Oost en west tot 1945 (9)
Het Tweede Front, als het al zo genoemd mag worden, kwam steeds meer op de verkeerde plaats te liggen. Tijdens de gevechten op Sicilië werd het besluit genomen om Italië aan te vallen. Op dat moment woedde aan het Oostfront de slag om Kursk: het grootste tankgevecht aller tijden. Het was het laatste Duitse strategische offensief. De Sovjet-verliezen waren groter, maar de Sovjets hadden meer reserves. De Duitsers moesten terrein prijsgeven en raakten het initiatief kwijt: zij konden alleen nog maar op aanvallen reageren.
Op 8 september 1943 gaf Italië zich over. In strijd met de gemaakte afspraken hielden Groot-Brittannië en de VS de Sovjet-Unie buiten de geallieerde controlecommissie voor Italië. Een domme zet, want dit bood Stalin het argument om hetzelfde te doen bij de door het Rode Leger bevrijde landen in Oost-Europa. Waarom zou hij daar inspraak toelaten, die hij zelf in Italië niet gekregen had? De westelijke geallieerden hadden weinig baat bij de Italiaanse capitulatie, want de Wehrmacht sprong verrassend snel in het door de Italiaanse overgave veroorzaakte gat. Churchill had vaak gesproken over de zachte onderbuik van Europa, maar de onderbuik bleek nu helemaal niet zacht te zijn. Voor elke meter van het duizend kilometer lange Apennijnse schiereiland moesten de geallieerden vechten. De Duitsers voerden op een knappe manier een vertragend defensief gevecht, waarbij de slechte weersomstandigheden en het bergachtige terrein in hun voordeel werkten. Het terrein was onbruikbaar voor de geallieerde tanks en vrachtwagens. De geallieerden moesten gebruik maken van menskracht en muildieren.
Was het nodig om het gehele Apennijnse schiereiland te veroveren? Volgens Churchill was dat inderdaad het geval. Italië zou een uitstekende uitvalsbasis zijn om in de richting van de Balkan en van Oostenrijk op te rukken. Op deze manier zouden de westelijke geallieerden de Sovjets te vlug af kunnen zijn in Oost-Europa. Toen Churchill zelfs begon over de noodzaak van het bezetten van Rhodos en de eilanden van de Dodekanesos (om Turkije tot meedoen in de oorlog te bewegen), verloren de Amerikanen hun vertrouwen in hem. Zij voelden zich door hem om de (Mediterrane) tuin geleid. Zij vonden dat zij zich op deze manier met Brits naoorlogs beleid bezig hielden in plaats van het voeren van de werkelijke oorlog. Strategie vroeg om consistentie en niet om een wispelturige aanpak.
Op 4 juni 1944, twee dagen voor D-day, werd Rome bevrijd. Aan het oostfront was Leningrad inmiddels ontzet; het Rode leger had de grenzen van Polen en Roemenië al overschreden. De westelijke geallieerden hadden op dat moment op het Europese vasteland geen enkel machtsmiddel in handen om de Sovjet-Unie tot enige buigzaamheid te dwingen. De omweg die op aandringen van Churchill gekozen was, bleek een dwaalspoor te zijn. Britse oorlogsmoeheid en angst voor verliezen speelden een grote rol. Ook na D-Day zou blijken dat de Britse bevelhebber Montgomery stoutmoediger was in zijn spreken dan in zijn handelen. In feite kozen de westelijke geallieerden voor een bijrol en kenden zij de hoofdrol toe aan Stalin. Het in vergelijking met de Sovjet-Unie geringe aantal slachtoffers bracht hen psychologisch in het nadeel: Stalin kon hen met een soort bloedschuld in de door hem gewenste richting manipuleren.
In het najaar van 1943 voelde Stalin zich na zijn grote overwinningen sterk genoeg om de ontmoeting op topniveau met zijn westelijke bondgenoten aan te gaan. De Sovjet-Unie had bewezen een grootmacht te zijn die op voet van gelijkheid met de VS en Groot-Brittannië kon onderhandelen. De topconferentie vond plaats van 28 november tot 1 december in Teheran en werd voorbereid door een ontmoeting in Moskou van de drie ministers van buitenlandse zaken. De Britten kwamen met een veelomvattende agenda: van de behandeling van de oorlogsmisdadigers tot en met de toekomst van Polen, Joegoslavië, Frankrijk en Iran. De Amerikanen waren minder geïnteresseerd in Oost-Europa en in allerlei details. Zij hadden belang bij een nieuwe regeling van de internationale relaties door middel van een opvolger van de Volkenbond en aan het deelnemen van de Sovjet-Unie aan de strijd tegen Japan. De Sovjet-Unie had eigenlijk maar één agendapunt: wanneer zouden de westelijke bondgenoten nu eindelijk met een Tweede Front komen?
Roosevelt had eigenlijk de ontmoeting met Stalin alleen willen afhandelen, zonder de aanwezigheid van Churchill: een van de eerste haarscheurtjes in het eerst zo hechte bondgenootschap. Niet Stalin zou het derde wiel aan de fiets moeten worden, maar Churchill, die zich met zijn (letterlijk) omtrekkende bewegingen het ongenoegen en ongeduld van Roosevelt op de hals had gehaald. Dit kon uiteraard niet naar buiten uitlekken, en Churchill dwong met succes niet alleen een plek aan de conferentietafel in Teheran, maar ook een vooroverleg met Roosevelt in Caïro af. Als tegenzet nodige Roosevelt voor dit vooroverleg ook anderen uit. De Sovjet-Unie sloeg de uitnodiging beleefd af, maar Tsjang Kai-Shek nam de uitnodiging maar al te graag aan. Roosevelt zorgde ervoor dat de gesprekken in Caïro vooral over het strijdtoneel in de Stille Oceaan en in Azië gingen. Hij besteedde veel aandacht aan Tsjang, ondanks pogingen van Churchill om deze door de zijdeur af te voeren in de richting van een toeristisch bezoek aan de piramiden. De president had echter de dekolonisering in Azië hoog op zijn agenda staan, en had Tsjang nodig als tegenwicht tegen de naoorlogse koloniale pretenties van Europa.
In Teheran werd Roosevelt als persoonlijke gast van Stalin ondergebracht in het gebouw van de Sovjet-delegatie. Stalin had van te voren aan een zoon van Beria, die evenals zijn vader bij de geheime politie werkte, opgedragen om alle gastenverblijven van afluisterapparatuur te voorzien. Roosevelt zette al zijn charme in om een relatie met Stalin op te bouwen. Hij begon grappen te maken over Churchill en noemde Stalin “uncle Joe”. Tegen de door hen in 1941 in het Atlantisch Handvest gemaakte afspraken in gingen Roosevelt en Churchill in bedekte termen (Roosevelt dacht aan zijn Poolse en Baltische kiezers) akkoord met Stalins territoriale eisen: de teruggave van de gebieden die de Rusland na 1918 aan Polen verloren had. Ter compensatie mocht Polen een deel van Duitsland annexeren. Finland zou onafhankelijk blijven. Roosevelt en Churchill hadden eigenlijk ook geen andere keuze dan het inwilligen van Stalins eisen, want zij hadden geen drukmiddelen op het Europese vasteland. Roosevelt zegde toe dat hij de Amerikaanse strijdkrachten binnen twee jaren na het einde van de oorlog uit Europa zou terugtrekken. Stalin beloofde dat hij binnen een paar maanden na de capitulatie van Duitsland aan Japan de oorlog zou verklaren. Hij ging ook akkoord met het vormen van de Verenigde Naties, onder leiding en met vetorecht van de VS, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, en China.
De toekomst van Polen dreigde een breekpunt te zijn. Strijden voor het recht op zelfbeschikking voor Polen: met die belofte had Roosevelt Amerika de oorlog binnen geloodst. Het Poolse electoraat in de VS was een factor om terdege rekening mee te houden. Maar tussen de Poolse regering in ballingschap in Londen en Stalin was geen compromis meer mogelijk. De oorzaak lag verborgen in de bossen bij Katyn. Daar waren de door de Sovjet-Unie in 1939 krijgsgevangen gemaakte Poolse officieren in het diepste geheim op bevel van Stalin massaal vermoord. Bij hun inval in de Sovjet-Unie ontdekten de Duitsers de massagraven. Zij gaven de Sovjets de schuld, die op hun beurt de Duitsers van deze wandaad beschuldigden. De Poolse regering in ballingschap vroeg aan het Internationale Rode kruis om een onderzoek in te stellen. Stalin trok toen zijn erkenning van deze regering in en wilde niets meer met de “Londense” Polen te maken hebben. De Britten zaten in een lastig parket: het werd niet in het belang van de geallieerde oorlogvoering geacht dat de feitelijke toedracht bekend zou worden. Tot in 1989 hield het Britse ministerie van buitenlandse zaken vol dat het onhelder was wat er precies in de bossen bij Katyn was gebeurd. En dan zouden nu de grenzen van Polen moeten worden herzien om aan de eisen van Stalin tegemoet te komen? Een mede door de Poolse regering in ballingschap gedragen gezamenlijke oplossing was buiten bereik.
Stalin had geen goed woord over voor de aanvalsplannen richting Rhodos of Turkije, die Churchill op tafel legde. Hij vroeg de Britse leider op de man af of deze wel achter het plan tot een invasie in Frankrijk stond, of alleen maar lippendienst aan het plan bewees om de Sovjets gerust te stellen. De Amerikanen waren blij met deze forse druk van Stalin waarvoor Churchill moest wijken. De westelijke bondgenoten deden nu de harde toezegging dat de invasie over het Kanaal in mei 1944 zou plaatsvinden. Het wekte Stalins misnoegen dat zij nog geen opperbevelhebber hadden benoemd. Er werden ook afspraken gemaakt over de herstelbetalingen die Duitsland zou moeten doen. Dit was voor Stalin een aangelegen punt vanwege de gigantische oorlogsschade in de Sovjet-Unie.
De top van Teheran was een hoogtepunt van de geallieerde samenwerking in de oorlog. Churchill had de meeste concessies moeten doen. Op de terugreis uit Teheran werd hij ziek: hij had een zware longontsteking. Hij troostte zichzelf met de gedachte dat Stalin zelf eigenlijk wel meeviel. De scherpe kanten werden veroorzaakt door Stalins omgeving, die een hardere koers voorstond. Dit was zelfbedrog en niet in overeenstemming met de feiten. Roosevelt was optimistisch. Hij onderschatte Stalin en misleidde daarmee niet alleen zichzelf maar ook het Amerikaanse volk (via een radio-uitzending op kerstavond 1943): er waren geen onoverkomelijke geschilpunten en met Stalin en de Russen viel goed te werken, very well indeed. Roosevelt verzweeg zijn toegeven inzake Polen en de Baltische staten. Dit maakte het later voor de Amerikanen lastig om Stalins ware aard op het spoor te komen. Aan hen was immers herhaaldelijk verteld dat “ome Joop” wel meeviel. Roosevelt benoemde kort na de topconferentie Eisenhower in de functie van opperbevelhebber voor Europa, ook al kwam deze qua anciënniteit niet als eerste in aanmerking.
Het Tweede Front werd eindelijk werkelijkheid op 6 juni 1944: operatie Overlord, de invasie in Normandië. De invasie kwam te laat om militair of politiek nog iets te kunnen betekenen voor Oost-Europa; of het moest zijn dat het Britse getalm was afgelopen en de opmars naar Duitsland met grote snelheid en voortvarendheid plaatsvond. Dit bleek niet het geval te zijn. Door de manier waarop de oorlog werd gevoerd, zou de helft van Europa onder de invloedssfeer van Stalin komen te vallen. Tot medio 1944 waren alle geallieerde divisies op het centrale strijdtoneel die van Stalin. Deze achterstand was eigenlijk niet meer in te lopen.