De positie van prime minister Eden werd wankel. Op instigatie van de VS – die de Sovjet-Unie voor wilde wezen – had de Veiligheidsraad een spoedzitting van de Algemene Vergadering van de VN bijeengeroepen; in de Algemene Vergadering gold het vetorecht niet. Op 2 november deed de VN met overgrote meerderheid (het Gemenebest stemde niet met het UK mee) een oproep om de vijandelijkheden te staken, op 7 november gevolgd door het besluit om een vredesmacht in te stellen, de eerste in de geschiedenis. Eisenhower vergrootte de druk door de opdracht te geven het bestand aan Pond Sterling van de Amerikaanse federale overheid op de markt te dumpen. De koers van het Pond kwam zwaar onder druk te staan. Macmillan, de minister van financiën in Edens kabinet, misleidde zijn collega’s door de ernst van de situatie te overdrijven: een devaluatie van het Pond betekende geen financieel Armageddon, maar zou de Britse export goedkoper hebben gemaakt. Was dat het begin van een paleisrevolutie tegen Eden?
Ook in de publieke opinie begon Edens beleid begon aan steun te verliezen. Hij had te lang gewacht met het ondernemen van actie, en door de strenge geheimhouding was er geen draagvlak gecreëerd. Nu kwam de Brits-Franse expeditie op het slechtst denkbare moment. Wie kon nu de Sovjets nog met een goed geweten beschuldigen van het negeren en onderdrukken van de wil van de bevolking in Hongarije? Was het UK niet bezig om al zijn principes met het optreden tegen Egypte te verloochenen? Tijdens een demonstratie van 30.000 mensen op Trafalgar Square beschuldigde de vooraanstaande Labour-politicus en oud-minister Bevan de regering precies op dit punt. De enige consequente stap die het kabinet nu kon zetten was volgens Bevan: onmiddellijk aftreden. Het was scherp gezien van Bevan dat Port Saïd nu bliksemafleider was geworden voor wat er in Budapest plaatsvond. The Observer schreef op zondag 4 november dat het optreden van de regering van folly and crookedness getuigde.
Eden gooide de handdoek in de ring met zijn afkondiging van een eenzijdig staakt-het-vuren. De Franse militairen – aan wie door hun regering minder scrupules waren opgedragen dan bij hun Britse collega’s het geval was – waren diep teleurgesteld. Het afgelasten van een oorlog aan de vooravond van een klinkende overwinning was voor hen ondenkbaar. De Fransen hadden geen andere mogelijkheid dan zich bij de Britse beslissing neer te leggen. De VS had een andere koers ingeslagen dan het UK en Frankrijk hadden verwacht. Nu stonden de Britten en de Fransen zelf voor een voldongen feit. Smeekbeden om monetaire steun of hulp bij het opvangen van de gevolgen van de olieboycot waren bij de Amerikanen aan dovemansoren gericht. Van het aanbod om de Brits-Franse troepenmacht als VN-vredesmacht te laten optreden en zo een eervolle aftocht te dekken, werd geen gebruik gemaakt. Op 3 december gaven de twee Europese bondgenoten zich gewonnen. Meteen daarna kwam monetaire steun van het IMF en van de VS beschikbaar. Op 22 december verlieten de laatste Britse en Franse militairen de Kanaalzone. Egypte nationaliseerde daarna de nog overgebleven Franse en Britse bezittingen.
Israël was het moeilijkst te bewegen zijn strijdkrachten terug te trekken. Eisenhower moest dreigen met een verbod op de verkoop van Israëlische staatsobligaties in de VS en met een verbod op particuliere donaties, voordat het land wilde toegeven. Nadat de VS de vrije doorvaart voor het scheepvaartverkeer van Israël had gegarandeerd, keerden de strijdkrachten van Israël in het voorjaar van 1957 naar hun bases terug. Een vredesverdrag met Egypte kwam er niet; het ging om een wapenstilstand. Op 10 april 1957 was het Suezkanaal weer open voor de scheepvaart. Eden was al aan het begin van dat jaar na een lange vakantie op Jamaica afgetreden. Om gezondheidsredenen. Hij ontkende stellig dat hij gefaald had.
Dat nooit meer, dacht Frankrijk. Het vertrouwen in de VS had een geduchte knauw gekregen, terwijl dat vertrouwen al beschadigd was omdat de VS in Vietnam niet te hulp was geschoten. Frankrijk koos voortaan voor een partnerschap met Duitsland en voor een groeiende Europese samenwerking. Deze bleek van meer belang voor de Franse economie dan de oude koloniën. Over de toekomst van Algerije bleef Frankrijk tot op het bot verdeeld. De regering-De Gaulle hakte de knoop door in de richting van onafhankelijkheid, die op 1 juli 1962 werkelijkheid werd. De Franse kolonisten verlieten massaal het land en vestigden zich in Frankrijk. Frankrijk zocht een eigen weg, onafhankelijk van de VS. Het wenste voortaan in Europa een hoofdrolspeler te zijn. Het was overigens niet alleen een kwestie van grandeur, maar ook van graan: Frankrijk had voor de overschotten van de verouderde landbouwsector Europese afzetmarkten met gegarandeerde prijzen nodig. Een Brits lidmaatschap van de Europese Gemeenschap zou nieuwe onderhandelingen over deze prijzen nodig maken, en daar voelde De Gaulle niet voor. Het UK was voor hem een Amerikaans paard van Troje in Europa. Het was belangrijker dat Duitsland aan Frankrijk verbonden werd en de Franse overschotten tegen gegarandeerde prijzen afnam.
Dat nooit meer, vonden ook de Britten. Zij zochten onder leiding van de nieuwe premier MacMillan hun heil precies in de omgekeerde richting: in het herstel van de trans-Atlantische band met de VS. Deze special relationship vormde voortaan de hoeksteen van het buitenlandse beleid, al bleven Empire-achtige reflexen zo nu en dan nog bovenkomen. De Britten bleven in hun nucleaire samenwerking met de VS spreken van interdependentie, terwijl zij in feite een afhankelijke partner waren. Het zoeken van een nucleaire samenwerking met Frankrijk zou van het Verenigd Koninkrijk een senior partner maken, maar deze ambitie werd geblokkeerd door het Amerikaanse verbod om nucleaire technologie aan derden ter beschikking te stellen. De Britten gingen beseffen dat het financieren van een Empire én van een welvaartsstaat hun krachten te boven ging. De Suezcrisis verhaastte dit proces. Voor wat het binnenland betreft, had het gezag van het Britse establishment een forse deuk opgelopen. Daarom werden de documenten over de Suezcrisis vernietigd en hield men een officiële geschiedschrijving of een parlementair onderzoek tegen: er stonden reputaties op het spel en de waarheid zou Britse belangen in het buitenland kunnen schaden.
Nasser kwam als overwinnaar uit de strijd tevoorschijn. Het Arabisch zelfbewustzijn kreeg in hem een gezicht. Van februari 1958 tot september 1960 gaf hij leiding aan een statenbond van Egypte en Syrië. Zijn grote rivaal, premier Nuri al-Said van Irak, kwam door een staatsgreep ten val. Wat Nasser militair verloren had, kreeg hij in veelvoud terug aan politiek prestige. De door de Sovjet-Unie gefinancierde Aswan-stuwdam werd symbool van het nieuwe Egypte. De Sovjets waren graag bereid om het verloren gegane wapentuig aan te vullen en te moderniseren. Toch werd Egypte geen marionettenstaat van de Sovjets. De culturen waren te verschillend.
De Britse en Franse rol in het Midden-Oosten was uitgespeeld. De VS nam het primaat over, met Saoedi-Arabië als belangrijke bondgenoot. Voor Eisenhower was de bestrijding van het internationale communisme in het Midden-Oosten een prioriteit. Op 5 januari 1957 ging hij met een speciale boodschap naar het Congres. Landen in het Midden-Oosten konden op hun verzoek militaire en economische hulp krijgen als zij door het internationale communisme werden bedreigd. Behalve de Truman-doctrine was er nu ook een Eisenhower-doctrine. Langzaam maar zeker kwam er ook een nieuw bondgenootschap tot stand: in de zomer van 1958 kreeg Israël de eerste wapenleveranties van de VS.
De Sovjet-Unie leed door de Suezcrisis en haar (late) interventie daarin niet het prestigeverlies dat vanwege het neerslaan van de Hongaarse opstand te verwachten was. Ook al had de VS sensitiever kunnen reageren op Nassers verlangen tot financiering van zijn stuwdam, de grote verantwoordelijkheid voor de Suezcrisis lag bij Eden. De geschiedenis kon hem het gelijk niet geven dat hij bij zijn aftreden claimde te hebben. Met Frankrijk en het UK leed ook de VS gezichtsverlies. Eisenhower had geen andere keuze dan het onder druk zetten van zijn bondgenoten. Massive retaliation bleek een te botte bijl om als instrument voor crisisbeheersing te kunnen dienen. Voortaan waren er twéé partijen die nucleair blufpoker meenden te kunnen spelen. In deze zin ligt in het verlengde van de Suezcrisis de latere Cubacrisis.