Toenemende spanningen (2)
In de diverse landen van Oost-Europa valt een vast patroon te ontdekken in de geleidelijke overname van de macht door de communisten. De “Moskouse” communisten (zij die de oorlog in Moskou onder Stalins hoede en onder zijn ogen hadden doorgebracht) kregen alle sleutelposities in de partij, want het ging Stalin meer om macht dan om de plaatselijke context. Dat gold zelfs voor Tsjechoslowakije, het land dat na de uitverkoop in München zèlf meer heil in het oosten dan in het westen zag. De sleutelposities werden ingenomen onder de welwillende hoede van het Rode Leger, dat nooit ver uit de buurt was, en met de hulp van de nieuw gevormde geheime politie die een strikte kloon was van de geheime politie in Moskou. Er werden altijd Sovjet-adviseurs aan de geheime politie toegevoegd.
Bij het vormen van een coalitieregering eisten de communisten steeds bepaalde ministeries op. Via het ministerie van landbouw konden immers onteigeningen en landbouwhervormingen worden doorgevoerd om de steun van de boeren te winnen. Met de ministeries van binnenlandse zaken en justitie kregen de communisten de zeggenschap over het binnenlands bestuur en het veiligheidsapparaat. Via het ministerie van publiciteit beheersten de communisten de radio (die in de Nazi-tijd een machtig propaganda-instrument was geweest) en de pers. De partijkrant werd uiteraard bevoordeeld. Andere kranten mochten wel verschijnen, maar de Sovjets beheerden de papiervoorziening en konden zo de oplage klein houden. De communisten zorgden ervoor dat zij bij de vakbonden, de transportbedrijven en de fabrieken hun handlangers hadden zitten. Bij onwelgevallige publicaties kon een “spontane” strategische staking worden georganiseerd waardoor de krant niet gedrukt kon worden. Een vrachtwagen met verkiezingsmateriaal van een concurrerende partij kon georganiseerde pech krijgen. De persvrijheid bleef als voorgevel in stand, maar achter de etalage draaiden de communisten de duimschroeven aan.
De communistische partijen slaagden er niet in om bij verkiezingen veel successen te boeken. Daarvoor was er teveel gebeurd en het communisme paste niet bij de bestaande politieke cultuur. De koers werd daarom harder: nederlagen werden door Moskou niet meer geaccepteerd. Eerst werd de oppositie aan de rechterzijde uitgeschakeld, daarna werd niet-communistisch links overgenomen of op doodlopend spoor gezet, en tenslotte werd de communistische partij zelf gezuiverd.
Rechts werd uitgeschakeld. De niet-communistische leiders moesten overal de intimidatie en terreur van de geheime politie ondergaan. Het begrip fascist werd op haast Orwelliaanse manier uitgebreid over alle antifascisten die niet de lijn van de communistische partij volgden. Iedere keer dat het begrip fascist verder werd opgerekt, volgden nieuwe arrestaties. Politieke gevangenen kwamen in concentratiekampen als Sachsenhausen en Buchenwald terecht, die nu onder het Goelag-systeem vielen. Dit waren geen vernietigingskampen, maar vanwege honger en verwaarlozing overleefde een derde van de gedetineerden hun verblijf in de kampen niet. Het werd zelfs de gezagsgetrouwe Oost-Duitsers te bar dat jonge mensen spoorloos verdwenen en zonder vorm van proces langdurig in een kamp opgesloten bleken te zijn. Door de selectieve toepassing van terreur kwam de angst voor de nieuwe heersers er goed in te zitten. Velen hanteerden daarom de aanpassing als overlevingsstrategie.
