Massamoord op Tokio

De Bom en de bommen (7)

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had president Roosevelt een beroep op de strijdende partijen gedaan om niet over te gaan tot het bombarderen van onverdedigde steden en van de burgerbevolking. Honderdduizenden onschuldige non-combattanten zouden immers om het leven komen. Zowel Engeland als Duitsland stemden in met deze oproep. Duitsland deed dat tijdens het bombarderen van Warschau… Enkele weken na de Japanse verrassingsaanval op Pearl Harbor zei Roosevelt echter dat Japan zo spoedig mogelijk gebombardeerd moest worden. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. De Japanners waren bezig met een grote opmars in Zuidoost-Azië en in de Stille Oceaan. De Amerikaanse steunpunten op het eiland Guam en in de Filipijnen gingen verloren. Voordat de bommenwerper er doorhéén zou komen, moest het toestel wel ergens kunnen komen en ergens vandaan kunnen komen. Er moesten enorme afstanden worden afgelegd. Rechtstreekse aanvallen op Japan waren ondenkbaar. Nog sterker dan in Europa gold hier het dictaat van de afstand.

De eerste Amerikaanse luchtaanval op Japan vond plaats op 18 april 1942. Deze aanval werd uitgevoerd door 16 Mitchell B-25 bommenwerpers voor de middellange afstand. Het was een huzarenstukje: de vliegtuigen stegen op van een vliegdekschip. Dit was volstrekt nieuw en er was nooit voor geoefend. De toestellen waren ontdaan van defensieve bewapening en volgepropt met brandstof. Het was een vlucht met eenrichtingsverkeer want voor een bommenwerper was landen op een vliegdekschip onmogelijk. De bemanningen moesten maar zien waar zij in China of in Rusland zouden kunnen landen. De commandant van de Amerikaanse aanval, luitenant-kolonel Doolittle, verwachtte bij zijn terugkeer in de Verenigde Staten voor de krijgsraad gesleept te worden. Er was immers weinig schade aangericht en de vliegtuigen waren verloren gegaan. In plaats daarvan werd hij tot generaal bevorderd en kreeg hij de hoogste onderscheiding. In Amerikaanse bioscoopjournaals werd onder trompetgeschal uitgebreid aandacht aan de “Doolittle Raid” besteed. Eindelijk had Amerika iets terug kunnen doen tegen Japan. Het zelfvertrouwen van de Japanse bevolking was aangetast. Zij dacht achter de onlangs veroverde ring van buitenposten veilig en onaantastbaar te zijn. De plannen om een nieuwe buitenpost te veroveren, het eiland Midway, mislukten: de Japanse vliegdekschepen werden tot zinken gebracht. Strategisch had de aanval op Tokio weinig zin. Het was duidelijk dat deze aanval niet voor herhaling vatbaar was. Het dictaat van de afstand kon niet met eenrichtingsverkeer worden doorbroken. Psychologisch was het eerste bombardement op Japan wel een succes: Japan was niet onkwetsbaar.

In 1943 kwam een nieuwe moderne bommenwerper voor de lange afstand, de B-29 Superfortress, in productie. Eenrichtingsverkeer werkte niet. Zou een “haasje-over-systeem” een oplossing bieden? Operation Matterhorn werd opgezet. B-29’s werden in India gestationeerd. In China legden honderdduizenden arbeiders grote vliegvelden aan. De B-29’s zouden “over de bult” (bedoeld: het Himalaya-gebergte) moeten vliegen, in China bijtanken en vervolgens Japan bombarderen. De aanvallen zouden goed zijn voor het Amerikaanse thuisfront en voor het moreel van de Chinese generalissimo Tsjang Kai-Shek en zijn strijdkrachten in hun gevecht tegen de Japanse bezettingstroepen. Op 15 juni 1944 bombardeerden 47 B-29 bommenwerpers de keizerlijke staalfabrieken in het Japanse Yawata. Ruim twee jaren na de “Doolittle Raid” waren de Amerikanen terug in het Japanse luchtruim, deze keer blijvend.

