Nadat Tsjang Kai-Shek zich op Taiwan had teruggetrokken en Mao Zedong op het Chinese vasteland de Volksrepubliek had uitgeroepen, waren er in feite twee Chinese staten. Mao en Tsjang ontkenden echter beiden het bestaan van die twee staten; beiden pretendeerden het ene en ondeelbare China te vertegenwoordigen. Mao wenste de claim op Taiwan niet op te geven, en Tsjang bleef hopen op zijn rechtmatige terugkeer naar het vasteland. Met deze pretenties was het conflict ook na 1949 vanzelfsprekend. De Chinese burgeroorlog werd, maar nu van weerszijden van de Zeestraat van Formosa, voortgezet. De spanningen rond de kusteilanden waren daar een onderdeel van.
Bij hun terugtocht van het vasteland hadden de nationalisten zo’n dertig kusteilanden in handen gekregen, waarvan Quemoy en Matsu de belangrijkste waren. Deze twee eilanden lagen vlak voor de kust van het vasteland en waren met het blote oog zichtbaar. De eilanden hadden altijd bij het vasteland gehoord. Quemoy en Matsu werden voor de Volksrepubliek en voor Nationalistisch China de onopgeefbare symbolen van het ene China. Voor de ene partij vormden zij een opstap naar de bevrijding van het vasteland; voor de andere was de verovering van de eilanden de springplank naar het bezetten van Taiwan. Dit waren de politieke feiten, waaraan de militaire werkelijkheid zich had aan te passen. Militair gesproken waren de eilanden immers minder belangrijk. Taiwan kon ook zonder de eilanden goed worden verdedigd. De bevoorrading per schip van de kusteilanden kon vanaf het vasteland gemakkelijk worden verstoord.
Tijdens de oorlog in Korea had Truman het meedoen van Tsjang aan de oorlog ondanks het aandringen van MacArthur tegengehouden. Truman wenste de VS niet betrokken te laten raken bij een door Tsjang uitgelokte oorlog op het Chinese vasteland. Wel had hij overvallen en speldenprikken vanaf de kusteilanden op het vasteland min of meer stilzwijgend goedgekeurd. Op deze manier werden strijdkrachten van de Volksrepubliek aan het gebied gebonden en konden zij niet in Korea worden ingezet. Voor de VS waren de kusteilanden min of meer nuttig maar zij waren – anders dan Taiwan zelf – niet wezenlijk voor de nationale veiligheid. Tsjang had herhaaldelijk gevraagd om een wederzijds defensieverdrag met de VS dat ook de kusteilanden zou omvatten.
Militair gezien had de VS in de Zeestraat het overwicht. Tijdens de oorlog in Korea had Truman de zevende vloot tussen Taiwan en het vasteland geplaatst, om veiligheid aan Taiwan te bieden maar ook om al te grote avonturen van Tsjang in de richting van het vasteland te voorkomen. De zevende vloot bleef ook na de wapenstilstand in Korea in de buurt. Zou Mao Taiwan met geweld willen bevrijden, dan moest hij door de zevende vloot heen. Dit was geen reële optie. Vanwege het overwicht van de VS hielden ook de Sovjets afstand van de Zeestraat. Voor Tsjang bestond de mogelijkheid de kusteilanden in te zetten om vijandelijkheden tussen de Volksrepubliek en de VS uit te lokken. Binnen dat kader zou hij naar het vasteland terug kunnen keren. Geopolitiek gesproken was het daarom niet in het belang van de VS om zich te verplichten tot de verdediging van de kusteilanden.
Vier maanden na de val van Dien Bien Phu, op 3 september 1954, kwamen Quemoy en Matsu onder zwaar artillerievuur vanaf het vasteland te liggen. In juli was in de Volksrepubliek een propagandacampagne gestart om Taiwan en de dicht bij Taiwan gelegen Pescadores-archipel te “bevrijden”. Deze propagandacampagne maakte echter geen deel uit van een gerichte militaire campagne. Het was Mao’s bedoeling om na het ontstaan van twee Korea’s en twee Vietnams het punt van het ene China op de agenda van de wereld te houden. Hij wilde specifiek en beperkt reageren op de incidenten en provocaties vanaf de kusteilanden, die ook na de wapenstilstand in Korea waren doorgegaan. Een wederzijds defensieverdrag tussen Taiwan en de VS, waar geruchten over gingen, vond hij ongewenst.