Links werd gelijkgeschakeld. Ondanks de uitbreiding van de definitie van fascist konden socialisten niet zomaar onder deze categorie worden ondergebracht. Daarom werd met de socialisten een bondgenootschap gesloten, waarbij socialisten werden verlokt om vooraanstaande posities in de nieuwe partij in te nemen. Zo vond op 22 april 1946 in de Sovjet-zone van Duitsland de afgedwongen vereniging (Zwangsvereinigung) van de sociaaldemocraten met de communisten in de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) plaats. Een listig gekozen naam: wie niet meedeed, stond onder de verdenking de eenheid en het socialisme niet te zijn toegedaan. Wie niet mee wilde werken, werd uit het politieke leven weggedrongen: 5.000 Duitse sociaaldemocraten werden achter slot en grendel gezet. Soms werd vanuit het westen de vorming van dergelijke eenheidspartijen aangemoedigd, in de hoop dat de sociaaldemocraten de communisten tot matiging zouden kunnen bewegen. Deze hoop ging niet in vervulling.
Met de nieuwe eenheidspartijen werden inderdaad betere verkiezingsresultaten behaald, voor zover de verkiezingen nog “vrij” genoemd konden worden. Lukte het niet om goede stembusuitslagen te behalen, dan aarzelden de communisten niet om de uitslag van de verkiezing of volksraadpleging in de gewenste richting bij te stellen. De combinatie van druk van het Rode Leger en de meedogenloosheid van de communisten veroorzaakte een Sovjetisering van Oost-Europa. De bufferzone van Stalin werd uitgebouwd tot een verzameling replica’s van de Sovjet-Unie.
In Tsjechoslowakije waren de communisten bij de verkiezingen in mei 1946 met 38% de grootste partij geworden. De verkiezingen waren niet gemanipuleerd: de bevolking had niet zulke goede ervaringen met het westen en de meeste politici van het land vonden dat nauwe samenwerking met de Sovjet-Unie de enige optie was. De leider van de communistische partij, Gottwald, verklaarde bij de installatie van de coalitieregering dat het zijn partij niet om Sovjetisering ging, maar om de verwerkelijking van de democratische nationale revolutie. Het zou anders en beter gaan dan in de Sovjet-Unie, was de belofte. Maar ook in het land waar het niet nodig was, volgde men het gebruikelijke communistische recept: partijleden op sleutelposities in de regering, in de ministeries en in het hele land. Toen de communisten met een zuivering van de politie begonnen, dienden de andere ministers hun ontslag in bij president Benes. Eerst weigerde deze het ontslag te aanvaarden, maar hij werd vanuit de Sovjet-ambassade en met manoeuvres van het Rode Leger aan de grens zo onder druk gezet dat hij alsnog het ontslag accepteerde. Op 25 februari 1948 begon Gottwald een uit communisten bestaande regering te vormen. De gerespecteerde minister van buitenlandse zaken Masaryk werd op 10 maart dood onder een raam van zijn ministerie gevonden; hoogstwaarschijnlijk ging het om moord. Tsjechoslowakije moest elke gedachte aan een eigen weg naar het socialisme prijsgeven. De schok in het westen was groot: ondanks hun goede contacten met vooraanstaande politici hadden de westerse inlichtingendiensten de machtsgreep niet zien aankomen.
De situatie in Joegoslavië ontwikkelde zich heel anders. Tito had de bevrijding van de Duitse bezetting aan zijn eigen partizanenstrijd te danken en niet aan het Rode Leger. Hij stelde zich op als een modelcommunist. Hij was het meest antiwesters van alle communistische leiders en dacht aan een federatie van communistische staten in de Balkan. Stalin was nog op zoek naar de beste manier om zijn rijk in wording te organiseren en gaf in 1947 groen licht voor de federatieplannen. Op de openingsvergadering van de Cominform (het internationale forum van communistische partijen) kreeg Tito op 5 oktober 1947 de eervolle taak de Franse en Italiaanse communisten, die op aandrang van Moskou meegedaan hadden in coalitieregeringen, precies op dit punt duchtig de les te lezen. Begin 1948 was het klimaat echter totaal veranderd. Joegoslavische afgevaardigden die naar Moskou ontboden waren, kregen van Stalin te horen dat er ernstige meningsverschillen waren tussen de Joegoslavische regering en hem, onder meer over het federatiemodel. De Joegoslaven moesten nu – en dat was een belediging – zwart op wit verklaren dat zij Moskou altijd eerst zouden raadplegen, terwijl zij nooit iets anders gedaan hadden dan juist dat. Tito werd beschuldigd van het volgen van een eigen koers en het voeren van een eigen buitenlands beleid op de Balkan. De gedachte aan een federatie moest vergeten worden. Afzonderlijke staten, hervormd en gekneed naar het Sovjet-model, waren veel gemakkelijker onder de duim te houden. Had Tito het primaat van Stalin te veel aangetast? Stalin gebruikte wel vaker de tactiek van een totale vernedering van de zondebok om de totale gehoorzaamheid van allen af te dwingen.