Operatie Matterhorn duurde tot januari 1945. Er werden twee bombardementsvluchten per maand uitgevoerd. Het was een logistieke nachtmerrie. Alle brandstof en alle bommen moesten eerst door de lucht naar China worden vervoerd. Voordat een B-29 een bombardementsvlucht kon uitvoeren, moest het toestel eerst zeven bevoorradingsvluchten maken; en Tsjang eiste ook een deel van de bevoorrading op. Het “haasje-over-systeem” werkte zeer vertragend. Bevelhebber generaal (Iron Ass) LeMay leerde de zwakheden van de B-29 en van het bombarderen van grote hoogte kennen. De hemel boven Japan was vaak bewolkt en een sterke straalstroom liet de bommen afzwaaien van hun doelwit. Precisiebombardementen van grote hoogte waren uiteindelijk volgens LeMay niet haalbaar.

Waarmee moest Japan gebombardeerd worden, als het eindelijk zover was? In Amerika was berekend dat het gebruik van brandbommen het meest effectief zou zijn. In Japanse huizen was nogal wat bamboe, hout en papier verwerkt. De brandbestrijding was er bepaald niet bij de tijd. De Harvard-chemicus Fieser vond op zijn zoektocht naar synthetische rubber een nieuwe en zeer brandbare stof uit: napalm. Deze stroperige stof kon na ontbranding rivieren van vuur in alle richtingen verspreiden.

Fieser raakte ook betrokken bij een ander idee. Vleermuizen kunnen hun eigen gewicht aan lading dragen. Als vleermuizen nu eens beladen werden met kleine napalmbommen, en boven Japan werden losgelaten – dan zouden zij zich op ontoegankelijke plekken in gebouwen nestelen en daar talloze brandhaarden veroorzaken. In de wereldberoemde Carlsbad Caverns in New Mexico waren miljoenen vleermuizen te vinden. Bij het testen van de bat bomb ontstond echter een fors bedrijfsongeval. Op een spiksplinternieuw militair trainingsvliegveld bij Carlsbad werden per ongeluk “op scherp staande” vleermuizen losgelaten. Vanwege de geheimhouding had men de commandant van het vliegveld en de brandweer niet ingelicht. Na vijftien minuten brandden de hangars en de verkeerstoren als fakkels. Het project werd stopgezet omdat de vleermuisbommen toch te onvoorspelbaar waren; napalm had meer betrouwbare transportmiddelen nodig. Na de oorlog sprak men over het project als de Fledermaus Follies.

Ook de Japanners worstelden met het probleem van de lange afstand. Het Amerikaanse vasteland lag buiten hun bereik. Om dit te ondervangen lieten zij met waterstof gevulde grote ballonnen op, waaraan een lading explosieven en brandbommen was gehangen. Deze ballonnen waren gemaakt van vellen van op papier gebaseerd materiaal. De vellen werden door Japanse tienermeisjes aan elkaar geplakt. De ballonnen zweefden op tien kilometer hoogte met de straalstroom mee en konden na drie dagen het Amerikaanse vasteland bereiken. Van de 9.000 opgelaten ballonnen bereikten een kleine 300 de Verenigde Staten, waar zij tot in de staat Michigan werden teruggevonden. In maart 1945 raakte een ballon de hoogspanningsleidingen bij Hanford, Washington, waar de kernreactoren van het Manhattanproject stonden. Er ontstond kortsluiting maar een reservesysteem nam de koeling van de reactor over.

Na eindeloze gevechten van eiland naar eiland veroverden de Amerikanen in de zomer van 1944 drie eilanden in de Marianen-archipel: Tinian, Saipan en Guam. Het gevecht om Saipan was zeer bloedig. Van de 70.000 man, waarmee de Amerikanen aanvielen, waren er na afloop 14.000 dood, gewond of vermist. Bijna het gehele Japanse garnizoen sneuvelde of koos zelf voor de dood. De Japanse militaire gedragscode verbood militairen om zich over te geven of zich gevangen te laten nemen. (Daarom werden geallieerde krijgsgevangenen zo vaak mishandeld; zij hadden de code verbroken en hadden daarom hun menswaardigheid verloren). Twee derde van de Japanse burgers op het eiland maakte zelf een einde aan het leven, vaak door vanaf een hoge rotspunt in de zee te springen. Meteen nadat zij de eilanden in handen hadden, begonnen de Amerikanen met de aanleg van zes grote vliegvelden, op 2.500 kilometer van Tokio. Eindelijk waren er rechtstreekse aanvallen op Japan mogelijk en zou de oorlog definitief beslist en beëindigd kunnen worden. Het eerste bombardement vanaf de Marianen vond plaats op 24 november.

LeMay veranderde de strategie. De nadruk kwam nu te liggen op nachtelijke bombardementen met brandbommen vanaf geringe hoogte. De defensieve bewapening werd grotendeels uit de B 29’s verwijderd, zodat de bommenlast kon worden vergroot. Wéér werd area bombing officieel beleid. Het gebruikte argument was dat Japans industrie verspreid was over kleine bedrijfjes die in stedelijke gebieden lagen. De bombardementen zouden levens sparen want een invasie in Japan zelf zou ontelbare slachtoffers veroorzaken, ook onder de burgerbevolking. In feite ging het erom de oorlog zo snel mogelijk te beëindigen door de Japanse bevolking tot doelwit te maken en op de knieën te dwingen. In de nacht van 9 op 10 maart 1945 veroorzaakten 333 bommenwerpers de grootste vuurstorm van de oorlog. Daarbij werd een groot deel van Tokio in de as gelegd. Er vielen alleen al bij dit bombardement op Tokio 100.000 doden. Begin juni waren de zes grootste steden van Japan verwoest. Daarna zouden bijna 50 kleinere steden aan de beurt komen. 8 miljoen mensen waren het platteland op gevlucht. Weinig mensen waren meer aan het werk. De productiviteit daalde. Twee miljoen gebouwen waren vernietigd en negen miljoen mensen werden dakloos. LeMay sloot het voorwoord van zijn uitvoerige rapportage over de bombardementen op vier steden af met de opmerking dat het natuurlijk niet de opzet was om de burgerbevolking te bombarderen; het ging om strategische en industriële doelwitten die zich nu eenmaal in stedelijke gebieden bevonden. Dit subtiele onderscheid was echter uit de lucht gegrepen omdat het op de grond geen enkel verschil maakte.

Tijdens de oorlog werd hierover geen moreel debat gevoerd. De Japanners kregen volgens de publieke opinie hun trekken thuis. Zij hadden de verrassingsaanval op Pearl Harbor op hun geweten, en de verschrikkelijke dodenmars van Bataan. Time schreef over de verwoesting van Tokio dat een lang gekoesterde wensdroom in vervulling was gegaan. Hier en daar probeerden hooggeleerden en Jezuïeten nog wat tegengas te geven. Maar, schreef een andere geestelijke aan de New York Times: God heeft ons de wapens gegeven, laten we die dan ook gebruiken. Wat in de oproep van Roosevelt aan het begin van de oorlog nog crimineel was geweest, werd nu heldhaftig. De grens die overschreden werd, lag niet bij Hiroshima en Nagasaki, maar bij Dresden en Tokio. Hier was sprake van massavernietiging. De twee atoombommen op Japan waren voor militairen en politici slechts sluitstuk van dit proces. De Bom kwam te laat om het strijdtoneel in Europa nog te kunnen beïnvloeden. De tegen de Duitsers ontwikkelde Bom werd nu tegen Japan ingezet.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: