonder Brandt – de relatie tussen de Bondsrepubliek en de DDR werd uiteindelijk veel intenser dan zij ooit geweest was. In 1969 waren er slechts een half miljoen telefoongesprekken tussen beide landen gevoerd. In 1989 rinkelden de Duitse telefoons tussen oost en west meer dan 40 miljoen keer. In 1970 was er nauwelijks sprake van telefoonverkeer tussen West- en Oost-Berlijn. In 1988 werden er 10 miljoen telefoongesprekken gevoerd. In het midden van de jaren tachtig kon men vrijwel overal in de DDR de West-Duitse televisiezenders ontvangen. De DDR kreeg er nieuwe bronnen van inkomsten bij. Bonn betaalde voor de vrijlating van (politieke) gevangenen DM 96.000 per persoon, en bij gezinshereniging DM 4.500 per persoon. Er is berekend dat tot 1989 hiervoor in totaal 3 miljard DM betaald is.