Er was geen andere weg naar het socialisme dan de weg die in Moskou bepaald werd. Toen Joegoslavië daarvoor niet boog, werd het geëxcommuniceerd. In werkelijkheid was de situatie omgekeerd: niet Tito was begonnen een eigen koers te volgen, maar Stalin was veranderd. Tito begon pas een eigen koers te volgen na Stalins breuk met hem. De grenzen van Joegoslavië waren voortaan niet meer veilig. Tot aan de normalisering van de verhoudingen in 1955 vonden er bijna 8.000 grensincidenten plaats. Het westen hield serieus rekening met een aanval van de andere landen van het Oostblok op Joegoslavië. Die aanval kwam niet, maar toen de oorlog in Korea plotseling uitbrak, lagen de westerse interpretatiemodellen al klaar.
Nadat met de tegenstanders van rechts en links was afgerekend, volgde naar goed Stalinistisch gebruik als laatste fase de zuivering van de communistische partijen zelf. De externe zuivering van Joegoslavië vormde een goede aanleiding. Het geval van Tito was een dankbare kapstok om het gevaar van het kiezen van een eigen koers een naam te geven: Titoïsme, en er ook mee af te rekenen. Vanaf 1948 moest elk land beheerst worden door de communistische partij, en iedere partij werd strikt door Moskou gecontroleerd. De Stalinistische ijstijd begon opnieuw. Tegenstand werd dialectisch het bewijs van het eigen gelijk: hoe meer vijanden er ontmaskerd werden, des te dichter het aanbreken van de socialistische heilstijd voor de deur stond. Het Stalinisme erkende geen systeemfouten. Ging er iets mis, dan was het de schuld van speculanten, parasieten, saboteurs, of van kosmopolieten die vergiftigd waren door hun contacten met het westen. Het falen van het systeem werd bedekt met de zoektocht naar steeds nieuwe zondebokken. Onder de kosmopolieten waren ook Joden. Het oude antisemitisme stak in Oost-Europa de kop weer op. In Tsjechoslowakije werden veertien vooraanstaande partijleden (onder hen waren elf Joden) beschuldigd van kosmopolitisme, terwijl het onderhouden van internationale contacten tot hun normale takenpakket had behoord. In Hongarije werden 2.000 mensen ter dood veroordeeld, 150.000 gevangen gezet, en 350.000 mensen uit de partij gezet. De Polen weerstonden de druk van de Sovjets om over te gaan tot een complete heksenjacht naar Hongaars model. Toch waren er in Polen in het jaar 1948 26.400 politieke gevangenen. Zelfs Gomulka, de partijleider, werd gevangen gezet maar verder ongemoeid gelaten. Het overlijden van Stalin in 1953 voorkwam groter onheil.
Natuurlijk hadden de Sovjets en hun handlangers de mogelijkheid om hun vermeende tegenstanders uit te schakelen door hen zonder vorm van proces van het toneel te laten verdwijnen. Showprocessen boden echter de gelegenheid om de publieke opinie in de gewenste richting te mobiliseren. Daarom voerden Sovjet-adviseurs dan ook een strenge regie bij de showprocessen. Soms was er een pijnlijk moment wanneer een aangeklaagde tijdens het proces de onder dwang afgelegde bekentenis weer introk. Voortaan werden er bandopnames van de bekentenis gemaakt. De showprocessen hadden ook de bedoeling om de taal te standaardiseren en het gebruik van het correcte partij-jargon af te dwingen. Dit jargon hoefde niet geloofd te worden, zo lang het maar letterlijk en vaak herhaald werd. De arrestaties, zuiveringen en processen moesten dienen als voorbereiding op de komende grote strijd tegen het kapitalisme. Het snoeiproces diende om de communistische partijen in Oost-Europa gevechtsklaar te maken. In de DDR vonden geen showprocessen plaats. De Bondsrepubliek en de publieke opinie daar waren veel te dichtbij. Naar het westen gevluchte burgers van de DDR – het werden er steeds meer – zouden moeiteloos door alle complottheorieën heen kunnen prikken. Wel werd in de DDR officieel vastgelegd dat de aantasting van de aardappeloogst door de coloradokever aan Amerikaanse sabotage te wijten was.
Tot de eerste slachtoffers van de hardere lijn behoorden de kerken. Deze dienden omgevormd te worden tot bruikbare massaorganisaties ter verspreiding van de leer van de staat. Onder het mom van landhervormingen verloor de Rooms-Katholieke kerk van Hongarije driekwart van haar onroerend goed. Bij de Hongaarse protestantse Reformatus-kerk was dit de helft. Van een schadevergoeding was uiteraard geen sprake. Priesters en predikanten verloren hun vrije status en kwamen in dienst van de overheid. De kerk werd afhankelijk van de staat. Duizenden kerkelijke scholen werden omgebouwd tot staatsscholen. In de DDR werd de kerkelijke jeugdbeweging Junge Gemeinde het leven onmogelijk gemaakt. In 1954 voerde de regering de Jugendweihe in als alternatief voor de traditionele kerkelijke Konfirmation. In de jaren zestig deed 90% van de jeugd aan het nieuwe ritueel mee. In Polen werd Caritas, de grootste Rooms-Katholieke welzijnsorganisatie, het doelwit: de regering nationaliseerde de organisatie. Kerkelijke scholen, ziekenhuizen en opleidingen voor verpleegkundigen werden van hun oude wortels losgemaakt. Werden bepaalde productiedoelen niet gehaald, dan stelden fluistercampagnes de door de kerk gepleegde sabotage verantwoordelijk voor de mislukking. Welke strategie de kerkleiding ook volgde, zij verloor altijd. De Hongaarse kardinaal Mindszenty protesteerde scherp tegen het bewind. Hij verdween eind 1948 achter de tralies en bleef daar tot 1956. De Poolse kardinaal Wyszinsky probeerde tot een modus vivendi met de regering te komen, maar ook hij kwam in 1953 in de gevangenis terecht. Van de Poolse kerk bleef meer over dan van de Hongaarse; deze speelde geen institutionele rol meer in de oppositie tegen de regering. Volgens Stalins eigen woorden in 1949 moest er een systematische oorlog tegen de hiërarchie gevoerd worden. Om het gezag van de bisschoppen te ondermijnen, werden priesters tot collaboratie verleid.
Er heeft in Oost-Europa een Sovjetisering en een Russificatie plaatsgevonden. De bezetting door Duitsland tijdens de oorlog werd eigenlijk gevolgd door een bezetting door Moskou. Oost-Europa kwam terecht in een coma van traagheid en resignatie. West-Europa had het te druk met overleven om hier veel van te zien. Duitsland was de uitzondering, maar het land was in tweeën verdeeld en de twee delen dreven steeds verder uit elkaar. In deze nieuwe situatie van een Koude Oorlog was Europa het belangrijkste strijdtoneel. Maar het grootste deel van Europa zelf was de regie kwijt. Het waren nu de grootmachten in oost en west die aan de touwtjes trokken, ook waar het om andere strijdtonelen ging: China, Iran, de Dardanellen.