Er is meer dan Oost-West

De strategie onder Eisenhower (2)

Niet alle landen lieten zich binnen het kader van Oost-West vastleggen. In Joegoslavië verhief Tito het tegen elkaar uitspelen van Oost en West tot een kunst. De oorlog in Korea was voor de VS een reden om haar afwerende houding tegen Joegoslavië te herzien: Stalin had immers met Tito gebroken. Er werden politieke, militaire en economische verbanden tussen de VS en Joegoslavië aangelegd; de CIA ging samenwerken met het Joegoslavische ministerie voor staatsveiligheid. De VS wilde er zeker van zijn dat Joegoslavië zich tegen een aanval uit het Oostblok zou kunnen verdedigen. Dit betekende echter niet dat Joegoslavië in het westerse kamp terecht kwam. Tito vond het aanknopen van banden met voormalige koloniën een middel om aan het Eurocentrisme en aan het dilemma tussen oost en west te ontsnappen. Hij reisde eind 1954 naar India en Birma en bezocht op de terugreis president Nasser van Egypte. Hij praatte Nasser op diens verzoek bij over het uitschakelen van buitenlandse economische invloed door het toepassen van nationalisatie – een les die Nasser kort daarna bij het Suezkanaal in de praktijk toepaste. De bijzondere positie van een Europees land zonder koloniale geschiedenis of agenda en met echte belangstelling voor Afrika en Azië leverde Tito veel vrienden en bondgenoten op. Hij werd een van de leiders van de beweging van ongebonden landen. De beweging werd bekend door haar grote conferenties, o.a. in Bandung (april 1955) en Belgrado (september 1961).

De beweging vormde voor veel landen een aantrekkelijk alternatief voor de (neo)koloniale machtscentra. In de VN verminderde de invloed van het westen, dat nu met bredere belangen rekening moest gaan houden. Ook Nehru volgde voor India een ongebonden koers. Toch was zijn positie iets anders: hij wenste als leider van het grootste ongebonden land zelf op voet van gelijkheid met de supermachten te onderhandelen. Dat laatste lukte niet onder Stalin, omdat deze niets zag in relaties met onafhankelijk geworden koloniën. Onder de nieuwe Sovjet-leider Chroesjtsjov was er wel toenadering mogelijk. Nehru zag in de Sovjet-Unie de minste van twee kwaden: zij was tenminste niet besmet door kolonialisme en racisme. Chroesjtsjov was op zoek naar erkenning. De VN-resolutie die de inval van de Sovjet-Unie in Hongarije in 1956 veroordeelde, werd door India niet gesteund. Bij het bedenken van een “derde weg” heeft Nehru grote invloed op Tito gehad.

Ongebonden landen konden een eigen strategie hanteren door de supermachten tegen elkaar uit te spelen en te stellen dat het gras bij de andere grote buurman toch wat groener leek te zijn. Zo schiepen zij de mogelijkheid om economische of militaire hulp los te peuteren. Gebonden landen (Zuid-Korea, Taiwan, Zuid-Vietnam) konden dit spel ook spelen, zij het op een iets andere manier. Zij konden natuurlijk niet dreigen met overlopen naar het andere kamp. Zij konden zichzelf via threat inflation wel als slachtoffer presenteren, als dominosteen die op omvallen stond: als hun regering in zou storten, zouden alle in de strijd gebrachte offers tevergeefs zijn geweest. Op deze manier zat ook de Sovjet-Unie geketend aan het regime van Kim in Noord-Korea. Kim kon een geweldige persoonlijkheidscultus opbouwen op het moment dat Chroesjtsjov de verheerlijking van Stalin afbrak. Zo lieten de grote landen zich door de kleinere landen binden en chanteren. De staart kwispelde met de hond: de Derde Wereld trad zo nu en dan op als een manipulerend slachtoffer.

Wilde een bondgenootschap effectief zijn dan moesten de belangen van de bondgenoten (grotendeels) samenvallen. Het was een Amerikaans en een Europees belang om tijdens de oorlog in Korea de defensie van West-Europa te versterken. Minister Acheson (voorganger van Dulles) was in september 1950 met het plan gekomen om de NATO met twaalf divisies te versterken; Duitse divisies, wel te verstaan. Hier liepen de belangen onmiddellijk uiteen: als de Duitsers al zouden willen, dan lagen de Fransen uit angst voor Duits revanchisme dwars. De Franse regering kwam met het alternatieve voorstel van een European Defense Community (EDC). Deze organisatie werd op 27 mei 1952 via het verdrag van Parijs in het leven geroepen en voorzag in een Europees leger met nationale componenten die aan de afzonderlijke regeringen verantwoording zouden afleggen; de Duitse component zou aan de EDC als geheel verantwoording moeten afleggen. Een gemeenschappelijk defensiebudget en een gezamenlijk aanschafprogramma maakten deel uit van het plan. Op deze manier zou er een einde kunnen komen aan de bezetting van Duitsland. Natuurlijk zou er wel een gezamenlijke West-Europese defensiemacht in Duitsland gelegerd blijven.

Het plan mislukte. De Britten deden niet mee en de Benelux-landen vonden de Franse rol te dominant. “Het plan is briljant, maar enkel vanuit Frans standpunt”, stelden Nederlandse diplomaten. De Sovjet-Unie keerde zich tegen het hele plan en pleitte voor een blijvend neutraal Duitsland binnen het kader van een gezamenlijk Europees veiligheidssysteem. In dit gezamenlijke veiligheidssysteem zou er zelfs plaats kunnen zijn voor de NATO. Ook de Poolse pers keerde zich fel tegen het plan en verklaarde in het najaar van 1950 al dat onder het mom van een Europees leger de Wehrmacht nieuw leven ingeblazen werd. Niet alleen artikelen werden tegen de EDC ingezet, maar ook posters en spotprenten.

De voornaamste tegenstand kwam echter uit Frankrijk zelf. De Gaullisten waren er fel op tegen dat Frankrijk niet meer de volledige zeggenschap over een eigen leger zou hebben, de communisten wensten geen blokvorming, en weer anderen stonden op Britse participatie. De internationale verhoudingen veranderden: Stalin was dood en de oorlog in Korea was voorbij. Frankrijk kwam steeds met nieuwe voorwaarden en paste een vertragingstactiek toe, waarmee het de VS onder druk zette. Op 30 augustus 1954 weigerde het Franse parlement het verdrag van Parijs te ratificeren. De Franse regering had haar lot niet aan de uitslag van de stemming verbonden en haar gewicht dus niet in de schaal gelegd. Zo kreeg de EDC een roemloos einde zonder fatsoenlijke begrafenis. Het resultaat van de hele exercitie was dat een herbewapend Duitsland voortaan meedeed in de NATO: meer dan de Duitsers mochten verwachten en meer dan Frankrijk oorspronkelijk had gewild. Als het in West-Europa intern al zo mis kon gaan, hoe zat het dan met al die andere regionale en bilaterale verdragen die Dulles gesloten had? Hadden zij meer dan een symbolische waarde of waren zij slechts een vorm van loopgravendiplomatie in een steeds dynamischer tijd?

Een Amerikaans defensiebeleid van massive retaliation paste misschien nog bij een bipolaire wereld met twee machtsblokken, maar niet meer bij een multipolaire wereld met ongebonden landen, tegenstrijdige belangen en wisselende gelegenheidsallianties. Het gelijk van Eisenhower lag op het punt dat bij de nationale veiligheid ook een gezonde economie hoort. Men kon nu eenmaal niet overal ter wereld Amerikaanse strijdkrachten legeren. Het ongelijk van Eisenhower lag in de eenzijdige klemtoon op kernwapens. Helemaal nieuw was de new look nu ook weer niet: zij bouwde voort op de besluiten tot verhoging van het nucleaire budget die Truman al genomen had. Maar de nieuwe strategie was niet ingegeven door een analyse van wat er werkelijk in de wereld aan het gebeuren was; zij was voornamelijk uit Amerikaanse economische en politieke motieven geboren.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: