De strategie onder Eisenhower (3 en slot)
Nu Eisenhower geen langdurige en kostbare oorlogen meer wenste te voeren, moest de VS naar andere middelen op zoek om het overleven van de vrije wereld en het in toom houden of afschrikken van het communisme te kunnen garanderen. Het was mogelijk om een tegenstander in bedekte termen te bedreigen met kernwapens. Dat gebeurde bij China om een wapenstilstand in Korea te bereiken, en later nog eens om de crisis rond de kusteilanden, die in handen van Taiwan waren, te bezweren. In omgekeerde richting dreigde de Sovjet-Unie tijdens de Suezcrisis in 1956 Frankrijk en Groot-Brittannië met kernwapens te bestoken, als deze landen hun agressie tegen Egypte niet zouden staken. Dit mechanisme van dreigen werkte echter niet bij elke tegenstander. Er moest sprake zijn van een infrastructuur die door kernwapens te vernietigen was. Daarom was China eerst niet zo gevoelig voor de Amerikaanse dreigementen: de Amerikanen zouden – cynisch gesproken – eerder door hun voorraad kernwapens heen zijn dan Mao door zijn voorraad Chinezen. Het gebruiken van kernwapens tegen kleinere landen als Iran of Guatemala had geen zin en zou de VS melaats maken in de ogen van de rest van de wereld. Een schaalverkleining naar het dreigen met voor gebruik op het slagveld geschikte tactische kernwapens was gevaarlijk omdat de nucleaire drempel lager werd. Een tactisch kernwapen kon troepenconcentraties vernietigen. Maar als een tegenstander zijn troepen niet concentreerde en een asymmetrische guerrilla-oorlog voerde, waren tactische kernwapens nutteloos.
Nucleaire dreigementen waren beperkt bruikbaar en alleen maar in te zetten als een tegenstander niet over gelijkwaardige wapens beschikte. Een tegenstander die zichzelf niet schaakmat wilde laten zetten, ontwikkelde dan zelf kernwapens. Zo is het met China gegaan. Die weg lag ook open voor een bondgenoot die twijfelde aan de effectiviteit van de Amerikaanse atoomparaplu. Dat was met Frankrijk het geval. Het belangrijkste Amerikaanse instrument, dreigen met massive retaliation, was in ieder geval beperkt inzetbaar. Meer over dit brinkmanship in een volgende serie bijdragen waarin de diverse crisissituaties aan de orde komen.
Een ander middel dat de VS kon in zetten was het uitvoeren van clandestiene operaties achter het IJzeren Gordijn, in Iran, Guatemala, of Cuba. De samenlevingen achter het IJzeren Gordijn waren echter te gesloten om gemakkelijk te kunnen infiltreren. Men werkte wel met emigranten of vluchtelingen uit de betreffende landen, maar die hadden soms een heel eigen agenda. De CIA, die onder leiding stond van Allen Dulles, de broer van de minister van buitenlandse zaken, was daarom vooral in andere gebieden effectief. Maar een geheime operatie moest succes hebben om geheim te kunnen blijven – en geheim blijven om succes te kunnen hebben. Aan geheime operaties zat vaak een luchtje. Door de CIA gefaciliteerde staatsgrepen zoals in Guatemala of in Iran stinken tientallen jaren later nog.
Het was ook denkbaar om bij een gewapend conflict Amerikaanse militairen vooral als trainers in te zetten en voor de eigenlijke gevechtshandelingen de strijdkrachten van het betreffende land te gebruiken. Een “Koreanisering” van de oorlog in Korea zou echter betekend hebben dat Rhee de kans kreeg om de oorlog te laten escaleren. De “Vietnamisering” van de latere oorlog in Vietnam mislukte omdat de Zuid-Vietnamese militairen het gevoel hadden dat het hun oorlog niet was en dat zij alleen maar als kanonnenvlees werden ingezet door een corrupte bovenlaag van de bevolking, die geen werkelijk draagvlak had.
Dan was er ook nog het middel van economische hulp. Truman had dit middel zowel ruimhartig als uit welbegrepen Amerikaans eigenbelang ingezet. De Marshallhulp was echter ingericht voor ontwikkelde landen met een technische infrastructuur. Per dollar ingezette Amerikaanse hulp leverde dat in die landen een rendement van zes dollar op. Daarvan zou echter in Azië, Afrika of Latijns-Amerika geen sprake kunnen zijn. De zuinige Republikeinse regering die nu in de VS aan de macht was, zag de hulp het liefst gefinancierd worden door de particuliere sector met investeringen op langere termijn. Deze investeerders hadden echter meer belangstelling voor landen met een bewezen potentieel dan in landen die zich nog moesten ontwikkelen. Als het om het inzetten van publieke middelen ging, keek het Congres zeer kritisch mee: het geld van de Amerikaanse belastingbetaler mocht niet over de balk gegooid worden.
De panelen in de wijde wereld waren aan het verschuiven. De geschetste middelen konden echter deze ontwikkeling niet bijhouden. De VS was misschien beter af geweest met het ontwikkelen van een (on)conventionele strijdmacht waarmee guerrilla-activiteiten bestreden konden worden dan met de exclusieve aandacht voor hightech strategische bommenwerpers en kernwapens. Was de oorlog in Vietnam anders verlopen als er meer leger met tactische luchtsteun en minder SAC met kernwapens beschikbaar waren geweest? Het tragische is dat de VS nu juist in dit land in de langdurige en kostbare oorlog verwikkeld raakte die zij met haar new look wilde vermijden en waarvoor zij met haar massive retaliation niet toegerust was. Via CIA-operaties en militaire steun raakte de VS geassocieerd met rechtse regimes die haaks stonden op haar eigen democratische idealen. Zij maakte zich daardoor bij velen gehaat.
Er zat een leemte in de middelen die de VS tot haar beschikking had. Eisenhowers adviseurs pleitten daarom voor het onderzoeken van de mogelijkheid van een beperkte kernoorlog. Zij wilden de Amerikaanse technologische voorsprong uitbuiten, op welk niveau de tegenstander de strijd ook zou aangaan, zonder nucleaire zelfmoord te plegen. Vooral vanuit de RAND-Corporation (Research And Development), een in 1946 opgerichte onafhankelijke denktank die vooral voor de luchtmacht werkte, werd onophoudelijk aangedrongen op een betere nucleaire strategie. Door het veel grotere kaliber van de waterstofbom was het nu mogelijk om andere doelwitten dan steden te kiezen. De Sovjet-steden konden bij een kernoorlog achter de hand gehouden worden als reservedoelen of als gijzelaars voor een volgende kernaanval. Dit zou de Sovjets moeten nopen om bij een nucleaire aanval van hun kant de Amerikaanse steden te ontzien. Strategie betekende volgens de onderzoekers van RAND niet bepalen wat er geraakt moest worden, maar uitmaken welke doelwitten niet geraakt moesten worden. Ook met de waterstofbom moest rationeel worden omgegaan: het uitbreken van een kernoorlog hield nog niet het einde van de wereld in. Voor een betere strategie was natuurlijk meer onderzoek en meer geld nodig. Ook moest het programma van kernproeven worden doorgezet. Zonder die proeven zou het werk van de nucleaire wetenschappers minder interessant worden en zouden zij hun heil elders zoeken. Zonder kernproeven zou het niet mogelijk zijn om een “schone Bom” voor het voeren van een beperkte kernoorlog te maken. Een verbod op het nemen van kernproeven zou onherroepelijk zijn: het zou in dat geval niet meer mogelijk zijn om het Amerikaanse publiek er van te overtuigen dat kernproeven in de atmosfeer toch nodig waren.
Eisenhower weigerde echter de optie van een beperkte kernoorlog te laten onderzoeken. Hij wilde alleen plannen op tafel hebben voor een totale oorlog – om deze nooit te hoeven voeren. De discussie over een beperkte kernoorlog, de mogelijkheden en vereisten ervan, liet zich echter bijna de kop niet indrukken. De systemen aan beide kanten voor C3I (Command, Control, Communications, Intelligence) moesten shockproof zijn. Deze systemen (zenders, ontvangers, telefoonverbindingen, later: satellieten en grondstations) waren meestal zeer kwetsbaar. Een tweede voorwaarde was dat mensen geen fouten mochten maken en dat er geen misverstanden mochten optreden. Maar was de Eerste Wereldoorlog niet uitgebroken door een escalatie van misverstanden en de angst om te laat tot mobilisatie over te gaan? Een onderzoeker heeft het voor het voeren van een beperkte kernoorlog zakelijke crisismanagement vergeleken met alchemie. Net zo geheimzinnig en net zo zinloos.
Met zijn verzet tegen de optie van een beperkte kernoorlog – light of à la carte – heeft Eisenhower gelijk gehad. Hij heeft echter deze discussie zelf opgeroepen door op de conventionele defensie te bezuinigen (het defensiebudget daalde met 17%) en door als uitgangspunt te kiezen dat kernwapens onderdeel waren van het normale arsenaal en behoorden tot de gewoon te gebruiken munitie. Er ontstond een hiaat in de mogelijkheden die de VS had om gewapenderhand in te grijpen, omdat meteen naar de zwaarste middelen gegrepen moest worden. Het werd letterlijk een kwestie van met een kanon op een mug schieten of viool proberen te spelen met bokshandschoenen aan. In een multipolair wordende wereld waren kernwapens politiek of militair onbruikbaar.
Voor een deel lag het steeds terugkeren van de discussie aan de stijl van leiding geven van Eisenhower. Hij had de bureaucratie niet onder controle, beheerste het politieke ambacht onvoldoende en liet toe dat de discussie over al behandelde agendapunten en al genomen besluiten steeds werd heropend. Dit resulteerde in verwarring en verlamming binnen het regeringsapparaat. Het lag voor een deel ook aan de bondgenoten. Er moest volgens hen toch meer zijn dan een alles-of-niets beleid bij een op hun grondgebied uit te vechten conflict. Eisenhower had echter de neiging om zaken op hun beloop te laten. Hoe men met een bepaalde crisissituatie moest omgaan, zou men wel zien als deze crisis zich voordeed. Lagen er voor dat moment wel voldoende uitgewerkte opties op tafel? En zou de regering op het beslissende moment wel voldoende slagvaardigheid vertonen of zou zij blijven verzanden in eindeloze discussies en het vertragen van al genomen besluiten?
Eisenhower wordt soms afgeschilderd als een briljant strateeg. Anderen zijn kritisch in hun beoordeling: Eisenhower heeft een groot aantal problemen onopgelost gelaten. Het grootste probleem was het hiaat in de middelen voor nationale veiligheid: een goedkope oplossing die uiteindelijk erg duur uitpakte. Rond de figuur van Eisenhower is dan ook een discussie ontstaan, compleet met traditionalisten, revisionisten en post-revisionisten. Tot deze discussie heeft Eisenhower zelf minstens aanleiding gegeven.