Nasleep Vietnamoorlog in de VS

Ook in de VS was er een nasleep van de oorlog in Vietnam. Het was de eerste militaire en morele nederlaag van de VS. Alle gebrachte offers waren voor niets geweest. Het land had 58.000 gesneuvelde militairen te betreuren. In Indochina waren drie miljoen slachtoffers gevallen. Voor zover mogelijk wenste men deze ellende snel te vergeten. Amerika trok zich terug op zichzelf, likte de eigen wonden, en schreef de Vietnamese slachtoffers weg uit het verhaal. Maar werkt nationaal geheugenverlies?

President Ford probeerde het te laten werken. Hij deed dat in een toespraak op 23 april 1975 (een week voor de val van Saigon) bij Tulane University in New Orleans. Het had volgens hem geen zin om opnieuw over een oorlog te strijden die wat Amerika betrof voorbij was (deze zin werd gevolgd door massale bijval van de studenten). De tragische gebeurtenissen in Vietnam betekenden niet het einde van de wereld en van de leidende rol van Amerika. Het ging om de agenda voor de toekomst. Wat deze tragische gebeurtenissen nu precies geweest waren, liet Ford in het midden. Het was dan ook het bicentennial jaar, het 200-jarig jubileum van de VS. Vietnam was een nare droom die snel vergeten diende te worden, een hobbel in een nationaal verhaal van vooruitgang en rechtvaardigheid. Achteraf kunnen we de toespraak van Ford als een vlucht naar voren typeren.

Dat was Jimmy Carter te machtig. In een van zijn eerste campagnetoespraken, op 28 mei 1975 voor de Amerikaanse Kamer van Koophandel in Tokio, sloeg hij als presidentskandidaat een heel andere toon aan. Hij sprak over lessen die wij geleerd hadden. Hij wees unilaterale interventie en geheime operaties af. Het was volgens hem niet mogelijk om een ander land met gebruik van geweld de democratie op te leggen, of om vrienden te kopen. In diezelfde geest sprak hij op 15 maart 1976 voor de Chicago Council on Foreign Relations. Hij nam afstand van het solistisch optreden van Kissinger, pleitte voor een nieuwe buitenlandse politiek op basis van brede consultatie, en zuiverde het Amerikaanse volk van alle blaam: het waren de verkeerde leiders die de fouten hadden gemaakt.

Deze toon verbleekte en werd zeldzaam toen Carter eenmaal president was. Op 22 mei 1977 sprak hij nog een keer over een morele crisis door de oorlog in Vietnam en over de intellectuele en morele armoede waarmee deze oorlog gepaard ging. Maar op een persconferentie van twee maanden eerder ontkende hij dat er een morele verplichting bestond om Vietnam te helpen bij de wederopbouw. Carter verschoof zijn aandacht naar de heldhaftigheid en de vaderlandsliefde van hen die in de oorlog offers hadden gebracht: de veteranen. Hun inzet was te weinig gewaardeerd en hun terugkomst in de VS was genegeerd. Van het hoge morele besef van de presidentskandidaat was bij de president weinig meer te merken. Misschien dat een opperbevelhebber van de strijdkrachten niet anders kan. Maar over Carter wordt niet vriendelijk geoordeeld. Wie met groot licht rijdt, krijgt ook groot licht terug.

Carter moest na één termijn het veld ruimen voor Ronald Reagan. De nieuwe president kwam met een nieuwe toonzetting die een herziening van de geschiedenis inhield. Het moest nu eens een keer afgelopen zijn met het Vietnam-syndroom. De veteranen bleven de helden; zij stierven en brachten offers voor een nobele zaak. De schurken waren niet meer, zoals bij Carter, de leiders van de regering met hun stiekeme solisme, maar de Noord-Vietnamezen die de propagandaslag wonnen en de regeringsleiders die te laf waren om door te pakken en de oorlog te winnen. Op een persconferentie (4 april 1984) zei Reagan zelfs dat MacArthur in de tijd van de oorlog in Korea misschien gelijk had gehad: er is geen surrogaat voor de overwinning.

Tegen dit revisionisme van een havik uit de Koude Oorlog valt wel het een en ander in te brengen. De voornaamste slachtoffers van de oorlog in Vietnam waren niet de Amerikaanse gesneuvelden en veteranen, maar de Vietnamezen. Zij zijn door Reagan en zijn voorgangers vakkundig uit het verhaal weggeschreven om plaats te maken voor een nationaal Amerikaans geheugenverlies en narcisme.

Het kernprobleem van de oorlog in Vietnam was het gebrek aan draagvlak voor en de legitimiteit van de Zuid-Vietnamese regering. De enige manier om de oorlog te winnen was een Amerikaanse verovering en bezetting van Noord-Vietnam geweest. Als een dergelijke onderneming al kans van slagen had gehad – het was de Fransen niet gelukt om heel het land onder controle te houden – dan is het nog de grote vraag of de Volksrepubliek China een rechtstreeks aan haar grenzende Amerikaanse satellietstaat had geaccepteerd. Trumans argument tegen MacArthur inzake Korea is ook geldig tegen Reagans spierballentaal over Vietnam. De VS kon geen (kern)oorlog met China riskeren.

Van Reagan was het nog maar een kleine stap naar het triomfalisme van Bush na het winnen van de eerste Golfoorlog: we zijn het Vietnamsyndroom te boven gekomen. Was de verjaringstermijn van de oorlog in Vietnam werkelijk verstreken, of zijn de songs van Bruce Springsteen en de films van Oliver Stone representatiever voor de Amerikaanse reflectie op de langste oorlog waarbij het land ooit betrokken was – en die het wel moest verliezen?

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: