Oost en west tot 1945 (10)
De invasie in Normandië was de grootste amfibische operatie die ooit was uitgevoerd. In één dag werden 150.000 militairen naar het vasteland overgebracht; 24.000 van hen kwamen per zweefvliegtuig of aan parachutes. Voor het geval dat de invasie zou mislukken, had Eisenhower van te voren een ontslagbrief geschreven waarin hij de volledige verantwoordelijkheid op zich nam. Als operatie Overlord was mislukt, dan was het lot van Europa bezegeld geweest door een tweekamp tussen het Rode Leger en de Wehrmacht.
Aan de invasie waren jaren van voorbereiding vooraf gegaan. In Engeland waren enorme bevoorradingsdepots opgebouwd. Een onderzeese pijpleiding was aangelegd om de geallieerden op het vasteland van voldoende brandstof te voorzien. De invasietroepen voerden hun eigen kunstmatige havens mee. Het kon immers even duren voordat de havens op het vasteland veroverd en hersteld zouden zijn. Een van deze kunstmatige havens ging kort na de invasie door een storm verloren. Er was een grote misleidingsoperatie opgezet om de Duitsers te laten geloven dat de werkelijke invasie veel noordelijker, bij Calais, zou plaatsvinden. Het duurde een week voordat het tot de Duitsers begon door te dringen dat Normandië geen afleidingsmanoeuvre, maar het werkelijke strijdtoneel vormde. Op een van de invasiestranden ging het bijna mis: 27 van de 29 voor Omaha Beach meegevoerde amfibische tanks gingen door de hoge golfslag verloren. Er was onvoldoende vuurkracht beschikbaar om de aan land stormende militairen te beschermen tegen het kruisvuur uit de diagonaal in de duindoorgangen geplaatste Duitse bunkers. Het grootste deel van de 4.000 doden aan geallieerde zijde viel op dit strand. Boven Omaha Beach is later de grote oorlogsbegraafplaats van Colleville-sur-Mer aangelegd. Toch lukte het om de Atlantikwall binnen een dag te doorbreken.
Het doorbreken van de linie was echter niet voldoende. De geallieerden moesten het binnenland in handen zien te krijgen. Montgomery, de Britse onderbevelhebber van Eisenhower, had beweerd de dicht bij de invasiestranden gelegen Franse stad Caen met het vliegveld Carpiquet binnen 24 uur in handen te kunnen krijgen. Hij slaagde daar echter niet in. De militairen onder zijn bevel waren allang blij dat zij de landingen overleefd hadden, en trokken niet verder op maar zetten thee. De Duitsers kregen zo de kans om hun verdediging te organiseren, en deze bleek veel sterker dan verwacht. Montgomery liet de RAF de stad Caen bombarderen, maar het puin in de straten belemmerde de opmars en hielp de verdediging (deze les hadden de Duitsers in Stalingrad al geleerd). Caen en het vliegveld bleven in handen van de Duitsers. Dit tot ongenoegen van de RAF, die behoefte had aan vliegvelden op het vasteland, en tot ongenoegen van de Amerikanen, die het gevoel hadden dat zij de kastanjes uit het vuur moesten halen.
Montgomery was in zijn woorden stoutmoediger dan in zijn daden. Eisenhower kon niet om Montgomery heen; hij mocht hem niet en vond hem veel te voorzichtig, maar wilde het beste van de samenwerking maken. Bovendien was Montgomery de enige Britse oorlogsheld en de oogappel van Churchill. Deze wenste met het oog op de naoorlogse situatie de Britse verliezen zoveel mogelijk te beperken. De Amerikaanse militaire doctrine was heel anders: het met een grote aanval forceren van een doorbraak zou de slag beslissen, de oorlog bekorten en uiteindelijk mensenlevens sparen. Een aanval uitvoeren met aangetrokken handrem lag bij hen niet voor de hand. Montgomery maakte van de nood (van het gebrek aan vordering)) een deugd door te verklaren dat hij de Duitse strijdkrachten bond, zodat de Amerikanen konden uitbreken. Met deze verklaring overtuigde hij echter alleen maar zichzelf. Het resultaat was dat de Amerikanen de havenstad Cherbourg op 26 juni bevrijdden, en dat het zwaar gebombardeerde Caen pas op 18 juli in geallieerde handen viel, meer dan een maand na de invasie.
De strijd in Normandië werd bemoeilijkt omdat de Duitsers bij hun verdediging gebruik konden maken van de eeuwenoude heggenwallen in het landschap. De strijd in Normandië eindigde met de slag bij Falaise, waarbij een groot aantal eenheden van de Wehrmacht werd omsingeld. Nu kwam er niet alleen van Amerikaanse, maar ook van Britse kant kritiek op Montgomery: hij had het omsingelde gebied niet goed afgegrendeld. 20.000 Duitsers konden ontsnappen. De slag eindigde op 21 augustus. Op 15 augustus had vanuit de Middellandse Zee de tweede geallieerde landing plaatsgevonden, nu in Zuid-Frankrijk. De Duitsers moesten zich haastig uit Frankrijk terugtrekken om uit een tangbeweging te ontsnappen. Frankrijk bleef daardoor veel lijden en verwoesting bespaard. De weg naar Parijs lag open. De stad werd op 25 augustus bevrijd. In zijn bevrijdingstoespraak in Parijs proclameerde De Gaulle dat de bevrijding aan de Franse strijdkrachten te danken was. Van de veel grotere bijdrage van de Britten en de Amerikanen maakte hij geen melding.
Aan het Oostfront kreeg de Wehrmacht onvoldoende luchtsteun: de vliegtuigen waren nodig voor de verdediging van Duitsland tegen de geallieerde bombardementen. Op 23 juni zette het Rode Leger aan het centrale front de aanval in. Operatie Bagration sloeg een bres van 400 kilometer breed en 130 kilometer diep in de Duitse linies. De Duitsers werden teruggedrongen naar hun uitgangsposities bij hun aanval op de Sovjet-Unie, drie jaren geleden. Het tempo van de Sovjet-opmars lag zo hoog dat de SS geen gelegenheid meer had om het concentratiekamp Majdanek te ontruimen en het bewijsmateriaal van de misdaden tegen de menselijkheid te vernietigen.
Terwijl Parijs werd bevrijd, brandde Warschau. In augustus kwam de Poolse bevolking in opstand tegen de Duitse bezettingstroepen. Eind augustus bereikte het Rode Leger Warschau, maar het hield aan de overkant van de rivier halt terwijl de opstand in de stad doodbloedde. Stalin weigerde de opstandelingen in hun strijd tegen de Duitsers te hulp te komen. Het Rode Leger had naar zijn zeggen tijd nodig om zich te hergroeperen. In werkelijkheid had Stalin geen politiek belang bij Poolse zelfstandigheid. Verzoeken van Churchill om vliegvelden te mogen gebruiken voor het geven van luchtsteun en het bevoorraden van de opstandelingen leverden weinig op. Tweehonderdduizend Polen stierven en de stad lag in puin. De bloem van het Poolse verzet was geknakt en Stalin kon het land nu in handen van zijn eigen handlangers geven. De “Londense” Polen waren kansloos tegenover deze “Lublin”-Polen. In de ruïnes van Warschau werd de hoop op echte democratie in Oost-Europa gesmoord.
De Duitse verliezen aan het Oostfront bedroegen het vijfvoudige van die in Normandië. Op 31 oktober bereikte het Rode Leger Boekarest. Ook Boedapest lag binnen de schootsafstand van het Rode Leger. De belegering van de stad duurde tot februari 1945. Vergeleken bij deze inspanningen van de Sovjet-Unie waren de prestaties van de westelijke geallieerden respectabel maar bescheiden. Van een fifty-fifty verhouding was zeker geen sprake. De opmars van de westelijke geallieerden verliep traag – mede door andere blunders van Montgomery. Over de slag bij de Schelde en de slag bij Arnhem de volgende keer.