Johnson en Vietnam: continuïteit

Johnson had als opvolger van Kennedy geen andere keuze dan die voor continuïteit. In de door de moord op de president geschokte natie waren stabiliteit en continuïteit onmisbaar. Johnson zat met een onmogelijke erfenis opgezadeld. Hij had niet tot de besloten kring van intimi behoord die in het Witte Huis de werkelijke knopen doorhakten. Nu moest het beleid van die kring worden voortgezet. Johnson moest het in het Congres vastgelopen binnenlandse hervormingsprogramma van Kennedy lostrekken. Voor het buitenlandse beleid gold hetzelfde: ook voor de positie van de VS in de wereld was een doorgaande lijn van belang.

Dit betekende echter ook dat de verkeerde vooronderstellingen van het beleid van Kennedy niet werden gecorrigeerd. Voordat Kennedy begraven was, gaf Johnson al de opdracht om de oorlog in Vietnam te winnen. Johnson erfde niet alleen het probleem in Vietnam van zijn voorganger maar ook zijn topmensen voor het buitenland. Dat betekende dat het beleid rond Vietnam bevroor. Beslissingen werden zo lang mogelijk uitgesteld om de president in staat te stellen om de VS te stabiliseren. Zuid-Vietnam bleef voor het besef van de VS van vitaal belang. De Vietcong werd met behulp van Hanoi gaandeweg sterker. In Saigon volgde echter volgde de ene draaideur-regering de andere op (het waren er in 1964 zeven), en de militaire toestand verslechterde. Het beleid van versterkte dorpen was aan het mislukken. Zonder bijzondere steunmaatregelen zou Zuid-Vietnam binnen enkele maanden instorten.

Intussen zat China bepaald niet stil. Op 14 december 1963, ruim drie weken na de moord op Kennedy, begonnen de Chinese premier Zhou Enlai en zijn minister van buitenlandse zaken een reis van twee maanden door Afrika. Zij spraken in verschillende Afrikaanse landen hun steun uit voor bevrijdingsbewegingen en hun onvermijdelijk gewapende strijd. De reis was een groot succes: veertien Afrikaanse landen knoopten betrekkingen met Beijing aan. Daarna begon het tweetal aan een reis door Azië.

McNamara maakte een reis naar Zuid-Vietnam en keerde uiterst bezorgd terug. Hij legde op 16 maart 1964 een memorandum aan Johnson voor. Het memorandum begon met een sombere voorspelling. Zou het in Zuid-Vietnam mis gaan, dan zouden heel Vietnam, Laos en Cambodja voortaan onder communistische overheersing vallen, Birma zou zich moeten aanpassen, Maleisië zou door een communistisch geworden Indonesië overgenomen worden, Thailand zou met Amerikaanse hulp nog enige tijd kunnen standhouden; de basis onder de Filipijnen zou wankel worden, en de dreiging tegen India, Australië, Nieuw Zeeland, Taiwan, Korea en Japan zou sterk toenemen. En dat was alleen nog maar de eerste paragraaf. Het memorandum werd een dag later door Johnson in beleid omgezet (National Security Action Memorandum 288). McNamara’s memorandum is een klassieker in de traditie van threat inflation.

Voor McNamara was er maar één conclusie mogelijk: het tegengaan van de Chinese strategie van steun aan nationale bevrijdingsoorlogen was een testcase voor de betrouwbaarheid van de VS als bondgenoot. Zijn conclusie werd tot in het Congres toe gedeeld. Zou de VS op dit punt falen, dan was zij niet meer dan een papieren tijger. De Sovjet-Unie zou in dat geval de détente achter zich laten en zich aansluiten bij de agressievere Chinese koers. Daarom moest Zuid-Vietnam tot elke prijs verdedigd worden. De Sovjet-Unie werd tenminste geleid door Europeanen, maar de Chinezen waren oosterlingen die irrationeel handelden en niet beseften dat het tussen de grootmachten om geven en nemen ging. Zo liet de regering-Johnson zich ook leiden door racistische vooroordelen.

1964 kende echter andere prioriteiten en werd een verloren jaar. Het uitstel werkte in het nadeel van de VS want het aantal opties verminderde. Kon Washington de driehoek met Beijing en Moskou nog op een creatieve manier bespelen – de Amerikanen waren immers niet de enigen die bang waren – of moest de VS zich tot het defensief beperken? Dat werd uiteindelijk de gekozen strategie. Maar hoe kon je een oorlog voeren om de détente overeind te houden? Dat was moeilijk uit te leggen. McNamara gaf de JCS toestemming om voorbereidingen te treffen voor twee soorten van bombardementen: snelle aanvallen als reactie op specifieke guerrilla-acties, en een algemeen bombardementsoffensief tegen Noord-Vietnam. Dat was minder dan de militairen hadden gevraagd – in militaire kringen was zelfs gesproken over het inzetten van tactische kernwapens – maar het betekende wel een trede omhoog op de escalatieladder.

Het State Department produceerde nog wel een nota die aantoonde dat bombardementen de Noord-Vietnamezen alleen maar onverzettelijker zou maken; het politieke belang van één verenigd Vietnam woog voor Hanoi zwaarder dan de mogelijke schade door bombardementen. Bombarderen zou juist schade toebrengen aan de internationale reputatie van de VS. Met deze nota werd echter niets gedaan.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: