Oost en west tot 1945 (2)
President Wilson en Lenin stierven beiden in 1924. Lenin had een heel land de revolutie binnengeleid. De Sovjet-Unie zou voor hem de voorloper zijn van de toekomstige wereldwijde heerschappij van het proletariaat. Wilson had laten zien dat men binnen het kapitalistische systeem niet alleen een oorlog volkomen uit de hand kon laten lopen, maar dat men ook een begin kon maken met een internationale rechtsorde: de Volkenbond. Het kapitalisme was dus niet onherroepelijk op zelfvernietiging uit, maar was in staat tot hervormingen. Het was in 1924 nog niet te voorzien welke van de beide stelsels uiteindelijk de beste papieren zou blijken te hebben. Maar van een Koude Oorlog tussen beide stelsels was nog geen sprake.
Bij de dood van Lenin was een aantal spanningen nog niet opgelost. De voedselvoorziening was in handen van (kleine) boeren, die hun producten naar de markt brachten. De betrouwbaarheid van de voedselvoorziening en het ideologisch gewenste collectieve eigenaarschap sloten elkaar uit. Binnen en rondom de Sovjet-Unie was er nog sprake van nationale identiteiten en van naties. Dit stond op gespannen voet met het zozeer gewenste centrale leiderschap. Ook waren betrekkingen met het buitenland nog niet genormaliseerd. Enerzijds was er de ideologie van de wereldrevolutie en de retoriek van de Komintern, het wereldwijde door de Sovjet-Unie geleide netwerk van communistische partijen. Het congres van de Komintern stelde bijvoorbeeld in oktober 1928 dat de zuidelijke staten van de VS zich moesten afscheiden en autonome socialistische zwarte republieken moesten gaan vormen. (Daarbij diende uiteraard eerst het racisme binnen de communistische partij van de VS te worden uitgebannen). Anderzijds lag er de noodzaak van buitenlandse investeringen. Van hun kant probeerden de westelijke landen met het normaliseren van de betrekkingen en het doen van investeringen de communisten tot realiteitszin te verleiden. Het landschap was niet eenvoudig te overzien. Wat was beeldvorming of perceptie over en weer, en wat was de werkelijkheid? Wat was tactische manoeuvre, en wat was werkelijke strategie? Achteraf is het mogelijk om lijnen te trekken en verbindingen te leggen, die voor de mensen van toen niet zichtbaar waren. In die zin heeft de geschiedschrijver altijd gelijk – én ongelijk.
Lenin werd, tegen zijn testamentair vastgelegde wens, door Stalin (Jozef Besarionis Jugashvili) opgevolgd. Het was aan hem om de vervolgrevolutie – of de tweede revolutie – gestalte te geven. Bij de wisseling van het leiderschap was niet alleen sprake van continuïteit, maar ook van discontinuïteit. Zou Lenin er ooit voor gepleit hebben om alle macht in handen van één persoon te concentreren, die al zijn mededingers zou uitschakelen door gevangenis, executie of ballingschap? Die vraagstelling was echter academisch, want voortaan was alleen de Stalinistische versie van het Marxisme-Leninisme geldig. Een denksysteem dat geen vergissingen bevat en slechts op één manier geïnterpreteerd kan worden is niet goed in staat tot het toegeven van vergissingen en het aanbrengen van correcties.
De VS kon het zich veroorloven om voorlopig afstand van de Sovjet-Unie te houden. Zij verstrekte wel humanitaire hulp bij de hongersnood die de Sovjet-Unie in de jaren 1921 en 1922 trof en het leven kostte aan vijf miljoen mensen. Het duurde tot 1933 tot de VS de Sovjet-Unie erkende en er diplomatieke betrekkingen werden aangeknoopt. President Roosevelt regisseerde de aankomst van de Sovjetdiplomaten zo, dat deze samenviel met de feesten ter gelegenheid van het einde van de drooglegging. Een andere laatkomer was Nederland, in 1942 (het zat niet op koningin Wilhelmina vast, maar op minister van buitenlandse zaken Van Kleffens). Duitsland knoopte al in 1922 diplomatieke betrekkingen aan. Duitsland leverde technologie aan de Sovjet-Unie. Duitse vliegeniers kregen hun opleiding in Brest-Litowsk. Zo werden de beperkingen van het verdrag van Versailles omzeild. Twee jaren later volgden het Verenigd Koninkrijk, Italië, Noorwegen, Oostenrijk, Griekenland, Zweden, Denemarken, Frankrijk en China. Japan volgde in 1925.
Stalin had niet alleen te maken met de westelijke grenzen van de Sovjet-Unie. Hij diende ook de lange grens met China in het oog te houden, en de relatie met de oude vijand Japan. Stalin wilde China helpen tegen de Japanse expansiedrift. Tegelijkertijd betekende het conflict tussen China en Japan dat de Japanse strijdkrachten gebonden waren en niet tegen de Sovjet-Unie ten strijde konden trekken. De situatie was nog ingewikkelder omdat in China twee partijen om de macht streden: de nationalistische Kwomintan, vanaf 1925 onder leiding van Tsjang Kai-Shek, en de communisten, sinds 1935 onder leiding van Mao Zedong. In de ogen van de Sovjet-Unie waren de Chinese communisten te zwak om op eigen benen te staan. Zij moesten samenwerken met de Kwomintan om een sterke natie op te bouwen die als tegenwicht tegen Japan kon dienen. Tsjang gaf er echter de voorkeur aan om de communisten te bedreigen of uit te schakelen.
In 1931 viel Japan Mantsjoerije binnen. In 1937 breidde Japan de oorlog uit naar andere delen van China. Samen met de Amerikanen, die wilden voorkomen dat de Chinese markt in Japanse handen viel, steunde Stalin de strijdkrachten van Tsjang. De voorlopige samenwerking met de VS was echter niet voor uitbreiding vatbaar; Stalin was immers niet van plan om de Russische oorlogsschulden aan de VS terug te betalen. Tsjang begon steeds meer steun bij de VS te zoeken. Het ingewikkelde spel van driehoeks- en vierhoeksverhoudingen eindigde ermee dat de Sovjet-Unie en Japan in 1941 met elkaar een neutraliteitspact sloten. Daarmee werd het voor de Sovjet-Unie onmogelijk om China officieel te hulp te komen.
Achteraf gezien was de buitenlandse strategie van Stalin tweeledig. Hij wilde de economische interesse van het Westen voor de Sovjet-Unie vasthouden; hij wilde ook de revolutie beschermen door de Sovjet-Unie buiten de gewapende conflicten te houden. Er stond economisch teveel op het spel om buitenlandse avonturen aan te gaan. Stalins buitenlandse politiek was daarom meer conventioneel dan revolutionair. Zonder buitenlandse investeringen zou de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog onmogelijk zijn geweest. In de periode 1928-1936 kwamen honderden bedrijfsleiders uit de Sovjet-Unie naar de VS om daar de moderne technieken van productie en management te leren. Ruim 5% van alle Sovjet-ondernemingen kreeg assistentie uit het Westen in de vorm van menskracht of machines. Dat vroeg om normale diplomatieke betrekkingen. Die werden echter ook weer bemoeilijkt: Stalin vermeed oorlogen, maar verkeerde hij niet in staat van oorlog met zijn eigen bevolking? Daarover de volgende keer.