De strijd, de president en de generaal

De Koreaanse oorlog (6)

Truman had met twee slangenkuilen te maken. De tegenstander in de oorlog bleek een coalitie van bondgenoten met uiteenlopende belangen te zijn en niet, zoals hij verwachtte, de Sovjet-Unie die op expansie uit was. De Sovjet-Unie zat wel achter de oorlog, maar niet zozeer er in als Truman dacht. En in het binnenland had Truman te maken met een wildcard als de China-Lobby die op uitbreiding van de strijd aandrong, een Senaatscommissie van onderzoek naar de paraatheid van de strijdkrachten die via haar voorzitter Johnson naar de pers lekte, en een fel anticommunistische oppositie in de verziekte sfeer van de verdachtmakingen van McCarthy. Niets doen na de aanval van Noord-Korea was niet alleen vanwege de buitenlandse politiek, maar ook vanwege de binnenlandse situatie van de VS geen optie. Maar hoe kon Truman de oorlog ter zake houden en voorkomen dat deze uit de hand liep? Tot overmaat van ramp had hij te maken met een bevelhebber, generaal Douglas MacArthur, die de regel van het primaat van de politiek over het militaire apparaat aan zijn rijlaars lapte – en die gesteund werd door de oppositie.

Vijfsterren-generaal MacArthur was in het gebied van de Pacific voor het publiek de grootste held van de Tweede Wereldoorlog geworden. Hij moest voor de oprukkende Japanse strijdkrachten de Filipijnen in 1942 ontvluchten, maar verklaarde bij zijn vertrek: “ik zal terugkeren”. Zodra hij in 1944 weer voet op Filipijnse bodem had gezet, verklaarde hij plechtig: “ik ben teruggekeerd”. MacArthur repte niet van de offers die anderen hadden gebracht om de strijd tegen Japan voort te zetten en zijn terugkeer mogelijk te maken. Op zijn niveau van vijf sterren speelden anderen geen rol meer. Qua ego was hij te vergelijken met Charles de Gaulle. In het bezette Japan was het gezag van MacArthur na de oorlog onaantastbaar; hij was daar in feite gouverneur-generaal.

Sinds 1937 was hij niet meer op het Amerikaanse vasteland geweest. Hij was daarom in de VS – trouwens ook voor zichzelf – uitgegroeid tot mythische proporties. Hij stelde geen vragen want dat zou de indruk wekken dat hij iets niet wist. Een ontmoeting of vergadering met de generaal was in feite een audiëntie waarbij MacArthur steeds lange monologen afstak en zijn mening op het podium presenteerde. Volgens ingewijden bleef MacArthur lang aan het woord om zijn toenemende doofheid te maskeren. Hij had zich omringd met een hem zeer toegewijde staf die voor het grootste deel bestond uit officieren die met hem in de Filipijnen hadden gediend: de Bataan gang. Andere topmilitairen vonden dat zijn staf meer het karakter van een hofhouding had: MacArthur organiseerde geen tegenspraak. De staf werkte er hard voor om de generaal in het meest gunstige daglicht te stellen. Persconferenties werden zorgvuldig geregisseerd en foto’s mochten alleen genomen worden vanuit een flatteuze hoek en met een voor de generaal gunstige belichting. Zeven keer prijkte een foto van MacArthur op de omslag van het blad Time. Alle mededelingen en brieven uit het hoofdkwartier in Tokio droegen in het opschrift zijn naam: “uit het hoofdkwartier van MacArthur”.

Toen de oorlog in Korea uitbrak, was MacArthur zeventig jaar. De generaal was een instituut geworden. Zijn collega’s in het Pentagon durfden hem nauwelijks tegen te spreken. Truman had MacArthur daarom al een paar keer de suggestie aan de hand gedaan om naar de VS terug te keren, door het Congres gehuldigd te worden en glorieus afscheid te nemen. Alle topmilitairen wisten dat een suggestie van de president in feite een beleefde vorm van een bevel was. Zo niet MacArthur. Hij deed wat hij wel meer met orders deed: deze naast zich neerleggen en net doen alsof hij ze niet ontvangen had.

In de VS sloeg de plotselinge aanval van Noord-Korea op de zuidelijke buurstaat in als een tweede Pearl Harbor. Niets doen was geen optie: de geloofwaardigheid van de Amerikaanse veiligheidsgaranties en de echtheid van de roeping om een baken van vrijheid te zijn stonden ineens op het spel. In het bredere kader van de VN moest de VS de Noord-Koreaanse agressie afweren. Zij was echter slecht voorbereid op het voeren van een conventionele oorlog. Ten behoeve van het kernwapenarsenaal van de luchtmacht met haar strategische bommenwerpers waren de marine, de landmacht en het korps mariniers uitgekleed. Slecht bewapende en matig geoefende garnizoenstroepen uit het bezette Japan werden als eersten naar het strijdtoneel in Korea overgebracht. Zij vormden geen partij voor de goed getrainde en zwaar bewapende Noord-Koreaanse strijdkrachten. Het Zuid-Koreaanse leger stond al op instorten. MacArthur klaagde over de slechte kwaliteit van de hem ter beschikking staande strijdkrachten. Hij liet echter na te vermelden dat niemand anders dan hij zelf verantwoordelijk was voor de staat van paraatheid en de kwaliteit van de in Japan gelegerde Amerikaanse troepen. Typisch MacArthur: hij kon door hem gemaakte fouten niet toegeven.

De Amerikanen en hun VN-bondgenoten moesten zich terugtrekken op een betrekkelijk klein gebied in het zuidoosten van het Koreaanse schiereiland, rond de havenstad Busan. Daar kwam het echter niet tot een tweede Duinkerken: een smadelijke aftocht naar Japan met achterlaten van alle uitrusting. De strijdkrachten van de VS konden de gelederen sluiten, elkanders flanken dekken en elkaar te hulp komen bij een dreigende Noord-Koreaanse doorbraak. Uit de VS kwamen nieuwe eenheden en voorraden aan. Deze werden echter gereserveerd voor een grote amfibische aanval op Inchon, de havenstad van Seoul aan de westkust van Korea, honderden kilometers achter de frontlinie van de Noord-Koreanen. Voorlopig hadden de Amerikanen alleen het overwicht in de lucht en ter zee. De aanvoerlijnen voor de Noord-Koreaanse strijdkrachten werden erg lang. Door de onophoudelijke Amerikaanse luchtaanvallen waren niet de gevechtshandelingen de gevaarlijkste taak in het Noord-Koreaanse leger, maar het besturen van de vrachtwagens voor de bevoorrading. Een Amerikaanse uitbraak uit Busan was niet mogelijk zo lang de landing bij Inchon niet had plaatsgevonden.

Truman was al woedend op MacArthur omdat deze in juli 1950 van de inspectiereis naar Taiwan zo ongeveer een staatsbezoek aan Nationalistisch China had gemaakt. Een maand later ging het weer mis. MacArthur wilde in de VS een toespraak voor veteranen laten voorlezen. De tekst lag al klaar en lekte uit. Het zou volgens de toespraak van defaitisme en concessiepolitiek (appeasement) getuigen als teveel rekening werd gehouden met de Volksrepubliek China. Op last van Truman werd de tekst van de toespraak ingetrokken. Truman greep niet verder in vanwege het grote draagvlak dat MacArthur in de VS had. MacArthur wilde van Korea het alles beslissende strijdtoneel maken en alle middelen inzetten; Truman was bezig om de oorlog zo beperkt mogelijk te houden. Ook de Europese bondgenoten drongen daarop aan: hoe meer divisies de VS uit Europa naar Korea overbracht, des te meer kon het toch al wankele militaire evenwicht in Europa in onbalans raken. Dit zou Stalin tot nieuwe militaire avonturen kunnen verleiden. MacArthur kreeg daarom de aanwijzing om de Taiwanese strijdkrachten op grote afstand van het strijdtoneel te houden. Hun inmenging in het conflict was niet gewenst.

Truman en Acheson gebruikten de tweede helft van 1950 de oorlog als hefboom om nieuwe Amerikaanse initiatieven in het buitenlandse beleid te ontwikkelen. De VN werd hervormd: als de Veiligheidsraad door veto’s werd lamgelegd, kon voortaan de Algemene Vergadering besluiten tot het nemen van collectieve maatregelen, inclusief het gebruik van geweld. De NATO was in april 1949 bescheiden begonnen. Het ceremonieel van de ondertekening van het verdrag werd toen door de militaire kapel opgeluisterd met (toepasselijke?) muziek uit Porgy and Bess van Gershwin: I ‘ve got plenty of nothing, nothing is plenty for me. De NATO was opgericht om de Sovjets er buiten, de Amerikanen er binnen en de Duitsers er onder te houden. Nu werd de samenwerking binnen de NATO geïntensiveerd en kreeg de organisatie een geïntegreerde commandostructuur met Eisenhower als opperbevelhebber. Het Duitse lidmaatschap van de NATO kwam via allerlei omwegen op de agenda. De Fransen kregen Amerikaanse hulp bij hun koloniale oorlog in Indochina. Meteen na het uitbreken van de oorlog in Korea arriveerde de eerste Amerikaanse militaire missie in Vietnam, al spoedig gevolgd door de eerste vliegtuigladingen wapens. Er kon zich immers ook daar communistische agressie voordoen. Uiteindelijk financierde de VS het grootste deel van de Franse koloniale oorlog. In de naam van de strijd tegen het communisme verloochende de VS haar anti-koloniale standpunt. Met deze steun had de VS wel een drukmiddel tegen Frankrijk in handen als dit land zich al te anti-Duits zou opstellen.

De JCS drongen er bij MacArthur op aan om een minder ver noordelijk gelegen landingsplaats te kiezen dan Inchon. Een landing daar was riskant want de getijdenbewegingen waren groot. MacArthur deed echter alsof de opperofficieren hem alleen maar een suggestie aan de hand gedaan hadden en zette zijn plan door zonder hen verder in te lichten. Na de geslaagde landing op 15 september zwegen de chefs van staven, maar de eigenzinnigheid van MacArthur zette wel kwaad bloed. Het had nu voor de hand gelegen om het hele Koreaanse schiereiland met een opmars van west naar oost af te grendelen. De Noord-Koreaanse strijdkrachten zouden dan klem komen te zitten tussen de Amerikaanse strijdkrachten in het noorden en de strijdkrachten die uit de omsingeling bij Busan uitbraken en naar het noorden opmarcheerden. De Noord-Koreaanse troepen waren dan van hun bevoorrading afgesneden geweest. MacArthur buitte echter zijn door de landing behaalde strategische voordeel niet uit en ging over tot het heroveren van Seoul. De hoofdstad vormde geen militair doel en had alleen symbolische waarde. De felle straatgevechten kostten veel mensenlevens en er ging veel tijd verloren. Noord-Koreaanse eenheden konden uit het nog niet gesloten net naar het noorden ontsnappen en de strijd voortzetten.

MacArthur had het bevel over de landing toevertrouwd aan zijn chef-staf, generaal Almond, een agressieve vechtjas. Het vreemde was echter dat deze dit commando te velde combineerde met zijn functie van chef-staf van MacArthur, zodat hij in feite zijn eigen bevelhebber werd. Er ontstond een zeer ongelijke situatie met zijn collega’s te velde: als zij het oor van MacArthur vroegen, moest dat via Almond, die als chef-staf zelf uiteraard rechtstreeks toegang had. Er werd geen cultuur van tegenspraak georganiseerd om zo gezamenlijk tot het beste resultaat te komen. Almond hield er te velde een luxueuze levensstijl op na. Hij had een aanhanger, voorzien van een badkuip met warmwatervoorziening. Een voor de generaal gereserveerd toilet bevond zich in een aparte tent. Op het menu van de generaal stonden geen gevechtsrantsoenen; dagelijks werden vanuit Tokio verse groenten en vlees overgevlogen. Zijn hoofdkwartier bestond uit 3.000 man, die aan de gevechtstaken onttrokken waren. Omringd door deze entourage kon hij evenmin als MacArthur naar zijn collega’s of ondergeschikten luisteren. Dit zette bij de gevechtstroepen kwaad bloed: zij moesten naar het noorden opmarcheren in hun zomeruitrusting en het was al oktober. De winter naderde…

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Plaats een reactie