Een reële mogelijkheid om tegen Taiwan zelf militaire actie te ondernemen, was er voor de Volksrepubliek niet. Daarvoor ontbraken niet alleen de militaire middelen, maar ook de infrastructuur. Op het vasteland waren er in de tegenover Taiwan gelegen regio nauwelijks transportmiddelen. Het vervoer gebeurde per kustvaart, en deze was kwetsbaar voor eventuele Amerikaanse aanvallen. De voor een invasie van Taiwan benodigde vliegvelden en spoorlijnen waren pas in mei 1956 en april 1957 klaar. Dat was te laat om in deze ronde van de crisis een rol te spelen. Het artilleriebombardement was niet centraal geregisseerd. De betrokken commandant kreeg op 25 augustus het bevel uit Beijing om tot actie over te gaan maar kon zelf bepalen wanneer hij het vuur zou openen. Hij koos de datum van 3 september uit omdat hij dacht dat Quemoy op die dag per schip zou worden bevoorraad. Mao was sterk in het voeren van een beperkte militaire actie voor politieke doeleinden: gewapende propaganda. Als er dan toch iets “bevrijd” zou moeten worden dan vormden de vanuit Taiwan bijna onverdedigbare Dachen-eilanden een veel aantrekkelijker doelwit. Het in bezit nemen van deze eilanden zou het prestige van de Volksrepubliek sterk laten stijgen. Op het brinkmanship hadden Dulles en Eisenhower geen alleenrecht. Ook Mao deed er aan.
In de VS dacht men niet aan blufpoker. De perceptie bij de NSC (National Security Council) was veel ernstiger: de verovering van de kusteilanden was op handen, en dit zou andere landen tot twijfel aan de Amerikaanse afschrikking brengen; de geloofwaardigheid van de VS stond op het spel. Na de wapenstilstand in Korea en het bestand in Vietnam werd het volgens admiraal Radford, de voorzitter van de JCS (Joint Chiefs of Staff), nu hoog tijd voor een overwinning van het westen. De meerderheid van de JCS wilde, ondanks de overtuiging dat Taiwan het verlies van de kusteilanden zonder meer zou overleven, de eilanden tot elke prijs – inclusief de nucleaire optie – verdedigen. Alleen generaal Ridgway, de chef-staf van het leger, was tegen. In een eindeloze landoorlog met de Volksrepubliek zou het door bezuinigingen verzwakte Amerikaanse leger ongetwijfeld zware verliezen lijden. Het debacle van Dien Bien Phu was nog maar enkele maanden geleden. Het JCS-meerderheidsplan was om de Taiwanese vliegtuigen toe te staan doelen op het vasteland te bombarderen. In het geval dat de Volksrepubliek het conflict opvoerde, zouden de Amerikaanse vliegtuigen van de zevende vloot zich in het strijdgewoel mengen.
Eisenhower voelde niets voor het plan. Hij was zich bewust van het gevaar van escalatie van het conflict. De meerderheid van de NSC volgde de JCS ook niet. Natuurlijk diende Tsjang gesteund te worden, maar het moest open blijven of deze steun ook de kusteilanden betrof. Ook de Europese en Aziatische bondgenoten waren tegen Amerikaanse tussenkomst ten gunste van de kusteilanden. De Britse belangen in Singapore en Hongkong zouden onder druk kunnen komen te staan. Als de VS in een oorlog met de de Volksrepubliek verwikkeld raakte, was het ondenkbaar dat de steun van de Sovjets voor China zou uitblijven. Chroesjtsjov was begin oktober 1954 aanwezig bij het vijfjarig bestaan van de Volksrepubliek en sprak zijn (obligate?) steun uit voor de bevrijding van Taiwan. Hij kon zich geen vervreemding van Mao veroorloven.
Alle ingrediënten voor een crisis van formaat lagen klaar op het aanrecht van de internationale politiek. Het vuur werd hoog opgestookt.