Een nieuwe manier van oorlog voeren

De Bom en de bommen (5)

Het moderne luchtbombardement werd rond de Eerste Wereldoorlog uitgevonden. Voor het bombarderen van de burgerbevolking werden eerst luchtschepen gebruikt. Luchtschepen waren echter log, langzaam en kwetsbaar. De Duitsers ontwikkelden de eerste bommenwerpers. In mei 1917 begon een nieuw hoofdstuk in de oorlogvoering: Folkestone en Londen werden vanuit vliegtuigen gebombardeerd. Londen kreeg 27 luchtaanvallen te verduren. Met het bombarderen was het karakter van het voeren van de oorlog veranderd, zowel in militair als in civiel opzicht. Een moderne luchtvloot zou de traditionele manier van oorlogvoering inhalen. Het aloude onderscheid tussen combattanten en non-combattanten, een van de criteria voor de rechtvaardige oorlog, kwam op losse schroeven te staan. De oorlog werd voortaan niet meer gevoerd tussen legers en vloten, maar tussen bevolkingen. De oorlog werd totaal en het thuisfront werd strijdtoneel. De verhouding tussen aanval en verdediging verschoof ook: omdat er geen bescherming was tegen vijandelijke bommenwerpers werd de aanval de beste verdediging. De Britse conservatieve premier Baldwin zei in november 1932 in het parlement dat de bommenwerper er altijd doorheen zou komen. Een volgende oorlog zou door het inzetten van bommenwerpers binnen een paar dagen beslist kunnen zijn.

De Haagse Conventie van 1907 had bepaald dat het aanvallen of bombarderen van onverdedigde steden en dorpen niet geoorloofd was. In 1923 probeerde men de nieuwe technologie met nieuwe regelgeving te ondervangen. De aangepaste Haagse Conventie verbood terreurbombardementen op de burgerbevolking, het vernielen van niet-militaire privé-eigendommen, en het treffen van non-combattanten. Categorisch uitgesloten werd het bombarderen van steden echter niet. Luchtbombardementen waren alleen toegestaan op militaire doelwitten, maar onder deze categorie vielen ook communicatiecentra en transportverbindingen. Zo ontstond in de regelgeving een gat van een dergelijk formaat dat er gemakkelijk een bommenwerper doorheen kon vliegen.

De proef op de som kwam in de Tweede Wereldoorlog. In de slag om Engeland en de daarop volgende Blitz tegen Londen en andere steden zou beslist worden of in een strijd tussen twee tegen elkaar opgewassen luchtmachten de bommenwerper er altijd doorheen zou komen. De slag om Engeland in de (na)zomer van 1940 was eigenlijk een slag om het overwicht in de lucht boven het Kanaal. Voor een Duitse invasie tegen Engeland zou dit overwicht absoluut noodzakelijk zijn. De Britten hadden een technische voorsprong: zij hadden kort voor de oorlog radarstations langs de kust geplaatst. Hun jachtvliegtuigen hoefden niet eindeloos te patrouilleren maar konden op de grond blijven wachten tot de waarschuwing voor een Duitse aanval kwam. De Duitsers waren in het nadeel. Hun Luftwaffe was er vooral op gericht om het grondoffensief tegen vijanden op korte afstand tactisch te ondersteunen. De Duitse bommenwerpers voor de middellange afstand konden slechts een beperkte lading meevoeren. De Duitse jachttoestellen konden slechts korte tijd boven het Britse grondgebied opereren voordat zij terug moesten naar hun bases aan de overkant van het Kanaal. Hun actieradius was ideaal voor gevechten op het Europese vasteland, maar juist niet voor een strategische rol op langere afstand. De jachtvliegtuigen konden de bommenwerpers niet beschermen. In de eerste fase van de slag kregen de Britse vliegvelden het zwaar te verduren. Op 3 september 1940 nam Goering echter het besluit om de Britse steden aan de vallen. Het werd een titanenstrijd, maar de radarstations werden ongemoeid gelaten en de vliegvelden kregen een adempauze. De Duitsers behaalden uiteindelijk geen overwicht in de lucht en operatie Zeeleeuw, de Duitse invasie tegen Engeland, moest worden afgelast. De bommenwerper bleek kwetsbaar te zijn en kwam er alleen doorheen als het luchtoverwicht gegarandeerd was.

