De Sovjet-Unie had geen op een ander continent vooruitgeschoven bases. Zij beheerste de techniek van het in de lucht bijtanken van vliegtuigen nog niet. Daarom moest zij zich voorlopig beperken tot het bombarderen van de Europese bondgenoten van de VS, of tot éénrichtingsmissies (zelfmoordvluchten) naar het Amerikaanse vasteland. Het tijdschrift Aviation Week kwam op 15 februari 1954 echter met foto’s van nieuwe Sovjet-bommenwerpers die in staat zouden zijn om de VS te bereiken en haar met kernbommen te bestoken. De Sovjets hadden maar 18 van deze toestellen maar wekten de indruk dat het er veel meer waren. Defensie-analisten in de VS schatten dat de Sovjet-Unie binnen vijf jaren 800 van deze bommenwerpers beschikbaar zou hebben. Zo ontstond de mythe van de achterstand van de VS op het gebied van bommenwerpers: de bomber gap. Deze mythe werd aangejaagd door de Amerikaanse luchtvaartindustrie, die belang had bij nieuwe orders. Het uiteindelijke resultaat was dat de Sovjet-Unie in het zwaard van haar eigen misleiding viel. De VS voerde haar productie van bommenwerpers op totdat zij aan het einde van de jaren vijftig over 2000 moderne B-47’s en 750 nog grotere B-52’s beschikte. Dit tempo van productie was voor de Sovjet-Unie niet bij te houden. Er was dus wel een bomber gap, maar deze viel in het voordeel van de VS uit.
De regering van de VS wist dat de bomber gap een mythe was, maar kon deze niet ontzenuwen zonder de Amerikaanse spionagecapaciteiten te verraden. Deze lagen vooral op het gebied van het verzamelen van elektronische inlichtingen en luchtverkenning. Al vanaf 1946 voerde de VS spionagevluchten uit langs de grenzen van het luchtruim van de Sovjet-Unie en haar bondgenoten. Er werd daarbij veiligheidsmarge van 40 mijlen in acht genomen. Toch zijn er bij dit programma ongeveer 170 slachtoffers gevallen. De vliegtuigen maakten nu eenmaal navigatiefouten. Vanaf 1951 werden (met goedkeuring van Truman, Eisenhower en Churchill) ook spionagevluchten boven de Sovjet-Unie zelf uitgevoerd. De aanleiding tot deze vluchten vormde de verrassingsaanval waarmee de oorlog in Korea begon. President Eisenhower heeft eens gezegd dat een schending van het Amerikaanse luchtruim door de Sovjet-Unie voor hem een oorlogsdaad zou betekenen. De Amerikanen beschouwden hun eigen schendingen van het luchtruim van de Sovjet-Unie echter niet als agressie. Zij moesten hun informatie toch ergens vandaan halen? Het met omgebouwde bommenwerpers naderen en binnendringen van het Sovjet-luchtruim bleek bij nader inzien toch niet zo’n goed idee te zijn: hoe moest Moskou weten dat deze bommenwerpers “goedaardig” waren? In 1954 keurde Eisenhower het ontwerpen van een nieuw spionagevliegtuig goed. Het toestel kreeg de aanduiding U-2 en maakte in 1955 zijn eerste vlucht. Het vliegtuig vloog op zo grote hoogte dat het buiten bereik van de Sovjet-luchtverdediging zou blijven. De zaak lag zo geheim en gevoelig dat Eisenhower persoonlijk toezicht op de nieuwe spionagevluchten hield. Op 1 mei 1960 werd een U-2 boven de Sovjet-Unie neergeschoten. Een geplande topontmoeting tussen Eisenhower en Sovjetleider Chroesjtsjov mislukte voordat zij goed en wel begonnen was.
Tegen de ongefundeerde speculaties over een bomber gap kon de regering-Eisenhower weinig ondernemen. De foutieve cijfers gaven weer aanleiding tot een nieuw verhaal. Op 14 februari 1955 kreeg de Amerikaanse regering een wetenschappelijk rapport aangeboden over de dreiging van een verrassingsaanval met bommenwerpers van de Sovjet-Unie: het Killian-report van het Science Advisory Committee. Voor het eerst werd nu een overzicht gegeven van de dreiging op langere termijn. Maar op korte termijn dreigde gevaar: als er geen aanvullende maatregelen genomen werden (meer atoombommen, een vroegtijdig waarschuwingssysteem door nieuwe radarstations) zou er in 1958 een achterstand ontstaan in het afschrikkend vermogen (deterrence gap) van de VS. In de VS werden duizenden luchtafweerraketten met kernkoppen opgesteld (vijf luchtmachtofficieren stonden vrijwillig onder een kernexplosie op 6 km hoogte, om aan te tonen dat het nucleaire afweersysteem geen kwaad kon). Van het gevaar van het verspreid raken van het zeer giftige plutonium (het verliest de helft van zijn radioactiviteit in 24.000 jaar) werd de burgerbevolking niet op de hoogte gesteld. Een achterstand in afschrikwekkend vermogen of in defensie zou een aanval van de Sovjet-Unie kunnen uitlokken. Omdat de president (om begrijpelijke redenen) aarzelde, werd de publieke opinie door het opzettelijk lekken uit geheime documenten in de gewenste richting bewerkt (policy by press release). De meest fantastische geruchten over door kernreactoren aangedreven bommenwerpers en vliegtuigen in de vorm van een vliegende schotel deden de ronde.
De Sovjet-Unie lanceerde in 1957 twee satellieten: de Spoetniks. Boven op de bomber gap kwam een nieuwe mythe: de VS had een achterstand bij de ontwikkeling van kernraketten. Over deze missile gap de volgende keer.