Bescherming en afschrikking

De bouw van ondergrondse schuilgelegenheden voor de politieke en militaire autoriteiten berustte op een van de paradoxen van de Koude Oorlog: de geloofwaardigheid van de afschrikking. Het moest de tegenstander duidelijk zijn dat – ook na een verrassingsaanval of een onthoofdingsaanval, gericht op het uitschakelen van de regering – er altijd een (vorm van een) regering zou overblijven die met haar second strike capability nucleaire vergeldingsaanvallen zou uitvoeren. Het ontbreken van schuilgelegenheden en van deze dodelijke duidelijkheid zou instabiliteit in de afschrikking kunnen veroorzaken en daarmee nu juist een kernoorlog kunnen uitlokken. Welk nut een ondergronds in beton verpakte en de kernoorlog overlevende regering zou hebben – wat viel er bij de massale vernietiging nog te regeren en over wie zou er eigenlijk geregeerd moeten worden? – was een vraag die niet gesteld mocht worden, omdat zij van défaitisme getuigde. Er was een drang tot conformiteit. Wie zich niet rond het nucleaire vaandel schaarde, werd als dissident weggezet.

Ook de bescherming van de burgerbevolking, die nooit compleet zou kunnen zijn, berustte op deze paradox. Tegen de kracht van moderne kernwapens was geen bescherming mogelijk. De fall-out zou overal doordringen. Niets doen op het gebied van civiele verdediging zou echter getuigen van een gebrek aan vertrouwen in het eigen afschrikkingsvermogen. De tegenstander zou op deze manier in de verleiding kunnen komen om de eerste klap uit te delen, omdat niet op enige weerstand van betekenis hoefde te worden gerekend. Wat zich op het gebied van de bescherming van de burgerbevolking afspeelde, had veel weg van een rituele dans met een hoog symboolgehalte. Maar ook symbolen kunnen gevaarlijk zijn, vooral als zij in beton worden verpakt. Want ook als de mensen zelf in de bescherming van de bevolking zouden gaan geloven, zou het afschrikkingsevenwicht door overmoed doorbroken kunnen worden. De overleefbaarheid van een kernoorlog werd een door de regering georganiseerde mythe. De burger werd bedrogen.

De mineshaft gap speelde wel degelijk een serieuze rol. Het Westen hield nauwlettend in de gaten wat de Sovjet-Unie op het gebied van civiele defensie deed. En dat was veel. Anders dan Engeland, Duitsland en Japan hadden de steden in de Sovjet-Unie tijdens de oorlog betrekkelijk weinig te lijden gehad onder strategische bombardementen. Dit leidde in de beginjaren van de Koude Oorlog tot een overschatting van de mogelijkheden tot civiele defensie en tot het onderschatten van de gevolgen van een kernaanval. Stalin snoefde dat de atoombom alleen mensen met zwakke zenuwen angst inboezemde, en dat soort mensen kwam in de heldhaftige Sovjet-Unie niet voor. Het erkennen van het gevaar was in strijd met de ideologie. De kennis van de effecten van kernwapens werd dan ook niet breed gedeeld. Na Stalins dood kreeg de nieuwe leiding van de Sovjet-Unie in september 1953 een briefing over kernwapens. Het verhaal gaat dat Chroesjtsjov zich een ongeluk schrok. In 1955 kwam er een streng geheim programma voor de civiele verdediging tegen kernaanvallen. Voor de bevolking werden trainingen georganiseerd. Bestaande schuilgelegenheden in kelders werden geïnspecteerd en mochten niet langer als opslagruimte worden gebruikt. Aan de bouw van moderne schuilgelegenheden die bescherming zouden kunnen bieden tegen de rechtstreekse gevolgen van een kernaanval werden miljarden besteed; maar aan het gevaar van de fall-out was nog niet gedacht. De primaire maatregel om de bevolking van de steden te beschermen, was evacuatie. Deze zou echter zinloos zijn als op het platteland geen moderne schuilgelegenheden gebouwd werden. Natuurlijk was er ook onwil of tegenwerking: fabrieken besteedden liever aandacht aan het behalen van hun productiequotum dan aan het beschermen van het personeel. Toch gaf naar schatting de Sovjet-Unie tien maal zoveel aan civiele defensie uit als de VS. Zaten daar agressieve bedoelingen achter? De Sovjet-Unie heeft wel vaak met nieuwe wapensystemen geparadeerd, maar nooit met geslaagde evacuatie-oefeningen.

In de VS werd gediscussieerd of de overheid haar beleid om de burgers zoveel mogelijk zichzelf te laten beschermen moest voortzetten of dat zij meer moest doen. Voorstanders daarvan beriepen zich op de sterkere onderhandelingspositie die een betere bescherming zou opleveren en in geval van nood een tweede München (waar Tsjechoslowakije aan Hitler werd prijsgegeven in ruil voor vrede) zou kunnen voorkomen. Anderen bestreden dit als mythe. De kernoorlog was niet te beheersen en afdoende bescherming was economisch niet te bekostigen: de “gewone” defensie was al duur genoeg. In Life van 15 september 1961 verscheen een artikel over door de burgers zelf aan te leggen schuilplaatsen. Als er voldoende voorzorgsmaatregelen waren genomen, zou 97% van de bevolking een kernoorlog kunnen overleven. Het artikel werd ingeleid met een aanbeveling van president Kennedy. In december van dat jaar verscheen een brochure van het Pentagon over civiele defensie, met een aanbeveling van minister van defensie McNamara. De regering ging niet zo ver in het beschermen van haar bevolking dat de 25 miljoen exemplaren van de brochure huis aan huis verspreid werden; zij was verkrijgbaar bij postkantoren en andere overheidsinstellingen, en dat moest voldoende zijn.

Kennedy had ook een politieke reden om civiele defensie hoog op zijn agenda te zetten. Hij verwachtte het bij de presidentsverkiezingen van 1964 op te moeten nemen tegen de Republikein Rockefeller. Deze had zich als gouverneur van de staat New York sterk gemaakt voor het aanleggen van schuilplaatsen door de overheid. Kennedy wilde bij de verkiezingen niet met lege handen staan en verhoogde het budget voor civiele defensie naar 695 miljoen dollar. Er kwamen echter weinig protesten uit het Witte Huis toen het Congres dit bedrag terugsnoeide naar 80 miljoen dollar. De crisis rond Berlijn had immers aan scherpte verloren en de VS had een militair overwicht.

Het beschermen van de burgerbevolking was een politieke mythe in dienst van het afschrikkingsdenken. Dat dogma moest overeind blijven. Het ging helemaal niet om de gewone burger. Ook niet in Nederland. Ook niet bij de Organisatie Bescherming Bevolking (BB) die in 1952 werd opgericht. Daarover de volgende keer.

Gepubliceerd door dsdiederik

Emeritus predikant met liefde voor geschiedenis. Muzikaal taalkunstenaar. Schrijft over Koude Oorlog.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: