Ik weersta de verleiding om meteen over de rakettencrisis te gaan schrijven. Eerst een aantal bijdragen over Kennedy, Johnson en het Witte Huis. De geschiedschrijving over de Kennedy’s is scheefgetrokken door de tragische moord op de president en later op zijn broer. Er ontstond een mythe van Camelot, het legendarische onderkomen van koning Arthur. Zo ridderlijk en briljant zou het er onder Kennedy in het Witte Huis zijn toegegaan. Daarbij vergeleken kon Johnson, eerst vicepresident en daarna president, alleen maar tegenvallen. Even briljant en koelbloedig zouden Kennedy en zijn team de rakettencrisis hebben afgehandeld. De eerste mythe is in vorige bijdragen al aan de orde gesteld: de rakettencrisis was de eigenlijke Cubacrisis. Quod non. De tweede mythe is die van the best and the brightest (titel van een boek van David Halberstam) die tegen elke crisis opgewassen waren, ook die in Vietnam. Mythen zijn georganiseerde misverstanden die een bepaald beeld van de werkelijkheid moeten opleveren. Mythen ontmaskeren is zoiets als mensen hun geloof of hun speelgoed afpakken. Het doet pijn.
Wie van deze twee, Kennedy en Johnson, moet het eerst worden genoemd? Velen zijn geneigd om Kennedy voorop te laten gaan en Johnson vervolgens in de schaduw van Kennedy te plaatsen. Zonder de moord op Kennedy zou Johnson immers, zoals zoveel van zijn voorgangers als vicepresident, in de vergetelheid zijn geraakt. De medaille heeft echter een keerzijde. Als Kennedy niet vermoord was, was er in de geschiedschrijving minder aan heiligenverering gedaan: men had in dat geval Kennedy op zijn werkelijke prestaties moeten beoordelen. Deze prestaties vielen voor wat het binnenlands beleid betreft tegen. Johnson heeft op het gebied van sociale veranderingen en wetgeving voor burgerrechten veel meer klaargespeeld dan Kennedy. Dat ligt er niet slechts aan dat Kennedy weinig tijd vergund was. Het had ook te maken met de kwaliteit van het openbaar bestuur tijdens zijn presidentschap. Ook de resultaten van het buitenlandse beleid onder Kennedy zouden wel eens kunnen blijken tegen te vallen.
Wie moet het eerst worden genoemd? Men kan de invalshoek van de anciënniteit kiezen: de oudste in (dienst)jaren krijgt de voorrang. Johnson werd in 1908 geboren, Kennedy in 1917. Ook in de Amerikaanse politieke organen was anciënniteit een leidend principe. Beiden waren lid geweest van het Huis van Afgevaardigden. Beiden waren senator geworden: Johnson in 1949, Kennedy in 1953. Bij beide kamers van het Congres gold de regel dat men moest wachten tot men aan de beurt was. In de wachtrij waren veel anderen eerder aan de beurt. Johnson maakte echter opvallend snel carrière. Het voorzitterschap van de commissie van onderzoek naar de paraatheid en uitrusting van de strijdkrachten in de oorlog in Korea deed zijn positie geen kwaad. Na de door de Democraten gewonnen verkiezingen werd Johnson in 1951 door de Democratische senatoren benoemd tot whip: de assistent van de Majority Leader.
Het ging hier niet om overheidsfuncties, maar om interne politieke functies in de Senaat. Alleen de positie van Speaker in het Huis was wettelijk geregeld: deze was de aangewezen opvolger als de president en de vicepresident niet meer in staat waren om te functioneren. Via gewoonterecht kregen de Leaders van de meerderheid en van de minderheid in de Senaat bij plenaire debatten als eersten het woord. De positie van Majority Leader was kwetsbaar: als de president van dezelfde partij deel uitmaakte, kon de Leader klem komen te zitten tussen de door de president gewenste wetsvoorstellen en de machtige commissievoorzitters die als baronnen over het hun door de Senaat toegewezen terrein waakten. Johnson slaagde er in om buiten de schijnwerpers van de kritiek te blijven en van de functie van whip een bron van onmisbare informatie te maken. Hij wist al gauw te doorgronden hoe en wanneer er over belangrijke wetsvoorstellen gedebatteerd zou worden, hoe de commissies met de amendementen omgingen en – vooral – hoe de stemverhoudingen zouden zijn. Met deze informatie kon achter de schermen ook gestuurd worden. Bovendien had Johnson door zijn Texaanse (olie)connecties toegang tot de voor senatoren broodnodige gelden om campagne te voeren: in de loop van de jaren werden nogal wat enveloppen met contanten vanuit Texas naar Washington gebracht.
In januari 1953, nadat de Democraten de verkiezingen verloren hadden (ook de oude Majority Leader was zijn zetel kwijtgeraakt), kozen de Democratische senatoren Johnson als hun nieuwe Minority Leader. Hij begon de zetelverdeling in de senaatscommissies op een andere leest te schoeien. De Republikeinen hadden te kennen gegeven af te willen rekenen met het onder verantwoordelijkheid van de Democraten gevoerde buitenlandse beleid. Daarbij speelden de mythen over geheime overeenkomsten die in Jalta met Stalin gesloten zouden zijn een rol. Nu was het zaak om de beste krachten die de Democraten in de Senaat hadden een zetel te geven in het Foreign Relations Committee, of zij nu qua anciënniteit aan de beurt waren of niet. Johnson veroorzaakte nu werkelijk een aardverschuiving in de Senaat: binnen de twee weken doorbrak hij het systeem van de anciënniteit.
In 1955 wonnen de Democraten de verkiezingen en werd Johnson bij acclamatie door de Democraten in de senaat gekozen als hun Majority Leader. Hij was de jongste die deze functie ooit bekleed had. Vanuit deze positie zette hij zijn vernieuwend beleid voort, voor zover de voorzitters van de commissies dat toelieten. Er lagen politieke kansen. Conservatieve Republikeinen hadden moeite met het door Eisenhower voorgestane buitenlandbeleid. De Democraten konden zich nu door de president te steunen profileren als goede vaderlanders en patriotten die de populaire president hielpen bij zijn werk. Dat was voor de Democraten een betere positie dan beschuldigd te worden van uitverkoop aan het communisme.
Johnson had het systeem van anciënniteit doorbroken. Hoe kon hij het zijn mededinger Kennedy kwalijk nemen dat deze op zijn beurt ook buiten de gebaande wegen ging en zich niet aan de regel van anciënniteit hield? Kennedy ’s jeugdigheid en charme werkten in zijn voordeel. Hij kwam goed over op het witte doek en op de tv, die een steeds belangrijker medium werd. In de documentaire over de geschiedenis van de Democratische Partij, The Pursuit of Happiness, vervulde Kennedy de rol van de verteller. Hij werd daardoor zichtbaar voor het grote publiek. Hij legde de eed als president af toen hij 43 jaar oud was en sprak in zijn inaugurele rede over de fakkel die was doorgegeven aan een nieuwe generatie. Eisenhower en Truman zaten op het podium, respectievelijk 70 en 77 jaar oud. Charles de Gaulle was even oud als Eisenhower, Chroesjtsjov en MacMillan waren beiden 66, Adenauer 85, en paus Johannes Paulus was 80.
Kennedy was de doorbraak in eigen persoon. Hij was verreweg de jongste wereldleider en de eerste Rooms-Katholieke president. Zijn vader, Joe Kennedy sr., was een selfmade miljonair, rijk geworden door de handel in aandelen. Roosevelt had hem benoemd tot president van de nieuwe beurswaakhond, de Securities and Exchange Commission (SEC). Toen de SEC eenmaal functioneerde, trok Kennedy sr. zich terug. Eind 1937 werd hij benoemd tot ambassadeur van de VS in Engeland. Dit ambassadeurschap verliep rampzalig vanwege zijn neiging tot appeasement en defaitisme. Zijn ontslag volgde in november 1940.
Johnson was een groot verhalenverteller. Tot zijn favoriete repertoire behoorde ook het verhaal dat hij net bij Roosevelt op bezoek was, toen deze de ambassadeur in Londen ontsloeg. Bobby Kennedy, de broer van de president, nam Johnson de verhalen en vergelijkingen van zijn vader met Chamberlain bijzonder kwalijk: Johnson bezoedelde de familie-eer. Kennedy sr. had verwacht dat zijn oudste zoon Joe jr. president zou kunnen worden. In augustus 1944 kwam Joe echter tijdens een geheime missie om het leven. Daarna gingen alle vaderlijke aandacht en ambities uit naar John Fitzgerald (“Jack”).
Jack was, anders dan Johnson, een echte oorlogsheld. Zijn motortorpedoboot was door de Japanners tot zinken gebracht. Hij heeft zich buitengewoon ingespannen om zijn bemanning in veiligheid te brengen en verdiende daarmee de Navy and Marine Corps Medal. Zijn moed bleek ook uit de manier waarop hij met zijn chronische rugklachten en met de ziekte van Addison omging. Herhaalde rugoperaties en hoge doses medicijnen stelden hem in staat om te leven zoals hij deed. Vanwege een van die rugoperaties stemde hij als enige Democratische senator niet mee bij het besluit om McCarthy, die een vriend van zijn vader was, onder censuur te stellen. Dit is Kennedy door Eleanor Roosevelt, de godmother van de Democratische Partij, bijzonder kwalijk genomen.
In de Senaat was hij niet erg actief, ook niet nadat Johnson hem op verzoek van Kennedy sr. geholpen had aan een benoeming bij het prestigieuze Foreign Relations Committee. Maar hij kon campagne voeren als geen ander, daarbij geholpen door zijn familie (vooral zijn broer Bobby als campagneleider) en de manier waarop zijn vader met campagnegeld strooide. Eén keer had Kennedy sr. bij de presidentsverkiezingen van 1956 het pad van de anciënniteit gevolgd en Johnson aangeboden om zijn verkiezingscampagne geheel te financieren, onder de voorwaarde dat hij Jack als running mate zou kiezen. Johnson had het aanbod afgeslagen: de Democraten waren kansloos tegen de populaire Eisenhower, Johnson zou de schuld krijgen van de verkiezingsnederlaag en Jack zou daarom in 1960 de gedoodverfde presidentskandidaat van de Democraten zijn. Bovendien had Johnson vanwege zijn contacten in Texas de financiering door Kennedy sr. niet nodig. Weer voelde Bobby Kennedy zich beledigd…
Kennedy en Johnson, of Johnson en Kennedy? Beide mannen hadden qua achtergrond niet verschillender kunnen zijn. Johnsons vader, succesvol politicus in de staat Texas, wilde de oude familieboerderij terugkopen maar had zich verkeken op de prijs van de boerderij en het rendement van de landbouw. Lyndon Johnson groeide daarom in bittere armoede op. Voor hem was geen bevoorrechte positie of een opleiding aan de beste onderwijsinstituten aan de oostkust weggelegd; hij had alleen maar een diploma van het Texas State Teachers College. Als jonge onderwijzer probeerde hij het barre lot van schoolkinderen van Mexicaanse afkomst te verbeteren. Was hij daarom – naast alle cynisme en realisme – toch gevoelig voor het lot van de vele achtergestelden in de Amerikaanse samenleving? De positie van de Afro-Amerikanen in de zuidelijke staten was bijzonder schrijnend: volgens het Hooggerechtshof waren zij wel bevoegd tot stemmen, maar zij hadden geen wettelijke mogelijkheden om van dit stemrecht gebruik te maken en dit recht in de zuidelijke staten desnoods af te dwingen. Voorvechters van de burgerrechten en van integratie in plaats van segregatie waren in het Zuiden hun leven niet zeker. In de staat Mississippi werd zelfs gevraagd om segregatie van de telefoonlijnen: mensen van verschillende huidskleur konden toch niet gedwongen worden tot het delen van dezelfde telefoonlijnen. Hoe moest het dan wel niet met het delen van scholen, openbaar vervoer, restaurants en toiletgebouwen?
Texas behoorde vanouds tot de staten van het Zuiden. Johnsons geboortestreek was klimatologisch echter niet geschikt voor de arbeidsintensieve verbouw van katoen; de slavernij had er dus een minder grote rol gespeeld. Toch “rook” Johnson als het ware naar het conservatieve en reactionaire Zuiden. Hij was niet zo’n diehard racist als veel van zijn collega-senatoren, maar zijn taalgebruik stond er zo nu en dan wel “gekleurd” op. Johnson had een veel moeilijker uitgangspositie dan Kennedy om op nationaal niveau erkenning als politicus te vinden. Kennedy was wel rooms-katholiek, maar in zijn thuisstaat Massachusetts was dat geen probleem. Massachusetts behoorde tot het aloude New England en stond wat fatsoensgehalte aangaat veel hoger aangeschreven dan het ruige Texas. Kon Kennedy volstaan met het voeren van – fysiek voor hem loodzware – verkiezingscampagnes, Johnson moest zijn machtsbasis vanaf de grond opbouwen en veroveren. Hij maakte daarbij veel meer vuile handen.