Het valt op hoe weinig lessen de Britten – en later de Amerikanen – uit deze overwinning trokken. De Britten pasten de ervaring dat het moreel van de bevolking van Londen, Portsmouth en Coventry door de bombardementen overeind gebleven was niet toe op de Duitse bevolking. Zij verwachtten dat de Duitse bevolking niet tegen Engelse bombardementen opgewassen zou zijn en de moed zou verliezen. Het heldhaftig standhouden van Londen en van het in de oorlog tot nu toe alleen staande Engeland kreeg mythische proporties. Dat leidde tot een onderschatting van het incasseringsvermogen van de tegenstander. De Amerikanen dachten de problemen die de Duitse bommenwerpers hadden gehad te kunnen oplossen door hun bommenwerpers zwaarder te bewapenen en hoger en sneller te laten vliegen. Dan zouden de bommenwerpers geen escorterende jachtvliegtuigen nodig hebben. Dit bleek een kostbare misrekening.

Voor de in 1918 opgerichte Royal Air Force gold in de Tweede Wereldoorlog: bombarderen moest. Het was politiek immers noodzakelijk. Overal waren de Britten in het defensief gedrongen. Niets was gelukt. De landing in Noorwegen om de uitvoer naar Duitsland van Zweeds ijzererts via Noorse havens te blokkeren, was geëindigd met een smadelijke aftocht. Door het falen van de Franse legerleiding en het ineenstorten van de Franse verdediging kon het Britse expeditieleger het vege lijf alleen maar redden door uit Duinkerken de aftocht te kiezen en alle uitrusting en wapens daar achter te laten. Alleen het bombarderen van doelwitten in Duitsland zou aan de Verenigde Staten duidelijk maken dat Engeland streed en dat het de moeite waard was om deze strijd rechtstreeks of indirect te steunen.

Wat politiek wenselijk was, bleek militair echter moeilijk uitvoerbaar te zijn. De resultaten van de bombardementen op Duitse doelwitten waren niet bemoedigend. De RAF had boven Duitsland geen luchtoverwicht. Om te kunnen overleven moesten de bommenwerpers hun missies ’s nachts uitvoeren. Dat maakte het weer moeilijk om bij bewolkt weer of tussen nachtjagers en luchtafweergeschut door hun doelwit te vinden en te raken. Wèrd er wel iets geraakt? De bemanningen beweerden van wel, maar na analyse van gemaakte luchtfoto’s bleek het tegendeel waar te zijn. Over de luchtfoto’s en de werkelijke resultaten van de bombardementen werd op 18 augustus 1941 het externe Butt Report uitgebracht. De conclusies waren verbijsterend: slechts een op de drie bommenwerpers was binnen vijf mijl van het doelwit geweest. De schokgolf was groot. De RAF schoot in de verdediging en bracht een eigen rapport uit: met 4.000 bommenwerpers zou men de 43 Duitse steden met meer dan 100.000 inwoners kunnen verwoesten; de oorlog zou daardoor met een half jaar afgelopen kunnen zijn. Deze laatste claim werd kort daarna ingetrokken. Op de achtergrond speelden de politieke en militaire belangen van de diverse krijgsmachtonderdelen een rol: zou Bomber Command vanwege dit gebrek aan resultaat gekortwiekt worden, zodat de schaarse hulpmiddelen wél goed besteed zouden kunnen worden door het leger en door de marine?

Lord Cherwell, de wetenschappelijke hoofdadviseur van de Britse regering, die ook het Butt Report voor zijn rekening genomen had, presenteerde een nieuwe nota: het Dehousing Paper. Daarin was precies uitgerekend hoeveel mensen er dakloos zouden worden door het afwerpen van 1 ton bommen boven bewoond gebied. Niets was ingrijpender voor de overlevende bevolking dan het dakloos worden; dat was bij de Duitse bombardementen op Birmingham en Hull gebleken. Dit Dehousing Paper werd door het Britse kabinet aanvaard. Met deze verandering van tactiek, het opzettelijk treffen van de burgerbevolking, was het strategische bombardement gered maar de Haagse Conventie verloren. Om politieke redenen werd een morele wissel gepasseerd. Het is echter de vraag of daarmee een militair doel gediend was.

Op 14 februari 1942 werd aan de RAF het Area Bombing Directive verstrekt: val de Duitse industriearbeiders aan en breek het moreel van de Duitse bevolking door de steden en de burgerbevolking te bombarderen. De nieuwe bevelhebber van Bomber Command, de ijzervreter Harris, zei daarbij dat er geen beperkingen golden ten aanzien van de verliezen aan bommenwerpers en bemanningen. De Duitsers waren immers begonnen met het bombarderen van steden (Warschau, Rotterdam, Londen, Coventry) en zouden nu hun trekken thuis krijgen. Harris gebruikte er zelfs een Bijbeltekst bij: wie wind zaait, zal storm oogsten (Hosea 8 : 7). Op 31 mei 1942 volgde een bombardement op Keulen met de inzet van duizend bommenwerpers. Daarna ging de ene na de andere Duitse stad in vlammen op. Alle remmen gingen los, maar het doel werd niet bereikt: het moreel van de Duitse bevolking werd niet gebroken.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: