Op de achtergrond van de nieuwe crisis rond Berlijn (1958) stond de Duitse kwestie. Duitsland was de grote agressor in de Tweede Wereldoorlog in Europa geweest; het was ook de grote verliezer. De naoorlogse Bondsrepubliek droeg echter revisionistische elementen in zich. Het uitblijven van een in vrijheid onderhandeld vredesverdrag maakte het voor de Bondsrepubliek mogelijk om de legitimiteit van de DDR en van de Oder-Neissegrens te ontkennen. In de grondwet van de Bondsrepubliek stond dat zij de enige democratisch gelegitimeerde vertegenwoordiger van het Duitse volk was: de Alleinvertretungsanspruch, die door de westelijke geallieerden op 18 september 1951 in de New York Declaration afgedekt was. Zo ontstond een kunstmatige werkelijkheid. Het was in die jaren immers niet waarschijnlijk dat de DDR zonder slag of stoot verdwijnen zou.
In 1955 had de Bondsdag de Hallstein-doctrine vastgesteld: de Bondsrepubliek zou geen diplomatieke betrekkingen aangaan of onderhouden met landen die de DDR erkenden of overwogen dat te gaan doen. De (gehandhaafde) diplomatieke betrekkingen met de Sovjet-Unie werden verdedigd met het argument dat zij een van de vier grootmachten was; de betrekkingen met Cuba, Egypte en Joegoslavië werden verbroken omdat deze landen een relatie met de DDR aangingen. De vele Heimatvertriebene met hun grote politieke invloed konden de waan van een rechtmatige terugkeer naar hun geboortegrond en het herstel van de vooroorlogse grenzen blijven koesteren, hoe irreëel deze positie ook was. Zolang de CDU aan de macht was, deed de regering niets aan verwachtingsmanagement.
Deze ontkenningspolitiek bracht de Bondsrepubliek langzamerhand in een kwetsbare positie. Met haar Hallstein-doctrine dreigde zij in een internationaal isolement te geraken, vooral omdat andere West-Europese landen wèl economisch belang konden hebben bij een normalisering van de betrekkingen met de landen van het Oostblok. De voor de export bedoelde doctrine had alleen een binnenlands effect. Het gelijk dat de Bondsrepubliek naar eigen inzicht had, zou zij op deze manier nooit krijgen. De Hallsteindoctrine had voor haar niet alleen een politieke, maar ook een economische prijs. Met de export van de Hallsteindoctrine was de industriële export naar de landen van het Oostblok onder druk komen te staan. Het lukte onder het oude paradigma nog net om op 31 januari 1967 diplomatieke betrekkingen met Roemenië aan te gaan en een handelsovereenkomst met Hongarije te sluiten. Met Polen lukte dat niet, omdat Polen eerst de Duitse erkenning van de Oder-Neissegrens wenste.
De enige plek in Europa waar het nog tot een rechtstreekse confrontatie tussen Oost en West zou kunnen komen, was Berlijn. De stad was nog steeds in vier bezettingszones verdeeld. Feitelijk hoorden de westelijke zones bij de Bondsrepubliek, terwijl de Russische bezettingszone min of meer deel uitmaakte van de DDR. Berlijn was de enige plek waar een gat in het IJzeren Gordijn zat. Burgers van de DDR die hun republiek wilden ontvluchten, reisden naar Oost-Berlijn, namen de S-Bahn naar het westen van de stad, en reisden door naar de Bondsrepubliek waar zij zonder meer het staatsburgerschap verkregen. Veel hoog opgeleide burgers van de DDR en goed opgeleide vakkrachten verlieten zo het land. De achterblijvers moesten nog harder werken om de ontstane gaten te vullen. Daardoor werd bij de achterblijvers de neiging groter om nu ook zelf te vertrekken.
Niet alleen de Duitse kwestie, maar ook de merkwaardige status van Berlijn was een bron van verlegenheid voor het regime van Ulbricht en de zijnen. De DDR verkeerde in een systeemcrisis en had internationaal buiten het Oostblok weinig succes. Berlijn was vanuit het oogpunt van public relations niets minder dan een ramp. De stad was een vooruitgeschoven etalage van het westen. De vergelijking tussen Oost en West viel niet in het voordeel van Oost uit, terwijl dit ideologisch gezien wel had gemoeten. In de Bondsrepubliek voltrok het Wirtschaftswunder zich. Het westelijke deel van de stad Berlijn werd vanuit Bonn zwaar gesubsidieerd. De economie van de DDR was op export gericht en niet op de productie van gebruiksgoederen. Berlijn was bovendien het voornaamste spionagecentrum van de Koude Oorlog.
Er zou iets moeten gebeuren tegen het leegbloeden van de DDR. Het verhogen van het prestige van de DDR door het Westen tot erkenning van de DDR te dwingen zou het bewind in een sterkere positie tegenover de eigen bevolking plaatsen. Het vertrek van de westerse troepen uit de stad zou voor het westen een enorm gezichtsverlies met zich meebrengen. Dit zou een definitieve verschuiving van de krachtsverhoudingen ten gunste van het Oostblok betekenen. De Hongaarse opstand had de passiviteit van het westen aangetoond, de Suezcrisis had de verdeeldheid van het westen zichtbaar gemaakt. De Sovjets hadden een voorsprong genomen in de ruimtevaart. Het zelfvertrouwen van de Sovjet-leiding was groot. Er kon een door een crisis rond Berlijn uit te lokken een vuist worden gemaakt tegen een eventuele nucleaire bewapening van de Bondsrepubliek. Voor Ulbricht was Berlijn de hoofdprijs, voor Chroesjtsjov was dat Bonn.
Op 10 november 1958 deed Chroesjtsjov de openingszet in een nieuwe crisis over Berlijn, die zich in golven zou voltrekken en drie jaren zou duren. Binnen de zes maanden wilde hij een overeenkomst op tafel hebben waarin de vier bezettingsmachten gezamenlijk Berlijn tot een vrije stad uitriepen en hun troepen uit de stad zouden terugtrekken. Kwam deze overeenkomst er niet, dan zou de Sovjet-Unie afzonderlijk een vredesverdrag met de DDR sluiten en haar bestaande rechten in de stad aan de DDR overdragen. De westelijke geallieerden zouden in dat geval met de door hen niet erkende DDR moeten gaan onderhandelen over de toegangsrechten tot Berlijn. De bestaande en vastgelegde afspraken waren immers nooit door de DDR geautoriseerd. Het westen kon dus kiezen voor een oorlog over Berlijn of voor een vertrek van de 11.000 militairen uit de stad. Een oorlog over Berlijn was moeilijk te motiveren en uit te voeren. In geval van vertrek zou de Amerikaanse veiligheidsgarantie voor West-Europa aan geloofwaardigheid verliezen. De vluchtweg via Berlijn zou voor DDR-vluchtelingen afgesloten zijn…